Waar heeft rondom het huis de wind het over?
Achter geloken ogen gaat het huis teloor
En wandel ik weer langs een oever
Van het verleden, en er is geruis
Van water en van riet, vooral van water.
Een blij kind roept mijn naam – werd ik ooit oud?
Aldus begint het gedicht Wind om het huis geschreven door Arend Roland Holst, dat hij hier in zijn heldere en gedragen Nederlands voordraagt. Hij speelt met de betekenis van het weinig gebruikte geloken: de geloken ogen van een huis zijn immers de luiken, wat de metafoor oproept – het lichaam als huis van de ziel – die de verwante woorden ook in betekenis verbindt. Zo blaast Holst met zijn dichterlijke gebruik van een bekende uitdrukking nieuw leven in een ondergewaardeerd woord; tegelijkertijd herinnert hij ons aan de gedeelde oorsprong van geloken en luiken.
Oorspronkelijk komen beide woorden van een in onbruik geraakt werkwoord luiken dat te gebruiken is als een dichterlijker variant van sluiten, zoals wassen een plechtiger vorm van groeien is. Uiteindelijk is luiken terug te voeren op een proto-Germaanse stam *lūkan-; vergelijk ook Engels lock en de Oudnoorse vuurgod Loki. In het Nederlands lijkt het woord in de eerste plaats gebruikt te zijn voor de zinnen (ogen, mond, oren) en zaken als deuren, vensters en luiken; met een afleiding beluik duidde men een afgesloten binnenplaats aan.
Naast geloken ontleent het hedendaagse Nederlands aan dit vergeten werkwoord nog vaste uidrukkingen als Beloken Pasen, oogluikend toestaan, en uiteraard het negatief ontluiken, als in het kerstlied dat aanvangt met ‘Er is een roos ontloken’. Een minder bekend maar minstens zo bloemrijk voorbeeld is te vinden in Vondels Salomon (1640), waar hij de teloorgang van Salomons minnares beschrijft met twee korte maar prachtige regels: ‘Sidonia ontlook, gelijk een wereldwonder: / Zij ging in rozen op: nu gaat ze in tranen onder’. Behalve met bloemen was (en is) ook ontluiken in het eigenlijke, ‘letterlijke’ gebruik vooral verbonden met het lichaam en/als een huis.
Tegenwoordig wordt het echter meer in figuurlijke zin gebruikt, als in een ontluikende verliefdheid en het ontluiken van de jeugd of de lente. Niettemin behoudt het in dergelijke figuurlijke uitdrukkingen de cyclische bijklank die in Vondels verzen zo sterk tot uiting komt. Een in de lente ontloken bloem zal eenmaal weer luiken, en nadat we ’s ochtends onze ogen (of ons huis) ontloken hebben, zullen we iedere avond met geloken ogen en dichte luiken weer de nachtrust opzoeken. Zo zal ook een ontluikende verliefdheid eens weer eindigen, en uiteindelijk ons leven, vele jaren na haar ontluiken in de jeugd, besloten worden.
Hoe toepasselijk is het dat A. Roland Holst juist in dit gedicht achter geloken ogen zich afwendt van de buitenwereld en wegdroomt naar het verleden, waar de rijkere binnenwereld van zijn herinnering zich opent. Wind om het huis is een van de vele bespiegelingen over het naderende levenseinde die de toon zetten van zijn laatse bundel Voorlopig (1976), uitgegeven in het jaar van zijn heengaan – en daar heeft ook de wind rondom zijn huis het over. Het gedicht beluikt met de mooie, verstilde regels:
Ver van de kudde staat een schaap te blaten
Als vele jaren her, en ik werd oud.
De wind gaat liggen en de lucht betrekken:
Sterven brengt ander weer, ik wist het wel.
Weldra kan ook geen blij kind mij meer wekken.
Dan gaat de dood sneeuwen, en het wordt stil.
Zowel formeel als semantisch een vreemde vogel, die Noorse god Loki
De etymologie van de naam Loki (met korte o) wordt door Jan de Vries in zijn Altnordisches etymologisches wörterbuch AEW 1962 (2000) besproken, met grote nadruk op de formele aspecten van het woord. Ik las ergens op het internet, dat één of meerdere etymologieën zoals door Jan de Vries besproken, door de desbetreffende auteur wordt/worden “afgewezen” louter op semantische gronden! – Dit is natuurlijk geen volledige etymologie bedrijven!!
Dat Jan de Vries er in 1962 formeel 1 nog niet helemaal uitkomt, komt, omdat er in die tijd nagenoeg alleen maar gedacht werd langs klankwettige lijnen die door de “Indogermaanse grammatica” werden voorgeschreven. Die tijd ligt nu hopelijk achter ons!
Weliswaar wordt nu (in de huidige essentiele overweging of een woord pie is of niet) het betekenisaspect weer erg belangrijk, maar we mogen natuurlijk nu niet teruggrijpen op semantische aspecten aan een adstraatwoord (= van vóór de PIE-tijd) die we “gevonden” meenden te hebben door het botweg afwijzen van etymologieën op louter formele basis. Met andere woorden: tot we Loki verschrikkelijk op de pijnbank hebben gelegd, moeten we gewoon nog alle opties open houden! De Oudnoordse (= on) woorden logi ‘vlam, gloed, zwaard’ en Loki “name eines gottes” kúnnen eventueel verwant (of dezelfde) zijn, als we g / k alternantie op plaats 3 in het woord noteren, d.w.z. als optie open houden.
Vergeet niet, dat het verbinden van Loki (uit *luki met korte u dan? maar korte u vereist a in de volgende lettergreep om tot korte o te ‘umlauten’) met de lange û (ū ) in Protogermaans *luka (u kort en/of lang) ‘sluiten’ – maar in het on ook ‘openen, omheinen’ en nog andere betekenissen – stuit op : “a well-known [PIE-]formal problem” [OFED 247] !! (Nu zijn problemen er om opgelost te worden, en volgens mij schiet OFED daarbij in ieder geval een eind in de goede richting).
Leuk, dat je taalaandacht vraagt voor het sterke werkwoord luiken, zo toch volgens Van Loey 1960 (Middelnederlandse Spraakkunst, I Vormleer. Groningen/Antwerpen.) Ik heb dit uiteraard diepgaand bestudeerd, in dit geval naar aanleiding van mijn etymologische opstel over de plantennaam Look Allium [WNP] (waaraan gekoppeld die van Knoflook [WNP] en van Knoflookpad [WND]); ik heb het uitermate boeiend en leerzaam gevonden.
Beschikbaar voor de geïnteresseerde lezer is vooralsnog alleen het artikel –luka in de Old Frisian Etymological Dictionary van Boutkan D & Siebinga S M 2005. kj.eigenhuis@12move.nl
1 Semantisch trouwens ook niet. “De Loki-figuur werpt vele problemen op.” [Grote Winkler Prins, deel 12, 1975, i.v.]
Artikel uit De Vries J, AEW (p.366):
Loptr m. personenname, auch name für Loki.
Bedeutung fraglich.
Gering H, Kommentar zu den Liedern der Edda (Halle 1927-1931)i, 279 : zu lypta ‘in die höhe heben, lüften’, was der bedeutung nach nicht stimmt und phonetisch unmöglich ist.
A. Kock, Indogermanische Forschungen 10, 1899, 99 vergleicht lopt-eldr ‘blitz’, wie Loewenthal, Arkiv för Nordisk Filologi 32, 1916, 269 es zu neu-isländich leyptra ‘blitzen’ stellt und deshalb die wurzeln *leup und *leip annimmt, vgl. leiptr ‘lichtglanz, blitz’. Aber Loki ist kein Blitzgott !
Kemp Malone Publications of the Modern Language Association 67, 1952, 1154 verbindet loptr mit lopt und erklärt das wort als ‘Luftgott’; aber auch das stimmt nicht zu zu Lokis charakter.
A. Olrik 1911 nam aan, dat Loki een kurzname was, en dan verkort van Loptr of Lódurr, ook een Godennaam.
Dank voor je uitgebreide aanvulling op de etymologie(ën) van ‘Loki’. De mogelijke verbinding van ‘luiken’ met ‘knoflook’ vind ik inderdaad ook geponeerd in het EWN, dat de semantische verbinding zoekt in ‘samengeloken bol’.
Het (on)aardige van EWN-3 is nu juist, dat ze een verondersteld vóór-Indo-Europees substraatwoord (dus dan een non-piewoord), Look ‘Allium’, doodleuk verbinden met een woord dat huns inziens PIE is (lok via Wet van Kluge (een wet originerend uit de substraattaal!!) te verbinden met het sterke adstraatwoord luiken, dat in EWN echter nog onbetwijfeld pie genoemd wordt! Dat is inconsequent, en bovendien heeft men niet opgelet wat Boutkan & Siebinga erover uitgevogeld hebben! (Wat een algemeen euvel is bij EWN). Dát bedoelde ik eigenlijk, Kasper 😉 Overigens formuleert men in EWN: “samengevouwen bol” (niet: “samengesloten”) – voor wat het waard is natuurlijk.
Over de etymologie van Loki (misschien toch oorspr. een lange oo ?!!) leze men ook http://en.wikipedia.org/wiki/L%C3%B3%C3%B0urr
kj.eigenhuis@12move.nl
Ach zo, ik begrijp het probleem, geloof ik. Zal me overigens eens wat inlezen over de sub-/adstraattheorie, dan kan ik jullie discussies hierover ook wat beter volgen.
Hoi Kasper
Ik ga zelf ook eens grasduienen in het internet! Goeie tip. Zoek met het woord substraattaal, niet met “substraattheorie”.
Onze substraattaal (of beter: substraattalen) is/zijn dus ouder, in ieder geval in deze contreien, dan het PIE in deze contreien is, Dat betekent dus een chronologische scheiding, en dat betekent weer dat je hier het woord lenen nooit gebruiken moet (niettemin, je struikelt over deze term). EWN ziet niet in, dat als Look adstraat is, en luiken zou pie zijn, en beide woorden zouden in een etymologische relatie staan, dat de betekenis van de plant (of de uienbol ws.) overgegaan moet zijn op die van het werkwoord!! Of, om deze absurditeit eens door te zetten: ‘ogen als Uien’ zou voorafgaan aan ‘geloken ogen’ 😉
Beste Kasper en meelezers,
Dit http://nl.wikipedia.org/wiki/Substraattaal is wat Wikipedia schrijft bij “substraattaal” . Het is qua inhoud en qua strekking ongeveer gelijk aan de “definitie” van substraattaal in EWN-1 p.40. Men geeft als sprekend voorbeeld de situatie in Groningen respectievelijk Brussel aan !!
Ik plaats hier twee uitroeptekens achter, omdat heel sterk de aandacht afgeleid wordt van substraattaal in veel belangrijker context, namelijk die van de taal die gesproken werd in enig gebied (in Europa) vóór het PIE daar zijn intrede deed. Die intrede houdt men op c.4500 B.C. in de zuidelijke Oekraïne (de substraattaal dáár noemde ik daarom wel eens “Oud-Kievs”) als vroegste jaartal resp. 3.000 B.C. in onze contreien, dit als jongste jaartal (de initiële verspreiding van het Indo-Europees over Europa zou dus anderhalf millennium geduurd (gevergd) hebben.). De jaartallen staan in Beekes 1995, p.313 resp. 316, met kaartjes. Als ik de substraattaal in Drenthe “Oud-Hunebeds” noem, is dat niet om interessant te doen of om te suggereren dat we van die taal zo’n beetje alles weten, nee, het is slechts ter ondersteuning van het geheugen. Als men zich aan die namen ergert, dan moet men ze maar niet overnemen.
Dat er zich in ons modern Nieuw-Nederlands woorden bevinden, die uit een oude substraattaal afkomstig zijn, is momenteel onomstreden. Zelfs iemand als mevr. Van der Sijs schrijft in haar dikke werk, “Chronologisch woordenboek”, 2001, p.216, 12e regel van boven :
Evenmin kende het Indo-europees nevenvormen met een nasaal (m of n) voor een medeklinker, de zogenoemde prenasalisatie, dus de woorden dorpel – drempel, struik – stronk, hok –honk, kut – kont zijn niet-Indo-europees plus voetnoot 77 die verklaard wordt op p.578 in haar structuurloze bijbel. Ook de klankcombinaties kl- en kn- gaan niet terug op het Indo-europees en wijzen dus op substraatinvloed (alleen knie is Indo-europees). Tot zover het citaat uit Cw 2001.
Als dan die fraaie woorden kut en kont wél heel oud, maar niet Indo-Europees zijn (let op de afwijkende spelling van deze taal in Cw!), dan komen ze dus rechtstreeks uit onze substraattaal. Daar windt Van der Sijs in haar eigen boek geen doekjes om, door op dezelfde bladzijde 216, maar dan helemaal bovenaan (eerste regel dus) te stellen: Beekes meent echter dat mogelijk de helft van de ogenschijnlijk erfwoorden een substraatwoord is plus noot 75 die verwijst naar haar bladzijde 578 (ik wil trouwens geen mening uitspreken over het nut van dit boek Cw; wél wil ik dat doen voor het boek van Beekes (Comparative Indo-European Linguistics, 1995, maar beter nog een latere druk, waarin Beekes kennelijk veel beter dan in zijn 1995-boek doordrongen is van het bestaan (nog steeds!!) van woorden uit het substraat) dat onontbeerlijk is om iets van het PIE te kunnen begrijpen.)
Ik gaf al met twee uitroeptekens aan: die substraatwoorden , die zijn er nog steeds in onze taal ! NIKS UITGESTORVEN !! (Ook de grammatica niet, is mij gebleken uit mijn onderzoek aan de Germaanse sterke werkwoorden). Dat is het grote manco van het Wikipedia-stuk, dat suggereert, net als Beekes 1995 doet, dat er van dat substraat helemaal niks meer over is, en dat we DUS van die substraattaal niets kunnen weten (ik zag zo’n soort opmerking ook ergens in de Taaldacht-teksten staan! Jammer!! Het bestempelt zo’n toch mooie rubriek tot oubollig. Heb eerbied voor het schoons uit het (verre) verleden, maar ga wel met je tijd mee, zou ik willen zeggen!).
Als je nu zorgvuldig de bladzijden 21-22 in EWN-1 2003 (Substraatwoorden) leest, dan bemerk je een hoogst curieuze discrepantie met de definitie van Substraattaal op p.40. Dit zou misschien niet opgevallen zijn, als er zich in EWN-2 (daar begint het), EWN-3 en EWN-4 geen dramatische wending had voorgedaan! Kijk op EWN-3 (2007) p.112, waar kont nu opeens geen zéker substraatwoord meer is !!!! Dát is in 2007 min 2001 = 6 jaar tijd snel gegaan !! Kijk naar een woord als knaap, waaraan Cw 2001 nog op zijn minst “substraatinvloed” toeschreef (immers een woord met kn- anlaut, en het is niet verwant met knie!) en dat nu gebruikt wordt ter illustratie van een aanvankelijk vergeten (!!) Wet van Kluge, EWN-3 p.21, waar weliswaar de Wet zélf specifiek Germaans genoemd wordt, maar waarbij INDO-germaanse achtervoegsels de hoofdrol spelen!! Kijk ook i.v. knaap op EWN-3 p.87, hoe men zich nu hieruit probeert te redden : Ja, knaap hééft kenmerken van een Noordwest-Europese substraattaal (volgens Kuiper 1995 dan), máár “men” leidt het woord óók wel van een PIE-wortel af !! Sja, dat schiet dan wel lekker op, vooral als je de pretenties leest waarmee EWN-1 p.6 begon !! Mijn conclusie is, dat het EWN falikant mislukt is in zijn opzet, en dat het, net als Rutte deed, erg veel “verwarring” schept. Men kan in EWN heel vinden vinden, heel veel goeds ook, maar je kunt er niet op varen.
Tot slot dan nog, om van te huiveren achteraf, wat ik vond met het domme trefwoord substraattheorie:
http://www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=9789053566534&show=subpage&id=545
kj.eigenhuis@12move.nl
Beste Kaspar,
“Kijk naar een woord als knaap, waaraan Cw 2001 nog op zijn minst “substraatinvloed” toeschreef (immers een woord met kn- anlaut, en het is niet verwant met knie!) en dat nu gebruikt wordt ter illustratie van een aanvankelijk vergeten (!!) Wet van Kluge, EWN-3 p.21, waar weliswaar de Wet zélf specifiek Germaans genoemd wordt, maar waarbij INDO-germaanse achtervoegsels de hoofdrol spelen!! Kijk ook i.v. knaap op EWN-3 p.87, hoe men zich nu hieruit probeert te redden : Ja, knaap hééft kenmerken van een Noordwest-Europese substraattaal (volgens Kuiper 1995 dan), máár “men” leidt het woord óók wel van een PIE-wortel af !!” Aldus K.J. Eigenhuis 18 augustus 2011 10:52
Hier doet Eigenhuis het voorkomen alsof er een tegenspraak in zit, namelijk tussen het idee van de interne Germaanse ontwikkeling van de n-stammen enerzijds en de PIE herkomst van de suffixen die deze ontwikkeling in “knaap” teweegbrengen anderzijds. De Wet van Kluge bestond uit het assimileren van de n met de voorafgaande medeklinker, die daarbij gegemineerd en stemloos werd, als de klemtoon van het woord (de woordvorm) na de n lag. Na een lange lettergreep werd de geminaat dan wel weer vereenvoudigd, maar hij bleef stemloos. Die Wet van Kluge is inderdaad een Germaanse ontwikkeling van het lexicon dat ten tijde van de werkzaamheid van die wet voorhanden was. Omdat ‘knaap’ een Germaanse n-stam is, en die categorie is geërfd van het PIE, zij het dat deze nog steeds produktief was in het Proto-Germaans, krijgt dit woord bij de naamvalsvormingen PIE suffixen. In bepaalde naamvallen zijn deze suffixen werkzaam geweest bij het totstandkomen van een grammatische wisseling.
Een ander punt is de vreemde redactionele dichotomie in EWN. Pas in deel 3 komt de Wet van Kluge tevoorschijn. Daarin staat op blz. 21 het woord ‘knaap’ als illustratie van de werking van Kluge, terwijl op blz. 87 de medeklinkervariatie in ‘knaap’ als niet uit het Indo-Europees verklaarbaar wordt beschouwd, maar deze is volgens Kuiper kenmerkend voor ontleningen aan een Noordwest-Europese substraattaal. Het is daarmee volstrekt duidelijk dat in de loop van het uitkomen van EWN de redactie van standpunt is veranderd. De delen 1 en 2 geven voluit steun aan de Leidse Substraatheorie, deel 3 is een overgangsdeel, waarin oude artikelen vergezeld gaan van een ander hoofdstuk Taalkundige Termen, en vervolgens deel 4 waarin de Leidse Substraatheorie overboord gegooid is. Daarin zien we dat een woordenpaar struik (pag. 311) – stronk (pag. 307) plotseling wel PIE is, terwijl het in deel 1 op blz. 22 nog als voorbeeld van substraatwoord geldt.
In een buitengewoon interessant boek The Proto-Germanic n-stems, dat recent is verschenen, rekent Guus Kroonen af met de Leidse Substraatheorie. Tijdens zijn studie in Leiden hield hij zich bezig met de invloed van verdwenen niet-Indo-Europese talen op het Proto-Germaanse lexicon. Dit onderzoek richtte zich met name op de variatie van enkelvoudige en gegemineerde wortels tussen de verschillende dialecten. Dat was nl. een belangrijk criterium voor het “ontmaskeren” van substraatwoorden volgens de voorstanders van deze theorie. Bij het onderzoek naar het Germaanse substraat bleken de n-stammen oververtegenwoordigd in de woorden uit de Geminatentaal. Dat is verwonderlijk als je bedenkt dat een substraattaal gewoon een random spreiding van de daaruit overgeleverde woorden over alle klassen van het hele lexicon moet bieden. Op die manier herontdekte hij de Wet van Kluge.
Een citaat over de Leidse Substraattheorie: “All in all, it seems clear that, even though the isolation of substrate features is a legitimate approach to the investigation of contact with unknown languages, this methodology was focused on the wrong features i nthe case of Germanic. As such, the Substrate Theory can hardly be seen as anything else than a tragic injury against Germanic Studies.” Kroonen, 2011, blz. 130.
Vriendelijke groeten,
Paul J. Marcus
De delen 1 en 2 geven voluit steun aan de Leidse Substraatheorie, deel 3 is een overgangsdeel, waarin oude artikelen vergezeld gaan van een ander hoofdstuk Taalkundige Termen, en vervolgens deel 4 waarin de Leidse Substraatheorie overboord gegooid is.
Ik heb er nog weer eens alle Inleidingen, Voorwoorden en Dankbetuigingen op nagelezen, NERGENS leggen de redacteuren van het EWN verantwoording af voor een dramatische koerswijziging.
Ik ben van mening dat zulks gehoord had.
Klaas J Eigenhuis
In deel 1 van het EWN (2003) (Etymologisch woordenboek van het Nederlands) staat:
>> Zeer vele woorden in de Germaanse talen die tot nu toe als Indo-Europese erfwoorden werden beschouwd, zijn volgens de nieuwste inzichten substraatwoorden. < Neri), 465 (vangen me.091206, me.100127), 466 (varen 2), 470 (vechten me.090809), 471 (veeg me.090809), 472 (veem -, Veenmol -), 476 (veld), 506 (vermout -), 512 (verslinden -), 516 (verwelken – (ook niet: welken), 521 (veulen >Beekes), 582 (waard 1, waarde xOFED440), 585 (wacht), 586 (waden xOFED427), 587 (wafel), 588 (waken), 589 (wal 100812 >< i.v. lapzwans; me.100309), 683 ((ver)zwelgen – !!!; zwellen; zwemmen), 684 (zwenken xOFED383; zweren xOFED; zwerm -; zwerven xWNV), 685 (zwet -), 686 (zwijgen me.091213; zwijn me.100724), 687 (zwoegen; zwoel -; zwoerd -).
Het plaatsen van tekst tussen punthaken doet deze verdwijnen op dit reactieforum. Heel onpraktisch.
Degeen die mijn volledige tekst wil lezen, moet mij maar even een mailtje sturen.
U ziet in de wel overgekomen tekst voorbeelden van artikels in EWN-4 die ofwel een foute etymologie weergeven, of die helemaal ontbreken (zoals de sterke ww.en (ver)slinden en (ver)zwelgen bijvoorbeeld).
Klaas J. Eigenhuis
Deel IV S/Z (“de laatste loodjes”) heeft 687 bladzijden. Het kostte 55 euro. Verscheen rond Sinterklaas 2009.
p. 49 (suffix –s hébben ze! –s 1 en –s 2 nog wel! Maar –p dus weer niet!), 54 (Salie -), 65 (schaap me.; schaar 1 verklaring rekkingstrap?), 69 (Schallebijter -, schalm – (vgl. helm 3 -), 72 (schar me.091207), 74 (schaven), 75 (schavuit), 77 (scheiden), 81 (schelvis me.091210; schemeren), 84 (scheppen 1; scheren 1), 87 (scherp), 90 (schieten xOFED350), 91 (schiften), 92 (schijnen xOFED352), 94 (schild), 95 (schimmel 1 ), 96 (schip xOFED353), 101 (schokken; schokker -) 102 (scholekster Eigenhuis Vj 2008), 104 (schoon), 110 (schort), 112 (schouder), 113 (schouwen), 118 (schrijven me.081208), 125 (schuit; schuiven xOFED, me.091211), 132 (secretaresse komt alfabetisch vóór secretaris; Secretarisvogel, niet opgenomen, is een niet-doorzichtige samenstelling), 133 (het zou wel leuk geweest zijn als men interne secretie onder secretie (even) genoemd had), 134 (Sedum -), 138 (suffix –(se)m -, wel –sel kritiekloos overgeschreven), 146 (shirt), 165 (slaan me.091218), 168 (slagregen), 170 slang 1), 174 (slet), 178 (slingeren (en dus ook slang 1 en slungel)), 186 (sluiken), 187 (sluimeren, sluipen), 188 (sluiten; slungel (vanwege slingeren fout); sluw; smaad), 189 (smaak xOFED360), 190 (smakken xOFED359; smal), 191 (smart, ook smeulen), 192 (Smele -,Smelleken -, Smelt -; smelten mout), 193 (smeulen), 194 (Smient -), 195 (smoel; smog), 196 (smoren), 197 (smuigen -, tevens i.v. besmuikt), 199 (snappen; snars -), 200 (snavel me.100801), 201 (sneeuw me.090816, 100615), 202 (snerpen; snert; snijden), 203 (snip), 204 (snoek), 205 (snoer), 207 (snorren hoe oud dan??), 208 (Snotolf -), 209 (snuiten xOFEDxvi, snuiven), 219 (sonogram -), 222 (spa 1, spa 2 -), 223 (spaan), 224 (spade), 226 (spar), 228 (spatel), 235 (Sperwer – (havik voert men wél)), 241 (Spirea -), 245 (spoel -; spoelen -; spook), 248 (Spreeuw – me.091205 (mus voert men wél); spreken me.091212), 250 (springen me.100615; sproet), 251 (sprot, spruiten), 254 (suffix –st – (wél in Cw p.167)), 256 (staart me.100308), 258 (staf xOFED370), 262 (stamelen), 264 (stang -), 266 (stappen xOFED367,368), 273 (stelen xOFED372, me.100208), 275 (stengel -), 278 (sterven -); 280 (stichten xOFED377), 282 (stier), 283 (stijf), 284 (stijgen), 285 (stinken xNEW), 291 (stom me.100514), 292 (stomp 1, stomp 2, stompen, stonde xOFED381), 293 (stoom), 295 (storen, storm), 299 (stram -), 302 (stremmen -), 303 (striem -, strijden xOFED), 307 (stronk; vgl. struik; x EWN-1,22), 308 (strooien), 311 (struik; x EWN-1,22; me.091220), 313 (stuip – !!!), 314 (stuiven), 324 (sukkel -), 333 (suffix –t -), 335 (tabee -), 337 (tafel), 338 (taiga -), 341 (Taling – me.091205 (eend voert men wél)), 347 (Tapuit – me.091205 (Paapje voert men wél)), 353 (-te 2 – ), 385 (tijgen; t.o.v. toom), 386 (til me.100211), 390 (Tjiftjaf – (Fitis had men ook al niet)), 393 (toemeten -), 395 (toerusten -; ook al niet bij rusten in deel 3, het staat er als uitrusten, p.448, maar etymologie daar niet goed; toeten me.100729), 401 (toom), 399 (Tonderzwam -), 400 (tonen me.100520), 403 (Toppereend -), 405 (tortelduif), 407 (touw xOFED389), 408 (tra -), 414 (trap 1 me.091214), 415 (Trap(gans) – (kalkoen voert men wél, een buitensporig lang artikel zelfs)), 416 (trawler -; treden me.091214), 417 (treffen; trekken me.091213), 418 (treuzelen), 427 (tros 2 me.100717), 435 (Tureluur – (grutto voert men wél)), 439 (twijfel), 448 (uitrusten (met)); 455 (vaalt), 462 (vallei 100812 ; vallen me.110318 Neri), 465 (vangen me.091206, me.100127), 466 (varen 2), 470 (vechten me.090809), 471 (veeg me.090809), 472 (veem -, Veenmol -), 476 (veld), 506 (vermout -), 512 (verslinden -), 516 (verwelken – (ook niet: welken), 521 (veulen , me.100516), 525 (vijand me.090809), 528 (vinden, vinger me.091206), 531 (vis xOFED116), 533 (vitsen – me.100301), 535 (Vlaamse Gaai -), 536 (vlas me.091004), 537 (vlees; Vleet -, vleet -), 540 (vliegen me.100218), 542 (vlinder xWND), 550 (voegen me.100127), 551 (voeren 1, voet me.100423), 554 (volk xOFED121), 568 (vos me.091205), 569 (vouwen me.081118), 571 (vrees), 573 (vrijbuiter me.110727; vgl. buit), 576 (vrouw me.100604), 577 (Vuilboom -), 579 (vuur me.100416), 580 (waaien me.090728 Beekes), 582 (waard 1, waarde xOFED440), 585 (wacht), 586 (waden xOFED427), 587 (wafel), 588 (waken), 589 (wal 100812), 591 (wambuis me.091010), 593 (wang; wankel -), 595 (Wants -, wél in VT), 597 (wassen 1), 598 (water me.100416 (Otter), me.110602), 601 (Wede -), 602 (Weegbree -, Weegluis – me.100305), 603 (week 1), 604 (weer 2), 605 (wees), 607 (wei mb.110526; weifelen), 608 (wel 1); 609 (wellen 1), 611 (wenken), 614 (werpen xOFED443, xWNV), 615 (werven, wesp), 616 (weven), 618 (wichelroede -; wiek me.100301), 620 (wig -), 621 (wijf – !!!; wijk mb.110522), 622 (wijken, nl. niet naar week en bezwijken), 623 (wijting), 624 (Wikke – me.100301, wikkelen me.100301), 627 (Winde 1 -, Winde 2 -), 630 (wis 2 – me.100305), 631 (wissewasje -, Witbol -), 632 (woeker – !!!), woerd -; wél: het archaïsche woerhaan!), 634 (wolf me.100417, wolk), 636 (woord, worden), 638 (worstelen -), 639 (wouw 1; Wouw 2 -), 642 (wringen), 643 (wroeten – !!!, Wulk -, Wulp -), 647 (zacht); 649 (zalm), 651 (zee mb.110520), 652 (Zeehond -, terwijl de ss. Zeekoet nu wél, evenals Zeekoe, als een doorzichtige ss. beschouwd mag worden; zie De Tollenaere 1990), 652 (zeelt), 654 (zeep – !!!, zeer), 655 (zegen 2 -, Zegge -, zeiken -), 659 (Zenegroen – , ook niet: zondvloed; zengen), 661 (zeug), 663 (zieden, ziek), 665 (zigzag – me.100712), 666 (zijgen), 670 (zode – (wél zooi); zoel – , ook niet: zwoel); zoemen -; zoen(en) – !!!, ook niet: verzoenen), 671 (zon), 673 (zondvloed – , ook niet: Zenegroen), 674 (zoom), 675 (zout me.100524), 676 (zucht xOFED329, zuchten – , zuid, zuigen), 677 (zuipen), 678 (zult -, Zulte -, Zuring -; zuur), 679 (zuwe -; zwaan), 680 (zwaard), 681 (zwad -; zwager; zwak – !!! Zwaluw – !!!; zwang; zwanger), 682 (zwans -, i.v. lapzwans; me.100309), 683 ((ver)zwelgen – !!!; zwellen; zwemmen), 684 (zwenken xOFED383; zweren xOFED; zwerm -; zwerven xWNV), 685 (zwet -), 686 (zwijgen me.091213; zwijn me.100724), 687 (zwoegen; zwoel -; zwoerd -).
Beste Paul,
Dank voor de leerzame aanvulling, en een blik op het EWN die me het overwegen waard lijkt. En ik begrijp, Klaas, dat deze niet door iedereen gedeeld wordt. Me dunkt dat de toekomst zal uitwijzen hoe het de substraattalen zal vergaan. In ieder geval ben ik wel geïnteresseerd geraakt in de theorie en reacties erop, en ik zal enkele van de genoemde werken er eens op naslaan,
Vriendelijke groet,
Kasper
Kasper,
Lees in ieder geval, als je het nog niet gedaan hebt, het interview dat Marlies Philippa aan Folia gaf, en verbaas je dan!!
http://www.aup.nl/do.php?a=show_visitor_book&isbn=9789053566534&show=subpage&id=545
Je kunt spreken van bedrog!
In de aflevering Forth-Groningas schreef ik:
Nu kunnen we aan de aflevering Achter geloken ogen, waar de combinatie Beloken Pasen genoemd wordt, een (mogelijke!) fraaie en veel voorkomende verholen afleiding toevoegen: BLOK : zo’n ding waar men zich wel eens vóór gezet waant 😉 (einde citaat)
Als men in het weliswaar nu verouderde, maar toch altijd nog superdegelijke Franck’s Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, tweede druk door dr. N van Wijk in 1912 (ik meen dat hij slavist te Leiden was; zag daar zijn kop tenminste wel eens), met aanvulling van de buitengewoon capabele en intelligente dr. C B van Haeringen in 1936, het geheel nog eens in 1976 in onveranderde herdruk uitgebrachte FWH (zo kort ik het af) … leest, i.v. blok, dan wordt men daar ten slotte verwezen naar luiken, en daar weer is er een verwijzing naar het trefwoord lok (dan zit men op p.395; het is een fraai dik boek dus, snapt u nu wel). In voce lok ziet u litouws lugnas ‘buigzaam, smijdig’ staan, evenals indogermaans idg *lugon-. U herkent onmiddellijk , mede gezien oudnoords lykna ‘zich buigen’, “iets” van de “Wet van Kluge”, als was het maar het simpele gegeven dat de n door de voorafgaande k geassimileerd werd en dat het woord (mnl locke) daardoor een lange (dubbele) medeklinker kreeg. Zowel Franck (een Duitser) als Van Wijk als Van Haeringen snapten dit allemaal al láng vóór drs. Guus J. Kroonen c.s.
Ook is het duidelijk, dat FWH in die tijd nog nauwelijks anders dacht (kón denken) dan dat dit woord uit het “Indogermaans” kwam. Er staat daar in ieder geval heel duidelijk: “idg. *lugon-.” Er staat daar dus niet: “Hang on, kan dit niet uit het substraat komen?” Nee, daar was men toen nog niet aan toe. Inmiddels is dat anders, dankzij “[Ook] het uitwerken van de substraattheorie voor het specifieke woordmateriaal van het Nederlands is uniek wetenschappelijk onderzoek en het wordt door de betrokken onderzoekers uitsluitend voor het EWN verricht.” (citaat uit EWN-1 p.6, 22e regel van boven e.v.).
Hoe het sterke werkwoord luiken beoordeeld werd (pie of adstraat) kun je nu in EWN-3 2007 natuurlijk niet meer vinden; immers, daar was “de Leidse substraattheorie overboord gezet”, moet je horen van derden. Daarom beval ik Boutkan & Siebinga 2005, Old Frisian Etymological Dictionary (OFED) ter lezing aan, i.v. –luka, strong verb, class II ‘close (off), contract’ , Germanic, [and it has] No IE etymology. De toekomst van de substraattheorie is daar dus veiliggesteld, Kasper 😉
Voor wie dit allemaal niet zo interesseert (maar ik kan het me niet voorstellen, want het is de recente geschiedenis van de Nederlandse etymologie (als “keiharde wetenschap” 😉 een raadseltje/vraagje: Welke verholen afleiding is er nog méér aan het hier besproken sterke werkwoord (adstraat) verbonden? Keren we misschien weer terug naar de romantiek die in de taal zo prettig is.
kj.eigenhuis@12move.nl
Citaat van elders:
Op die manier herontdekte hij de Wet van Kluge.
Een citaat over de Leidse Substraattheorie: “All in all, it seems clear that, even though the isolation of substrate features is a legitimate approach to the investigation of contact with unknown languages, this methodology was focused on the wrong features i nthe case of Germanic. As such, the Substrate Theory can hardly be seen as anything else than a tragic injury against Germanic Studies.” Kroonen, 2011, blz. 130.
U moet natuurlijk wel weten WIE dat zegt! Drs Guus J Kroonen, in deel II van het EWN (“De Grote Philippa”) de verzorger van praktisch al het werkelijke nieuwe (dat EWN claimt te bieden), in “opdracht” van Marlies Philippica, die zich er verder niet mee wenste te bemoeien, lurkend aan een Arabisch koffiekannetje. Guusje had als keuzevakken in zijn pakket scandinavistiek en germanistiek, en die twee talen vergeleek hij dan (vergelijkende taalwetenschapper!!). Maar eigenlijk was Guus de superspecialist!1 Op welk gebied? Op het gebied van de substraattalen !! En welk spectaculair substraatnieuws brengt Guus nu in de vervolgdelen van het EWN? – Hij zet zijn eigen specialisme overboord!! Of vervangt het misschien door de Kroonense Substraattheorie? Een ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is Kroonens Tovernarij.
kj.eigenhu9s@12move.nl
Beste Kasper,
Hoe de Leidse taalkundigen denken over de opmerkingen van Kroonen op de Leidse Substraatheorie moge duidelijk worden uit het gegeven dat Kroonens boek, The Proto-Germanic n-stems, is verschenen in de reeks Leiden Studies in Indo-European, mede onder redactie van R.S.P.Beekes, een van de voorvechters van de Leidse Substraatheorie.
Met vriendelijke groet,
Paul J. Marcus
De vraag was dus welke verholen afleiding ik bedoelde. In afwachting van een gewaardeerde reactie alvast een korte tekst uit een van Franz Schuberts beroemdste liederen, Der Wanderer, D. 493, gezongen door de Duitse bariton Hans Hotter. De opname hieronder is uit 1946
De tekst, begrijp ik uit
Klik om toegang te krijgen tot schubertlieder_booklet.pdf
is grotendeels van de Duitse dichter Georg Philipp von Lübeck (1766-1849). Schubert was van hem een tijdgenoot, maar slechts een heel kort poosje: 1797-1828 zijn de jaartallen. Toen Schubert overleed, werd zijn nalatenschap op 73 guldens geschat [WillemzeTh. 1981, Componistenlexicon II p.482]. Juist de rechten van het lied Der Wanderer zouden later f 27.000 opleveren.
Ich komme vom Gebirge her
Es dampft das Tal,
Es braust das Meer.
…
Die Sonne dünkt mich hier so kalt
Die Blüte welk, das Leben alt,
Und was sie reden, leerer Schall;
Ich bin ein Fremdling überall.
Ich wandle still, bin weinig froh,
Und immer fragt der Seufzer, wo?
Im Geisterhauch tönt ’s mir zurück
“Dort, wo du nicht bist, dort ist das Glück.”
Wo bist du, mein geliebtes Land,
Wo meine Toten auferstehn,
Das Land, das meine Sprache spricht,
O Land, wo bist du?
Ik heb er nog weer eens alle Inleidingen, Voorwoorden en Dankbetuigingen op nagelezen, NERGENS leggen de redacteuren van het EWN verantwoording af voor een dramatische koerswijziging. Ik ben van mening dat zij zulks hadden behoren te doen. Klaas J Eigenhuis geplaatst 110819
Maar nu lees ik in EWN-3 p.6, i.v. Kiliaanproject, 3e alinea: Door allerlei strubbelingen, vooral van financiële aard, duurde het tot november 2003 voordat het eerste deel van het EWN kon worden uitgegeven. Het tweede en derde deel zijn volgens planning met telkens twee jaar tussenpozen [moet dat niet gewoon enkelvoud tussenpoos zijn?] verschenen. Het vierde deel is gepland voor november 2009. (einde citaat)
Inderdaad is de streefdatum van deel 4 gehaald. Maar … het deel was niet af! Er ontbraken de gewoonste woorden, als wijf en zoen.
Er waren dus “strubbelingen”, niet louter van financiële aard. Ik heb mij als oplettend lezer van het EWN afgevraagd, of misschien Prof dr. R.S.P. Beekes, emeritus hoogleraar Vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap aan de Universiteit te Leiden [EWN-1 p.11; daar lid van de Raad van Toezicht, die toen uit twee personen bestond] iets van die strubbelingen gemerkt had. In deel 2 van het EWN is Beekes nog steeds toezichthouder [EWN-2 p.7], maar nu als lid van de “Huidige redactie”. In deel 3 van het EWN vind ik zijn naam echter niet meer terug!! In de dankbetuigingen op EWN-3 p.9 staat zijn naam ook niet vermeld! Als de schrijver van deze paragraafjes niet de schijn van conflict met prof. Beekes op zich had willen laden, zou hij toch attenter de lezer van informatie hebben moeten voorzien!
Wel blijkt uit de tekst in EWN-3 p.6, dat Marlies Philippica de pijp aan Maarten geeft. De “Grote” Philippa is onder haar keiharde werken (lees: gelobby) bezweken. Beekes liet mij per brief weten, dat als ik wat over het EWN had te zeggen of te vragen, ik mij maar aan dr. Tanneke H. Schoonheim moest wenden. Overigens heeft prof Beekes een etymologisch woordenboek van het Grieks afgerond, en het blijkt dat er in het Grieks heel veel substraat zit (Gríeks substraat natuurlijk!!). Wat voor het Germaans geldt, nl. dat er heel veel substraatwoorden in aan te treffen zijn, geldt ook voor het Baltoslavisch, het Latijn en het Grieks. Hoe het wat dit betreft met het Pro-Keltisch zit, zal prof P. Schrijver wel weten. Zijn naam staat in de literatuurlijst op p.40 van deel 2 van het EWN, maar de professor is geen medewerker aan het EWN, nooit geweest. kj.eigenhuis@12move.nl geplaatst 110820
Deze is veel mooier in minstens twee opzichten. Maar de verholen afleiding was dus : Glück
Hier een heel ander liedeke :
http://www.youtube.com/watch?v=4tqQnAuOnRk Wimme
Wat heeft dát er nou weer mee te maken 😉
Hier een heel ander liedeke :
http://www.youtube.com/watch?v=4tqQnAuOnRk Wimme S., Zij kon het lonken niet laten. Wat heeft dát er nou weer mee te maken 😉 geplaatst 110820
Jammer, dat ik zelf het antwoord op mijn eigen vraag moet geven. Zitten jullie niet meer op te letten ??!!
Lonken staat tot luiken is als stronk staat tot struik. Met die beroemde prenasalisatie, die men zelfs in het laatste deel van EWN (2009; p.21) nog nét zo heeft staan als in het eerste (2003; p.39): Prenasalisatie = Vooral bij substraatwoorden komt het vaak voor dat er varianten bestaan met of zonder nasaal voor een consonant, bijv. stronk naast struik. – Is het toegestaan dit tot wel rijkelijk slordig te noemen? Maar goed, ik heb hier natuurlijk minder moeite mee dan met het feit, dat men in deel 4 stronk en struik doodleuk allebei gewoon “pie” noemt (p.307 en p.311).
Onder de trefwoorden kramp – ik kwam erop doordat ik vandaag het Spaanse woord calambre ‘(kuit)kramp’ opving – en krimpen (deel 3 p.126 en 132) wordt zonder de minste schroom gesteld: Bij de wortel pie *gremb-
Maar dan staat er ook nog een verwijzing naar Kuhn 1960, die zegt dat dit woord uit een substraat ZOU stammen. In 1960 al, dames en heren. Toen was Guusje nog niet eens geboren!! Ziet u nu, wat een bespottelijke en ongefundeerde ommezwaai het EWN “in alle stilte” heeft gemaakt?!! Het werk EWN wordt niet voor niks als “slecht” gekwalificeerd! Dit is natuurlijk zonde vanweg het vele werk en het vele geld dat het gekost heeft. – Gelukkig voor alle betrokkenen heeft niet iedereen dit in de gaten …. Een bewijs, dat over de hoofden van het grote publiek evenals over die van incompetente etymologen wordt heengepraat. Dat was niet Marlies’ opzet 😉 kj.eigenhuis@12move.nl
“dat men in deel 4 stronk en struik doodleuk allebei gewoon “pie” noemt (p.307 en p.311).” (Eigenhuis 23 augustus 2011). Prenasalisatie kan niet als kenmerk van substraat in het Germaans dienen. Het is een kenmerk van het Munda-substraat in het Sanskrit (zie Kroonen 2011, blz.127). Merk op dat het Sanskrit substraat goed bekend is: het gaat om kenmerken van nog bestaande talen. De kenmerken van het “substraat” in het Germaans zijn gedestilleerd uit veronderstellingen waarvoor geen bewijsplaats is. Verder zijn er uitstekende verklaringen voor deze verschijnselen in het Germaans die niet uitgaan van onbekende grootheden. Het is dan ook onbegrijpelijk dat Eigenhuis deze kenmerken als onfeilbare leerstellingen aanwendt.
“Toen was Guusje nog niet eens geboren!!” (Eigenhuis, 23 augustus 2011). Dit is het doorslaggevende argument ten gunste van de Aalsmeerse Substraattheorie.
Bij de opmerking “Het werk EWN wordt niet voor niks als “slecht” gekwalificeerd!” mis ik een bronvermelding.
En vergeet ook niet:
rardarúna andbundan
wordhord andlokan
Citaat uit Taaldacht van 2 december 2010 (had ik nooit eerder gezien) https://taaldacht.nl/2010/12/02/tijding/
“Er is ook eindelijk een leus, als dat de goede benaming is : rardarúne andbundan, wordhord andlokan. Uiteraard wordt u niet zomaar verklapt wat dat betekent.” – Ik zie zo gauw geen reacties nadien.
Olivier verklap het dan nu maar, wat mij betreft. Dan zie ik misschien ook een verband.
Guus Kroonen noemt in EWN-4 stronk en struik unverfroren pie, maar in de betrokken artikels legt hij niks uit, noemt ook geen (eventueel overeenkomstige) prenasalisatie in het Sanskriet, ja, noemt hier zelfs de door het EWN gevoerde taalkundige term prenasalisatie niet !! Als men desondanks op het idee komt om te vergelijken met eerdere beweringen in deel 1 van EWN (p.6, 22 én 39 i.v. prenasalisatie), ziet men, dat ook in deel 4 van het EWN-4, op pagina 21, NOG STEEDS STAAT, dat stronk en struik substraatwoorden zijn op grond van diezelfde prenasalisatie!! Dát had dan toch aan een diepere analyse in de betrokken artikels gepaard mogen gaan! In alle opzichten schiet ook de redactie hier schromelijk tekort. Dat lijkt me toch zelfs voor de leek niet moeilijk in te zien!