Die belewitte elven

GaladrielIn Middelnederlandse geschriften is het geheimzinnige woord belewitte te vinden. Ik zou het zelfs een kleinood noemen. De betekenis van het woord is flink veranderd in de loop der eeuwen. In de oudste vermeldingen betekende het nog zoiets als ‘goede geest’; later veranderde dat in ‘toverheks’. Het woord bestaat nog in enkele hedendaagse streektalen in de verbasterde vorm beeldwit, met de minder spannende betekenis ‘slaapwandelaar’.

Wat kan het woord zelf ons zeggen? Wel, het lijkt erop dat het een van oorsprong bijvoeglijk naamwoord was dat later als zelfstandig naamwoord is gebruikt. Zo is er in het Oudengels het bijvoeglijk naamwoord bilewit ‘genadig, zachtaardig, zuiver, eerlijk’; God werd ook bilewit genoemd. Het tweede lid van het woord komt van de wortel van weten, en het eerste lid komt van de Oudgermaanse wortel *bil- ‘rechtvaardig, passend’, vanwaar ook ons woord billijk ‘redelijk, rechtvaardig’, en het Duitse woord Unbill ‘onrecht, krenking’. Het lijkt er dus op dat een belewitte volgens onze voorouders een wezen was dat wist wat rechtvaardig was, en zodoende zelf ook rechtvaardig was. Dat is een boeiend gegeven, en daar kom ik dadelijk op terug.

Volgens het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (EWN) is het onwaarschijnlijk dat de Oudgermaanse wortel *bil- ‘rechtvaardig, passend’ de voortzetting is van de Proto-Indo-Europese wortel *bhili- ‘gelijkmatig, passend, goed, vriendelijk’ (vanwaar ook Grieks phílos ‘eigen, verwant’ en Middeliers bil ‘goed’). De redactie van het EWN had er wel even bij mogen zeggen waarom dit precies onwaarschijnlijk is, aangezien het formeel en semantisch gezien juist zeer waarschijnlijk lijkt.

Hoe dat ook zij, het is voor mij een zeer boeiende gedachte dat onze oude heidense voorouders kennelijk meenden dat er bovennatuurlijke wezens waren die als een soort van morele wegwijzers optraden. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) zijn belewitten ‘een soort van elven’; het zou ook kunnen zijn dat belewitten en elven geheel één en dezelfde waren.

Als we de vroegste overleveringen bekijken, dan zien we dat de elven meer zoals de elven in Tolkiens verhalen werden gezien dan als de kleine feeën van de laatste eeuwen. Getuige oude Germaanse voornamen als *Albarēdaz ‘elven-raad’, *Albaharduz ‘elf-sterk’, *Albaweniz ‘elven-vriend’, *Albaharjaz ‘elven-krijger’, *Albarūnō ‘elven-geheim’, *Albahauhaz ‘hoog als een elf’ en *Albaberhtaz ‘helder/schitterend als een elf’, lijkt het erop dat de elven in de vroegste overleveringen werden gezien als een volk apart. Elven waren kennelijk rijzige wezens, wijs en vaardig, mooi en licht, en sterk en strijdbaar.

Als elven ook belewit waren, dan ontstaat er uiteindelijk een beeld van de elven dat verdraaid veel op de voorstelling van J.R.R. Tolkien lijkt. Maar dat mag ook niet verbazen, want Tolkien was een filoloog, en zodoende zeer gedreven de ware betekenis van oude woorden te achterhalen en oude noties te reconstrueren. Zijn elven waren academisch verantwoord, ja. Denkt u daar maar aan de volgende keer dat u zijn boeken leest, of de films ervan kijkt.

8 gedachtes over “Die belewitte elven

  1. De redactie van het EWN maakt wel meer interessante en vreemde gedachtensprongen. Je zou je bijna afvragen waarom… Kijk maar eens bij “doel”. 😉

    Over de Belewitten: de Alven kunnen inderdaad belewit zijn, maar niet alle Alven zijn dat. Ik denk dat, op grond van de “Nevellingen” en andere groepen er ook een soort “Deemsteralven” moeten zijn (geweest).

    Alven kunnen Ansen zijn, maar ook Reuzen en Dwergen. Het hangt van de weg af die het “wicht” gekozen heeft en welk aspect de dichter/verteller naar voren wil brengen.

    Dat God ook belewit genoemd werd, dat wist ik niet.
    Het woord Alve geeft overigens al aan dat de oorsprong een lichte, witte en per defenitie een goede oorsprong moet zijn. Degenen die daarvan afgeweken zijn, moeten dan ook worden onderscheiden, waardoor uiteindelijk het woord vervalt tot een algemeen woord voor een bepaald soort wezen.

    Dit om het gemakkelijk te maken. 😉

    1. Dauwvoeter,

      Het lemma “doel” is inderdaad een prachtig voorbeeld. En dat terwijl de redactie bij andere lemmata weer veel strenger is.

      Elven zijn in de Oudnoordse overleveringen vaak inwisselbaar met anzen en dwergen, ja. Dan vermoed ik, zoals jij lijkt te vermoeden, dat er een tijd was waarin elven een duidelijker omlijnde groep waren (uitgesproken belewitte wezens), en dat men in latere tijden ook allerlei andere wezens onder die noemer is gaan scharen, en men elven dus gebruikte als een algemene term voor bovennatuurlijke wezens. Daardoor zou er allengs de noodzaak zijn ontstaan om elven onder te verdelen in lichtelven, donkerelven en zwartelven.

      Het blijft uiteraard giswerk, maar boeiend niettemin.

  2. Prachtige webstek, Olivier! Ik ben erg onder de indruk van de doorwrochte aanpak. Zo’n log laat wat dat betreft veel meer ruimte over aan intellectuele tours de force.

    Ik geniet van de berichten. Ik ga ze allemaal lezen!

    Mijn complimenten ook voor het schilderij van Jan Asselijn! Mooie keuze, met een subtiele knipoog naar het verleden en het beschermbare.

    Groeten,

    Marcel.

    1. Bedankt voor de complimenten, Marcel!

      Leuk dat het schilderij je ook zo is opgevallen. Ik vond “de bedreigde zwaan” wel een mooi zinnebeeld voor de Nederlandse taal.

      Overigens is de etymologie van zwaan ook belangwekkend. Het woord is verwant aan Oudengels swin(n) ‘geluid, melodie’, en in de verte aan Latijn sonus ‘klank, geluid, geraas’.

      1. Dag Olivier,
        Erg mooi.

        En het klinkt heel aannemelijk. Dezelfde ontwikkeling zie je in de Latijnse wortel sord- (vgl. F. ‘sordide’) met als cognaat Nl. ‘zwart’ en Eng. ‘swarthy’.

        Interessant, hoe dat Latijn *suo- gewoon afvlakt tot so-.

        Ik zou je meer willen schrijven, maar dat gaat wat moeilijk met zo’n foontje.

        Groeten,

        Marcel.

  3. Marcel,

    Dat is een leuk voorbeeld ja!

    In het Oudnoords heb je overigens naast svartr ‘zwart’ (< Oudgermaans *swartaz < Proto-Indo-Europees *suordos) ook ablautend sorta ‘zwarte verf’ (< Oudgermaans *swurtōn), sorti ‘donkere wolk’ (< Oudgermaans *swurtan) en een reus genaamd Surtr (< Oudgermaans *swurtiz). Zo’n -w- houdt maar moeilijk stand tussen een klinker en een achterklinker. 🙂

    In het Nederlands zouden we dan ablautend zoort(e) hebben. Wat voor betekenis zouden we daaraan kunnen verbinden? 😉

  4. Zoort. Da’s de “Zwarte (vuurreus)” die met zijn zonen in de Mospille de wereldbrand zal veroorzaken, toch. 😉

    Anders moet je ook eens een post plaatsen over de “Sigelwaras”. (Volgens Tolkiens verhandeling-> “Sigelwara land”)

    Over de Alven nog een noot: mensen werden ook wel tot de rangen der Alven verheven. (Zoals de Noordse koning Olaf Geirstad).

    1. Ik heb Tolkiens verhandeling even uit de bibliotheek geplukt en ga haar vanavond lezen. Bedankt voor de tip!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.