Menigeen weet dat het Fries soms meer op het Engels lijkt dan op het Nederlands of Duits. Althans, waar het woorden en klanken betreft. In de meeste zulker gevallen gaat het om een woord dat de vier talen gemeen hebben, d.w.z. eenzelfde woord dat zij allen geërfd hebben uit het Oudgermaans. Zie bijvoorbeeld Engels green en Fries grien tegenover Nederlands groen en Duits grün; allen komen zij van Oudgermaans *grōniz. Maar in enkele gevallen delen het Engels en het Fries een woord dat in het Nederlands en het Duits niet eens voorkomt. Een welbekend voorbeeld hiervan is Engels key en Fries kaai tegenover Nederlands sleutel en Duits Schlüssel. Zie hier voor een overzicht van zulke gelijkenissen tussen Engels en Fries.
Anderszins lijkt het Fries op geen van de drie voornoemde talen en heeft het bijvoorbeeld eerder een (oppervlakkige, algemene) gelijkenis met de Scandinavische talen. Het gaat dan niet zozeer om gemeenschappelijke woorden die gelijkvormig zijn, maar om kenmerkende klanken, zoals in kjeld ‘kou’, fjoer ‘vuur’, gjin ‘geen’ enz. De Noorse tegenhangers daarvan zijn anders: kulde ‘kou’, ild ‘vuur’ en ingen ‘geen’. Maar elders kent het Noors wel die klanken: kjøtt ‘vlees’, fjell ‘berg’, gjennom ‘door’ enz. Al moet worden gezegd dat bijvoorbeeld kj- en gj- in het Noors inmiddels anders worden uitgesproken dan ze op schrift doen vermoeden.
Doch uiteraard komt het Fries in veel opzichten ook overeen met het Nederlands, en dan afgezien van woorden en klanken vooral in woordvolgorde. Maar ook dan kan het Fries bijzonder verrassend uit de hoek komen. Zo gaf de taalkundige Eric Hoekstra in het Friesch Dagblad enkele jaren geleden het volgende voorbeeld van een Friese zin die zeker niet één-op-één naar het Nederlands kan worden overgezet (maar wel naar het Gronings, dat een Fries substraat heeft):
“Dat er de jonges neibliuwe litte wold hie.” Goed Fries
“Dat e jonges noablieven loaten wild har.” Goed Gronings
“Dat ie de jongens nablijven laten gewild had.” Slecht Nederlands
“Dat ie de jongens na had willen laten blijven.” Goed Nederlands
En zo heeft het Fries nog veel meer eigenaardigheden en gelijkenissen ten opzichte van zustertalen.
Is het niet zo dat waar je deze overeenkomsten van woord- of klankbeeld en grammaticale constructie tussen het Engels en het Fries ziet, en deze afwijken van het Nederlands en het Duits, je in die gevallen wel weer vaak een familiare overeenkomst in de Scandinavische talen terugziet?
Ik mis widdo/widow 😉
[A] Maar nog wat anders over wat overeenkomsten met Scandinavisch en vergelijk daarvoor de volgende woorden;
[1] (to) think – tinke – denken – denken en thin – tin – dun – dünn
Dit rijtje brengt me namelijk tot een ander punt vooral als je het vergelijkt met het onderstaande rijtje;
[2] (to) do – dwaan (Ofri: dûan) – doen – tun
De (stemloze) wrijfklank th [de þ van het IJslands] die uitsluitend aan het woordbegin voorkwam en die in het Engels (en IJslands vergelijk het verwante þykja) stand gehouden heeft, heeft zich in het Nederlands en Duits tot d- ontwikkeld, terwijl die vormen in het Fries tot t- geworden zijn.
Een uitzondering op deze ontwikkeling vormen de voornaamwoorden en plaats en tijd aanduidende bijwoorden (dô/dû/dyn, dat, dizze, dêr, doe), waarvan de equivalenten in het Engels (en in het IJslands in wat minder correct taalgebruik) stemhebbend worden uitgesproken (thou/thee/thine, that, there, then).
Deze zelfde ontwikkeling heeft zich ook in de overige Scandinavische talen voorgedaan met uitzondering van het Færøers (du, din, det, disse, der, då / tú, tín, tađ, (hessi), tá).
Je kunt er gerust van uitgaan dat wanneer een inheems Nederlands en Duits woord met een d- beginnen, die woorden in het Fries met een t- beginnen (toarst – dorst, tekken – deken, teie – dooien, triuwe – (ver)drijven, tried – draad, tonger – donder, tiisdei – dinsdag etc.).
[B] Een andere overeenkomst (n.a.v. van het woord tried) met een ontwikkeling die zich nog in het Scandinavisch laat zien (en vooral in oudere stadia), is het verschijnsel dat ‘breking’ genoemd wordt.
De oorsprong is in beide takken wel verschillend; in het Scandinavisch is het vooral ontstaan doordat een korte e-klank zich is gaan breken tot de tweeklank ‘ja’ [*gelda > gjalda, *sterna > stjarna].
De breking die in het Fries voorkomt, komt juist voor bij de lange (dalende) tweeklanken -ie-, -ea-, -oa- en -oe-. Die klanken klinken in alle gevallen of (in geval van -oe-) meestal als de klinkers onder invloed van de r in de woorden ‘dier’, ‘keer’, ‘door’ en ‘boer’; dus ook in ‘dream’, waarbij het begin van de tweeklank de nadruk krijgt en afzwakt tot een sjwa-achtige klank.
In het Fries is het zo dat b.v. de woorden tried (draad), beam (boom), doar (deur) en stoel in het meervoud binnen de tweeklanken een soort van klemtoonverschuiving krijgen, waardoor triedden uitgesproken wordt als /trjidd(ǝ)n/ en beammen als /bjemmǝn/ of meestal /bjemm/ (lang aangehouden m) en doarren als /dwarr(ǝ)n/; in het meervoud van woorden met een oe-klank wordt de verandering in uitspraak ook in de spelling weergegeven stuollen [/stwoll(ǝ)n/], bruorren [brworn]. Dit verschijnsel doet zich ook voor bij verkleinvormen [triedtsje, beamke, bruorke en stuolke].
Aannemelijk is dat de ontwikkeling zo gegaan is: */brûor/ >/ brûǝr/ vs. */brûorren/ > /bruôrr(ǝ)n/.
Deze breking lijkt vooral zich voor te doen, wanneer de stam in uitspraak verkort wordt; woorden waarbij dit standaard het geval gewoorden is, zijn hjir(re) /jirr(ǝ)/ (hier) en hearre /jerrǝ/ (horen).
Heel zelden treedt breking op in de verbuiging van werkwoorden; sliepe (ik sliep, dû sliepst, bliede, dû bletst).
[C] Een derde overeenkomst met het Deens en het IJslands is dat de klankcombinatie sk vaak nog bewaard is gebleven en ook hard en niet, zoals in Engels, Duits, Færøers, Noors en vaak ook Zweeds gepalatiseerd is geraakt tot /sj/; zo spreken Friezen nog over beherskje, fisk(je) en minsken.
[D] Het voorlaatste wat het Fries deelt met Færøers en IJslands is het bewaren van de werkwoorden die oorspronkelijk uitgingen op -ja(n), maar in tegenstelling tot de twee Scandinavische talen is in het Fries deze categorie van werkwoorden op -je productief, doordat neologismen ermee gevormd worden (kompjoeterje, twitterje). Vaak ook hebben Nederlandse werkwoorden op -eren een Fries equivalent op –earje [/-jerjǝ/].
Deze werkwoorden vormen hun verleden tijd en voltooid deelwoord niet zoals bij andere zwakke werkwoorden op -t(e[n])/-d(e[n]), maar m.b.v. een sjwa-klank: ik freegje, frege, ha frege (vragen).
Friezen beginnen in toenemende mate door onkunde en ontbrekend onderwijs in het Fries deze categorieën door elkaar te halen en soms ook Nederlandse verbuigingen erop los te laten, maar deze werkwoorden zijn ook wel boeiend, doordat de vormen die oorspronkelijk in hun uitgang die j-klank hadden een palatisering laten zien (en soms umlaut), terwijl die in andere vormen zonder j-uitgang achterwege blijft;
Ik twitterje/meitsje/laitsje/skuodzje/jei(je), ik twittere/makke/lake/skuodde/jage, ha twittere/makke/lake/skuodde/jage [twitteren, maken, lachen, schudden, jagen].
[E] Het allerlaatste wat het Fries laat zien, wat het overigens niet deelt met het Scandinavisch, maar wat binnen het West-Germaans toch wel uniek is (naast het zgn. gerundium), is dat de pv in de derde persoon meervoud niet automatisch overeenkomt met de infinitief vorm; voorbeelden van de werkwoorden geven, zien, doen, trekken (archaïsch) (eerst inf.): jaan, jouwe / sjen, sjogge / dwaan, dogge / tsjen, tsjogge.
Goed, dit zijn zo wat eigenaardigheden van het Fries die het vrij unieke karakter binnen de Nederlandse grenzen aangeven en die het toch wel behoorlijk apart zet van andere gebieden met regiotalen.
Helaas is het zo dat Friese kinderen vooral weinig (1 uur per week in de brugklas, daarna niet meer), maar ook slecht (d.w.z. niet systematisch) Fries krijgen en Nederlandstalige kinderen, niet zelden gedekt door ouders, zich weten te drukken voor Friese les, waardoor ook de Friestalige kinderen hun Fries steeds slechter beheersen, wat blijkt uit het niet goed uit elkaar houden van diverse verschillende categorieën van werkwoorden of het niet consequent toepassen van breking door het inzetten van mengvormen onder invloed van het Nederlands.
Bedankt voor het uitvoerige antwoord; dat zijn inderdaad belangrijke overeenkomsten! Over Friese breking heb ik overigens al eens wat geschreven. Popkema in zijn Grammatica Fries wijdt ook aardig wat bladzijden aan deze en andere ontwikkelingen. Dat was voor mij een aangename verrassing.
“Je kunt er gerust van uitgaan dat wanneer een inheems Nederlands en Duits woord met een d- beginnen, die woorden in het Fries met een t- beginnen (toarst – dorst, tekken – deken, teie – dooien, triuwe – (ver)drijven, tried – draad, tonger – donder, tiisdei – dinsdag etc.).”
Duitse woorden die met d beginnen wel, inderdaad, maar Nederlandse woorden die met d- beginnen kunnen ook teruggaan op Oudgermaans *d- . En in dat geval begint het Friese woord ook met een d-, zoals bij:
dag – dei
dier – dier
dochter – dochter
duur – djoer
diep – djip
Ah, dat artikel had ik nog niet gezien.
Ik bedoelde ook dat wanneer zowel ’t NLse als Duitse woord met d- beginnen, de klank in Fries t- is.
Tige tank )
Ah zo! In dat geval heb ik niets gezegd.
Gelezen; benoemt met name lexicale breking. Is er ook (had ik niet genoemd), maar de verbuigbreking is ook opmerkelijk. N.a.v djoer; de trappen van vergelijking hebben het ook (weet alleen niet hoe je het schrijft); djurder (??) – men zegt iig “djudr”, zo ook swier (zwaar); swierder (men zegt swiddr).
Interessant stukje, dit. Ik had eerlijk gezegd het Fries / Engelse rijmpje (“Bûtter, Bread en Griene Tjiis is good Ingels en good Frees”) verwacht, persoonlijk vind ik dat altijd wel een aardige demonstratie van enige overeenkomsten.
Maar er zijn meer talen/dialecten in Nederland en Duitsland die meer weghebben van Engels dan van de resp. nationale taal, op het Twents kunnen we het namelijk ook wel hoor; “Hound, Haavk, Hert end Hoon biint oald Engels mer good Tweantsk”
De overeenkomsten tussen Fries en Gronings zijn naar mijns inzien algemeen bekend, Gronings, (noord)Drents, Stellingwerfs en Oost-Fries worden niet om niets “Frieso Saksies” genoemd.
Ook zijn er wel een paar overeenkomsten kussen Fries en Twents (ik weet niet of deze ook in andere Saksische dialecten voorkomen) b.v.:
Tw, Fry, NLd:
Bottervleeg/Bottervoggel, Bûttervleij, Vlinder
Luk, Lulk, Iets/Wat (t.p.: Möss.t nog luk? – Moet je nog een beetje / Wil je nog wat/iets)
Krek(.t), Kreket (?), Net zo / Precies (t.p.: Een den krek miejzölvn is. Iemand naar mijn evenbeeld. // Krek.t as. – net als.)
(Spelfouten, in het Fries, zijn voorbehouden)
Fries voor “vlinder” is flinter (niet een woord met “bûter” o.i.d.), dus meer zoals het Nederlandse. “krekt” is een gedeelde ontlening aan het Frans (“correct”) en geen oude overeenkomst. “luk” voor een beetje is verwant aan “luttel” in het Ndl en “lyts” (klein) in het Fries uit een oudere vorm “luttik > luddik”, die in Duitse Nedersaksische dialecten nog voorkomt.
Het meest correcte nederlands zou zijn: het niet scheiden van het woord nablijven 🙂
Dus:
“dat hij de jongens had willen laten nablijven.”