And when Thiodolf stepped out of the beech-wood into the broad sunshine dappled with the shadow of the leaves of the hazels moving gently in the fresh morning air, he was covered from the neck to the knee by a hauberk of rings dark and grey and gleaming, fashioned by the dwarfs of ancient days.
(Uit William Morris’ The House of the Wolfings, 1889.)
Immer is het mij een wens een woord als ancient te hebben in onze eigen tong. Want oeroud en aloud, hoewel roerend en sprekend, moeten er hun meerdere in erkennen. Wellicht is het omdat ik voor zo’n wezenlijk begrip liever geen afleiding of samenstelling zie, maar een woord dat als ondeelbaar aanvoelt. Is een dergelijke aangevoelde eenheid niet een grote reden waarom leenwoorden vaak de voorkeur kunnen genieten?
Wat ancient is stamt uit een verstreken tijdperk, komt uit verloren tijden. Ancient heeft een lading van verhevenheid, doch kan goed of kwaad zijn – een ancient evil is iets om rekening mee te houden, is voorwaar niets alledaags.
De oorsprong van het woord ancient ligt in het Vulgair Latijn; het is waarschijnlijk in het Engels beland toen die verwaten walen uit Normandië het edele, oude Engeland veroverden op de Angelsaksen. Daarvoor, in het Oudengels, had men een woord met dezelfde lading: fyrn. Men sprak aldus niet van ancient days, maar van fyrndagas! Een dichterlijk woord voor de Schepping was fyrnweorc –oftewel ancient work in hedendaags Engels– en de Schepper Zelve werd ooit de Fyrnweorca Fréa genoemd, de Lord of Ancient Works.
Fyrn komt van Oudgermaans *fernijaz en is tevens overgeleverd in zustertalen, zij het met afwijkende betekenis. In het Oudhoogduits had men firni ‘oud, verouderd’, in het Gotisch faírneis ‘oud, oeroud’ en in het Middelnederlands verne, dat echter enkel ‘oud’ betekende met betrekking tot wijn. Doch later, in de zeventiende eeuw, vinden we nog een enkele keer de betekenis ‘oud’ in algemene zin:
O vernen stronk, ghy draaght wel boonen
Maar beeter dan de boonetyd
Waar mee de moeslui taafels kroonen
In de ontwikkeling van het Nederlands bestond sterk de neiging om -ern- uit te spreken richting -aarn-. Zei men vroeger gerne, nu zegt men gaarne. En zo zou verne zich ontwikkelen tot vaarne. Of eigenlijk vaarn, want wij laten niet meer toe dat een onverbogen bijvoeglijk naamwoord op een -e eindigt.
De klank en bondigheid van vaarn verblijden mij! Klanken worden des te langer als zij door een -r- worden gevolgd; de -aa- in vaarn is langer dan die in vaak of vaan of vaal. En deze langere klank ademt verhevenheid, als ik er zo naar luister. Ik denk aan de daden van vaarne koningen, aan grootse, vaarne hallen, aan de geheimen van de vaarne wereld, en zo voort.
Wij hebben oud, ons alledaagse woord, naast gammel, dat een begrip van vervallenheid beduidt, en jaracht, dat wijst op hoe de jaren tekenen. En wij hebben vaarn, dat is voorbehouden aan statige ouderdom.
En toen Thiodolf uit het beukenhout in de brede zonneschijn stapte, bespikkeld met de schaduw van de hazelbladeren die zachtjes in de frisse morgenlucht bewogen, was hij van de nek tot de knie bedekt met een halsberg van ringen donker en grijs en glanzend, gewrocht door de dwergen van vaarne dagen.
Het welluidende ‘vaarn’ zou een door mij evenzeer gevoelde leemte in onze taal wegnemen (al twijfel ik qua klank nog of ik ‘vern’ niet schoner vind, met de verlengde ‘e’-klank). Toevalligerwijs vertaal ik de laatste tijd veel teksten over ‘ancient wisdom’ uit het Engels, en ik laveer nu noodgedwongen tussen weinig bevredigende vertalingen als ‘wijsheid uit het verre verleden’, ‘eeuwenoude wijsheid’, ‘wijsheid van onze verre voorouders’, ‘wijsheid uit de oudheid’, en wat al niet meer.
Zulke vertalingen ontberen inderdaad de kracht van de oorspronkelijke uitdrukking.
De variant vern heeft het voordeel op ver te lijken, waarop de gedachte aan een ver verleden vanzelf opdoemt. Anderzijds, juist door deze gelijkenis kan vern aan geheimzinnigheid en dus kracht inboeten. Het wordt dan alledaagser in mijn ervaring. Mijn voorkeur gaat dan nog steeds uit naar vaarn. Dat lijkt dan weer meer op varen, met een gedachte aan gevaren in de zin ‘voorbij’.
Overigens, en dit had ik nog willen melden in mijn stuk, in het Oudnoords bestond forn, teruggaande op Oudgermaans *furnaz, een variant van het hierboven genoemde *fernijaz. Dit *furnaz zou in het Nederlands voorn luiden. De gelijkenis met voor (denk aan de voortijd) vind ik meer een nadeel dan een voordeel. En dan laten we de vissoort voorn er nog buiten.
dag Olivier,
dit is weer een laas om van te snoepen. Als er vaarne woorden worden opgediept gebruik ik ze met veel wonne.
Toch denk ik dat de verschuiving van -ern richting -aarn meer Hollands is. Immers in het Vlaams wordt gaarne ‘geire’. Dus ik denk dat hier het
woord verne zou voortgewenteld zijn tot ‘veire’. Het is maar een veronderstelling.
Blij van dienst te zijn, Walter!
Daar zeg je wat over het gebruik van het woord buiten het ABN. Doch is Vlaams geire wel van dezelfde oorsprong als gaarne? Ik heb de juiste naslagwerken even niet voor handen.
Wij hebben, in het Oudhoogduits en Oudnederlands, nog het woord “entisc” of “endisc”. Het zou wellicht “ends” zijn geworden in het huidig Nederlands.
De herkomst is niet geheel helder. Het lijkt bijna een tegenhanger van het Latijnse ante of antiquus.
Ah ja, een goede aanvulling!
Uit het Oudnederlands Woordenboek:
endisk
Etymologie: Tegen de opvatting dat het een leenwoord uit het Latijn is, pleit ohd. enti (adv.) ‘vroeger’ in Otfrid (De Grauwe 1982: 291-292). Cognaten: Oudhoogduits entisc ‘oud’.
Morfologie: afleiding, basiswoord (bijwoord): endi ‘vroeger’; suffix: isk ‘drukt een (gelijkenis)relatie uit’. Hier is uitgegaan van een inheems woord, cf. De Grauwe 1982: 291-292 en voor het Oudhoogduits Splett 1993: 184. De Grauwe (1979: 60) merkt op dat men voor het suffix gewoonlijk een “gelehrten (Uebersetzungs-)Charakter” aanneemt. Vgl. verder EWA II, 1086-1087.
–
Hoe mooi dat de Oudhoogduitse vorm zo lijkt op Tolkiens woord entish!
Voor de moderne Nederlandse vorm zouden wij in plaats van ends/ents trouwens ook voor het gerekte einds/eints kunnen gaan.
Verder, ancient is (net als antiek) uiteindelijk een afleiding bij Latijn ante ‘voor’, en dit ante lijkt een cognaat te zijn van Oudnederlands endi ‘vroeger’ (Oudhoogduits enti id.). Dat maakt ends/ents/einds/eints praktisch een cognaat van ancient.
Olivier, je schrijft: “De variant vern heeft het voordeel op ver te lijken, waarop de gedachte aan een ver verleden vanzelf opdoemt.” Is het woord vern wel verwant aan het woord ver? Of durf je misschien zover te gaan om te stellen, dat de woorden ver en vern dezelfde zijn (in de zin van etymologisch dezelfde) ?
Alvast dank voor een eventueel reactie.
Klaas J Eigenhuis
Hoi Olivier. Ik ben iets wijzer geworden. Hoewel Köbler bij gotisch faír-n-ei-s* met scheidingsstreepjes aangeeft, dat de n in dit woord niet bij de wortel hoort, suggereert hij met “ Etymologie : germ. *ferna- (1), *fernaz, *fernja-, *fernjaz, Adj., vorjährig, alt; vgl. idg. *per- (2A), Präp., vorwärts, über, hinaus, durch, Pokorny 810, Lehmann F14” misschien weer, dat we hier met een ander woord te maken zouden hebben dan het n-loze ver ‘D weit’. Ik heb daarom een knoop laten doorhakken door Jan de Vries [AEW 1962 p.138] en Friedrich Kluge (die van de Wet van Kluge) 1899 p.108 § 228 (Nominale Stammbildungslehre der altgermanischen Dialekte), waar beide auteurs bereid bleken één en ander uit te leggen i.v. Oudnoords forn “alt, heidnisch” (komt van pgm *furna, let op!! met u. Er zit hier dus ablaut!! Ablaut bij wat sterk op een voorzetsel lijkt!)
JA, de –n- hoort bij een suffix. Wélk suffix (met eventueel welke “mittelvokal” – term uit Kluge 1899) , uit welke taalfase (!!), en met welke functie, da’s natuurlijk verdomd aardig om eens goed (eens en voor altijd!) uit te zoeken.
Maar voorlopig wilde ik je (/jullie) de volgende vraag voorleggen: Kan de Wet van Kluge, zoals geformuleerd in EWN-3 p.21 (ook in EWN-4 p.23) bij dit woord, dat immers een suffix met een n blijkt te hebben, (eventueel) gespeeld hebben? We hebben het nu zó vaak over die Wet van Kluge gehad, dat we nu toch in staat moeten zijn om hem ook (in retrospectie natuurlijk!) toe te passen” !!
kj.eigenhuis@12move.nl
Het Mnl. woord “verne” ‘oud’ vertoont uiteraard geen effecten van de Wet van Kluge. Het voorkomen van ablaut bij uit PIE wortels ontstane voorzetsels is niet uniek: zie de lijst op blz. 220-222 in Beekes, Comparative Indo-European Linguistics 1995. Het hoofdstuk heet dan ook Indeclinable Words en niet Indeclinable Roots. Daarom is *furn- naast *fern- helemaal niet zo verwonderlijk. De wortel *per- heeft trouwens in het Hittitisch ook een mooie ablaut e : nul. Die zag ik wel bij Kroonen 2011, maar niet in Beekes 1995.
Hé, verrassend!! Géén Kluge !! En dan ook nog wel “uiteraard” !
Maar ja, je moet natuurlijk niet naar het woord verne kijken, maar naar verre.
Ik keek “uiteraard: in Beekes 1995 p.220-222, was me ook bewust van de betekenis van de titel van dit hoofdstuk ;-), maar wat ik nou NIET zag: de wortel *per. Aha, jij vond hem óók al niet. Zou Beekes hem vergeten zijn ? Kán natuurlijk …. Wat ook kan, … oh nee, natuurlijk niet, Guus hééft al gezegd dat hier niks substraats bij is. En hij is de specialist 😉
Dan moet je je wat duidelijker uitdrukken. Het woord “verre” bevat een geminaat /rr/ op de juiste plek en komt daarmee evt. in aanmerking voor een verklaring van de geminaat uit /rn/. Dat is dan wel een verklaring die afwijkt van o.m. EWN.
Beekes hoeft niets te zijn vergeten op blz. 220-222, want hij presenteert die lijst niet als uitputtend. De wortel PIE *per- staat er wel, maar de ablaut e : nul van die wortel is er niet te vinden.
Het ontbreken van een PGm wortel in het PIE hoeft overigens niet te betekenen dat die wortel daarmee automatisch substraat is, zoals je suggereert met je meewarige uitsmijter. Er zijn nog zeker twee andere mogelijkheden voor verwerving van een woord of woordwortel: lenen of scheppen.
>> Dan moet je je wat duidelijker uitdrukken. Het woord “verre” bevat een geminaat /rr/ op de juiste plek en komt daarmee evt. in aanmerking voor een verklaring van de geminaat uit /rn/. Dat is dan wel een verklaring die afwijkt van o.m. EWN. <<
Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig, Paul.
Maar dank hoor, je reageerde tenminste.
Behalve déze kwestie kwam in onze recentste mailwisseling nog meer aan de orde. Ik ben mij daarvan bewust. Maar ik heb geen behoefte aan discussie met JOU, en de vaste rubriekschrijvers geven geen asem, zelfs niet op een fraaie lijst correcties op deel 4 van het EWN.
Klaas