Het Nederlands is een mooie taal, maar in de loop der jaren is het wel een beetje verwaarloosd en verworden. Zo is er van de oude naamvallen vrijwel niets meer over; haast alleen in wat versteende uitdrukkingen komen we nog verbuigingen tegen. Uiteraard, een taal is gedoemd te veranderen, maar mensen die hier hun schouders bij ophalen kennen vaak de rijkdom van eerdere incarnaties niet. Zo is althans mijn ervaring.
Andere opvallende ontwikkelingen van het Nederlands van nu zijn de woekering van de stomme e en de kluwens van medeklinkers. Wat dat laatste betreft hebben we nog geen Slavische toestanden, maar toch. Het is wel eens anders geweest.
Neemt u bijvoorbeeld woorden in de overtreffende trap. Een woord als eerste is nog wel te doen, vooral mits u dat uitspreekt met een bescheiden dan wel bekakte r. Maar wanneer we aankomen bij een woord als zwartste dan tergen wij tong en tanden (en oren). Vroeger zat er dan ook een klinker tussen: ten leste een stomme e, maar daarvoor een mooie volle ronde klinker. Het is ook wel te begrijpen dat deze verdwenen is; onbeklemtoonde klinkers neigen nu eenmaal naar verzwakking en verdwijning. Maar ik zie er niets op tegen om toe te staan dat men voor een dergelijk woord een variant met een tussenklinker gebruikt.
Wat is er bijvoorbeeld mis met sterkeste in plaats van sterkste? Uiteraard zal het voor velen gek klinken en lijken, maar eigenlijk gebeurt precies zoiets al in de spreektaal: sterrekste. Wel, dat vind ik een lelijke vorm, want het breekt de stam sterk op. Dan liever sterkeste. Zo was het vroeger ook. Sowieso heeft het invoegen van tussenklinkers historisch precedent. Zo leidde bijvoorbeeld Oudgermaans *fuglaz tot Oudnederlands fogal en daarna tot Nederlands vogel.
Maar goed, nu zult u mij niet zo snel in het dagelijks leven sterkeste horen zeggen; al zou u mij niet misverstaan. Nee, als ik dergelijke varianten zou omarmen, dan zou ik ze in eerste instantie beperken tot de schrijftaal. Als ze enigszins levensvatbaar zijn, dan vloeien ze vanzelf van de schrijftaal naar de spreektaal.
Als zulks toekomt dan zou ik er wellicht een schepje bovenop kunnen doen, en geen stomme e als tussenklinker gebruiken, maar zo’n mooie volle ronde klinker waar ik het al over had: sterkaste, net als in het Nynorsk. Al is het maar voor de sier; het oog wil ook wat.
Eigenlijk is dit niets anders dan een roep om spellingsversoepeling. Dat wil niet zeggen afschaffing van de spellingsnormen –geen wetteloosheid alstublieft!– maar het aanvaarden van de mogelijkheid te kiezen tussen een ‘snelle’ vorm en een ‘dichterlijke’ vorm, dat wil zeggen eentje waarmee te spelen is in lied en dicht. Je mag de taal best een beetje sturen richting welluidendheid. Dat getuigt juist van liefde en betrokkenheid, van de notie dat taal niet slechts een communicatiemiddel is, maar ook een bron van schoonheid. Je moet het alleen niet doordrijven of afdwingen. Uiteraard zullen de meningen verdeeld zijn over wat welluidend is en wat niet, maar laat men gerust een beetje wedijveren. Dan zien we vanzelf wel welke richtingen voorbeeldig en schoon zijn.
Tegelijk misschien verregaande streektaal spellingonderwijs op scholen?.’
Eigenlijk is het van de zotte dat we al onze ingeboren diversiteit in hebben moeten wisselen voor andere “diversiteit” die we niet anders dan moeten aanvaarden.
Zelf zou ik het liefst zien dat men onderwijs niet langer voor een overheidstaak houdt, maar die van andere, natuurlijker overheden; ouders, grootouders, families, priesters.
Ik verheug me altijd over hoe verschillende kloosters allerlei eigenaardigheden in schrijven en illustratie-stijlen hadden. Hoe dat per streek kon verschillen. Er zit een creativiteit in, maar een die niet zomaar is. Niet zoals veel “straattaal” dat nu gehuldigd wordt door onverstandigen als “nieuwe, creatieve taalvormen die we moeten bevorderen”.
Je verdere pleidooi is, hoewel het op het “know-how-to-create” niveau ligt, niet zo gek en het opperen heeft er al een “wyrd” aan gegeven. Ouwe woordnurre dat je bent. 😛
Ik heb wat moeite met dat Sowieso(ste).
Hoe bedoelt u?