Verguisd en vergeten?

Zelfs binnen de grenzen van Academia is hij tegenwoordig zo goed als vergeten, maar eens gonsde zijn naam door de gangen van Oxford en Cambridge waar menig jonge student, ontsnappend aan de strenge blik van zijn hoogleraren, in zijn betoverende versen een glimp opving van een wereld die mijlenver van de preutse moraliteit van het victoriaanse Engeland verwijderd was. Áls Algernon Charles Swinburne (1837-1909) nu nog herinnerd wordt, dan is het vanwege het schokeffect dat zijn anti-christelijke sentimenten en sexuele perversiteiten teweegbrachten in het Engeland van de jaren 1860. Het verschijnen van Poems and Ballads (1866) leverde hem al gauw de bijnamen Swineborne, Swiftburn en Sinburn op, en beroemd is dat dichteres Christina Rossetti de regel ‘The supreme evil, God,’ schrapte uit haar editie van Atalanta in Calydon (1865). Helaas overschaduwt dit eenzijdige beeld van Swinburne de werkelijke en blijvende waarde van zijn poëzie – zijn uitzonderlijke meesterschap van de muziek van traditionele versvormen.

Niet voor niets noemde Tennyson hem eens ‘a reed through which all things blow into music’ en prezen latere critici Swinburne onder meer als een virtuoos bespeler van het Engelse metrische toetsenbord en een dichter van symfonische grandeur. Zijn leven lang was hij op zoek naar nieuwe rijmschema’s en ritmes ter vergroting van de klankschoonheid en uitdrukkingskracht van de Engelse taal. Zijn Hymn to Proserpina, een lofzang aan het adres van (de godin van) de dood,  is hier een uitstekende illustratie van. Op een generatie opgevoed met de soberdere, meer ingetogen poëzie van Tennyson en Arnold, moet de combinatie van het dubbele rijm, de lange regels en de sensuele anapestische cadans, die oud-Griekse voorbeelden suggereert, een enorme impact gehad hebben:

In the night where thine eyes are as moons are in heaven, the night where thou art,
Where the silence is more than all tunes, where sleep overflows from the heart,
Where the poppies are sweet as the rose in our world, and the red rose is white,
And the wind falls faint as it blows with the fume of the flowers of the night,
And the murmur of spirits that sleep in the shadow of Gods from afar
Grows dim in thine ears and deep as the deep dim soul of a star.

Ongetwijfeld Swinburne’s meest geprezen gedicht is The Triumph of Time, een bedwelmende mix van karakteristieke thema’s als een onverhulde doodswens, anti-religieuze gevoelens, en een sentimentele liefde die bij het minste of geringste overslaat naar sadistische en zelfs kannibalistische (!) neigingen. Ook hier is het echter de klankschoonheid van zijn taal die dit alles verheft tot een muzikaal monument van de traditionele dichtkunst. Swinburne gebruikt een van zijn favoriete stanzaïsche vormen met een afwisselend iambisch en anapestisch ritme als hoofdthema, waarop hij gedurende het lange gedicht steeds nieuwe variaties aanbrengt. Eén voorbeeld (het citeren van één stanza is eigenlijk even zinloos als het selecteren van één maat uit een symfonie van Beethoven):

It is not much that a man can save
On the sands of life, in the straits of time,
Who swims in sight of the great third wave
That never a swimmer shall cross or climb.
Some waif washed up with the strays and spars
That ebb-tide shows to the shore and the stars;
Weed from the water, grass from a grave,
A broken blossom, a ruined rhyme.

Uiteindelijk is de schoonheid van Swinburne’s muzikale dichtkunst slechts te ervaren, en schrijven erover is, net als praten over muziek, even zinvol als dansen over architectuur. Wel zou ik nog de lange verhalende gedichten Tristram of Lyonesse (1882) en The Tale of Balen (1896) willen noemen als voorbeelden van zijn rijke muzikaliteit – die in het eerste gedicht nog benadrukt wordt door zijn gebruik van Wagneriaanse leitmotieven (waarover ik eens een Engels stuk schreef).

Zelf prees Swinburne zijn voorganger Percy Bysshe Shelley ooit door te stellen dat de twee hoogste vormen van dichtkunst de dramatische en de lyrische zijn, en dat, even stellig als Shakespeare voor eeuwig de grootste dramatische dichter zal blijven, Shelley in de lyrische poëzie de eerste plaats inneemt en nimmer zal afstaan. Ik zou hieraan willen toevoegen dat als muzikale poëzie een derde categorie is, Swinburne zelf hierin zonder twijfel – en waarschijnlijk voorgoed – de allergrootste is. Zijn omvangrijke en muzikale oeuvre is als een zwanenzang van de traditionele poëzie, wier vormvaste melodieën na zijn dood al snel wegstierven – maar wie de religieuze en sexuele controverses voor lief neemt, hoort Swinburne’s onovertroffen woordmuziek ook in de eenentwintigste eeuw nog even krachtig nagalmen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.