Ongetwijfeld het invloedrijkste zinnebeeld voor het Romantische in de literatuur is ontleend aan M.H. Abrams’ The Mirror and the Lamp (1953). Waar eerdere schrijvers zich zagen als een spiegel die zo getrouw mogelijk de werkelijkheid reflecteert, aldus Abrams, wilde de Romanticus juist zijn als een lamp, die een nieuw licht op de wereld schijnt. Veel minder bekend, maar minstens zo verhelderend, zijn de metaforen (of symbolen) die Owen Barfield introduceert in zijn essay “The Harp and the Camera” (1977).
De harp
De harp waar Barfield op doelt is de zogenaamde eolische harp – naar Aeolus, de Griekse god van de wind – ook wel windharp genoemd. Het is een instrument dat, bijvoorbeeld geplaatst bij een open venster, bespeeld wordt door de wind. Bij de Romantici was de windharp een geliefd zinnebeeld voor de scheppende kunstenaar. Zo schreef Shelley eens over de mens als een instrument waarover het leven een reeks indrukken speelt, zoals het veranderlijke blazen van de wind een eolische harp beroert, en beweegt tot een eeuwig veranderende melodie.
Als metafoor voor het creatieve proces, betekent dit dat de dichter zich geïnspireerd voelt door iets buiten zichzelf; dit kan een ongedefinieerde Kracht zijn, of Liefde, maar ook een Muze, de Natuur, of God. De aan tijd en ruimte gebonden persoonlijkheid van de kunstenaar is hoe dan ook ondergeschikt aan iets hogers, dat hem bespeelt als een instrument. Zoals Shelley schrijft in “Alastor”:
Ik wacht uw adem, Grote Ouder, laat
Mijn lied meetrillen met de westenwind,
Het golven van de wouden en de zee,
De stem van al dat leeft, het weefgezang
Van dag en nacht, en ’t diepe hart der mens.
De camera
Hiertegenover plaats Barfield de camera, die een voorstelling opneemt en vervolgens op een leeg scherm projecteert. Waar een windharp in beroering wordt gebracht door indrukken van buitenaf, kan een camera zintuiglijke waarnemingen slechts opslaan. De waarnemer bevindt zich op veilige afstand van hetgeen hij waarneemt, en er is geen ruimte voor een hogere macht die de mens beweegt – de bewuste persoonlijkheid bepaalt welke indrukken geselecteerd worden en hoe het eindresultaat zal zijn. Als de windharp een symbool is voor goddelijke inspiratie, vormt de camera een karikatuur van de menselijke verbeelding wanneer die slechts indrukken herschikt en reproduceert.
Volgens Barfield is deze metafoor tegengesteld aan de Romantische impuls, en kenmerkend voor bepaalde hoofd-stromen van de moderne en Modernistische literatuur, waarbinnen men vooral aandacht heeft voor het oppervlak van de dingen, voor zintuiglijke indrukken, en weinig ruimte laat voor inspiratie door iets buiten de persoonlijkheid van de schrijver. In de strijd tussen de harp en de camera heeft de laatste de overhand gekregen, en Barfield betreurt de gevolgen die dit voor veel moderne literatuur heeft:
Waar is de muziek gebleven? Waar is de wind die de muziek tot leven blaast, de hagion pneuma, de ruach elohim? Het lijkt er werkelijk op of de camera op alle fronten heeft overwonnen, en de harp in stukken geslagen.
De harp én de camera
Hoewel Barfield de windharp verkiest boven de camera, pleit hij niet voor een terugkeer naar een Romantische overgave aan een hogere macht: we kunnen niet ontkomen aan een zekere mate van projectie van onze eigen indrukken en het maken van bewuste keuzes. Het verhaal van de harp en de camera kan alleen een waardig vervolg krijgen als we een manier vinden om de twee symbolen samen te smelten, om onze eigen naam in te schrijven in wat we scheppen, maar zo, dat onze handtekening tegelijkertijd de naam van een Ander is.
Aan het slot van zijn essay wijst Barfield op de belangrijke rol die zijn mede-Inklings in dit verhaal spelen. Charles Williams, C.S. Lewis en J.R.R. Tolkien behoren volgens hem tot een stroom die tegen de keer van de dominante cameracultuur ingaat. Door de verbeelding te koppelen aan inspiratie vangen ze, net als de Romantici voor hen, echo’s op van muziek uit een andere wereld. Barfield noemt in het bijzonder Tolkiens essay “On Fairy-Stories,” waarbij hij ongetwijfeld denkt aan de passage waarin Tolkien schrijft:
Fantasie blijft een recht van de mens. We maken naar onze maat en op onze afgeleide manier omdat we gemaakt zijn – en niet alleen gemaakt, maar gemaakt in het evenbeeld van een Maker.
In het besef dat wat we scheppen onherroepelijk de signatuur van onze Schepper draagt, verenigt Tolkien verbeelding en inspiratie, harp en camera. Zo wordt de kunstenaar als een camera die geen oppervlakkige indrukken projecteert, maar het Licht dat zijn geboorterecht is. Of, anders gezegd, als een magische windharp die in plaats van lijdzaam mee te bewegen, haar eigen muziek voortbrengt, en harmoniseert met het zingen van de wind.
Mooi stuk, Kasper. Stof tot nadenken, wederom. 🙂