Hauwer in de hoormaand

Aan namen voor de maanden is in de volkstaal van de Lage Landen geen gebrek geweest en december is misschien wel het meest gezegend, met onder meer hardmaand, heilmaand, hoormaand, windmaand, wintermaand en wolfmaand. Sommige daarvan hebben ook naar andere maanden verwezen en over het algemeen zijn ze doorzichtig en meteen te begrijpen, geen stokoude samenstellingen met onbekende woorden die door de eeuwen heen zo verbasterd zijn dat we enkel kunnen gissen naar hun betekenis en herkomst. Hier is alleen hoormaand het raadsel.

Hoormaand is behalve voor december ook wel eens voor oktober, november en februari gebruikt en wordt doorgaans opgevat als een samenstelling met hore, hoor ‘slijk, modder’, een ooit algemeen woord dat uiteindelijk beperkt raakte tot de streektaal van West-Vlaanderen. Dat stemt met het gegeven dat de vroegst bekende overlevering van het woord, Middelnederlands hormaent in de 13e eeuwse Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant, in West-Vlaanderen was. Zoveel hoeft dat echter niet te betekenen, aangezien die streek nu eenmaal betrekkelijk veel middeleeuwse geschriften heeft nagelaten.

Naast hormaent (en horemaent) kwam in het Middelnederlands ook de vorm horenmaent voor, met een n die moeilijk te verklaren is als we van de bovenstaande duiding uit willen gaan. Het is een vorm die sterk doet denken aan großer Horn en kleiner Horn, oudtijdse benamingen voor januari en februari in delen van Midden-Duitsland. Wijder verbreid was Hornung voor februari, die zich vanwege het achtervoegsel laat lezen als ‘zoon van Horn’. Te overwegen valt dat dit niets anders is dan een bijzonder gebruik van het gelijkluidende en inmiddels vergeten Hornung ‘bastaardzoon’, als ware februari zo vernoemd omdat hij met zijn 28 of 29 dagen geen volwaardige maand was. Vervolgens kon Hornung alsnog als ‘zoon van Horn’ worden opgevat en kon de naam Horn eruit afgeleid worden, eerst voor januari en daarna voor februari zelf, met onderscheid in een grote en een kleine Horn.

De taalkundige Hermann Hirt meende daarentegen dat Horn de oorspronkelijke naam was, en als zodanig de voortzetting van een Oudgermaans *hurznaz, met als evenknie Litouws šir̃kšnas ‘rijp, bevroren damp of dauw’. Hiernaast bestond *herznaz, de voorloper van Oudnoords hjarn ‘harde sneeuw’ en evenknie van Litouws šer̃kšnas ‘rijp’ en gewestelijk Russisch serën, séren ‘ijskorst’. De beide woorden gaan uiteindelijk terug op Proto-Indo-Europees *ḱr̥snós en *ḱersnós. Het is in dat opzicht belangwekkend dat december behalve horenmaent e.d. ook de zeldzamere naam herenmaent heeft gedragen.

We zouden dan voorzichtig kunnen stellen dat men reeds in het Oudnederlands, dus voor de 11e eeuw, sprak van *hornmánoth en *hernmánoth, dat de eerste gangbaarder was, en dat die in de volksmond gemakkelijk de middelste n verloor, met Middelnederlands hormaent en horemaent als gevolg, hoewel horenmaent en herenmaent het ook nog een tijdje volhielden. De betekenis zou dan ‘rijpmaand’ of ‘vorstmaand’ zijn, zoals ook het geval is met frimaire, de naam voor december in de Franse republikeinse kalender van na de revolutie. Die is afgeleid van Frans frimas, een uitbreiding van Oudfrans frime ‘rijp’ (en afkomstig van Oudnederlands hrím, een nevenvorm van hrípo ‘rijp’).

Hierbij hoeven we het echter niet te laten. Ten eerste hoeft herenmaent helemaal niks met horemaent e.d. te maken te hebben. Mogelijk is het gewoon des Heren maand, dat wil zeggen de maand van de Heer, wiens geboorte met Kerstmis gevierd wordt. Deze maandnaam kwam dan ook vooral voor in zogenaamde getijdenboeken die door leken werden gebruikt voor het getijdengebed. Vervolgens kunnen we overwegen dat het eerste lid van horemaent e.d. een bijvoeglijk naamwoord is dat in bepaalde verbogen vormen een n kon krijgen, zoals bijvoorbeeld in dien horen maende in de derde naamval van de zwakke verbuiging.

Maar wat is hoor dan? Is het misschien te vereenzelvigen met het eerste lid van Engels hoarfrost ‘rijp’? Waarschijnlijk niet, want dat is veeleer het grondwoord van Engels hoary ‘wit of grijs van ouderdom’ en ‘bedekt met korte, dichte, grijswitte haren’. Dat gaat langs Oudengels hár terug op Oudgermaans *hairaz, een woord dat hier aan de andere zijde van de Noordzee klankwettig leidde tot Middelnederlands heer ‘eerbiedwaardig’, en niet tot hoor, ook niet in de streektaal van West-Vlaanderen.

Wél mogelijk – zij het gewaagd, gezien de grote afstand in tijd en ruimte – is dat hoor langs Oudgermaans *huraz teruggaat op Proto-Indo-Europees *ḱh1uros, dat anderszins is voortgezet als Litouws šiũras ‘koud, noordelijk, winters’ en šiũrùs ‘scherp, koud, doordringend’ (zie noot). Daarnaast bestond *ḱeh1uros als voorloper van Litouws šiaũras ‘scherp, bijtend, koud’ en šiaurùs ‘scherp, bijtend, koud, onbeleefd, bang’. Er was bovendien een zelfstandig naamwoord in de hoedanigheid van *ḱeh1u̯eros e.d., waarvan onder meer Litouws šiaurė ‘noord’ en šiaurỹs ‘noordenwind’, Oudkerkslavisch sěverъ ‘noord, noordenwind’, Russisch séver ‘noord’ en Latijn caurus ‘noordenwind, noordwestenwind’.

Het is dan niet geheel onzinnig om de hore maand te duiden als de ‘koude maand’, maar het blijft niet meer dan een mogelijkheid, en niet een heel sterke. We zouden immers elders een spoor van dit hoor ‘koud’ in de Lage Landen of elders in de Germaanse wereld verwachten, en dat lijkt er niet te zijn. Als we dan alsnog uitgaan van de eerste, gangbare opvatting, dat het hier gewoon om de ‘slijkmaand’ gaat, is de n van horenmaent wellicht te verklaren door latere verhaspeling met een Nederlandse evenknie van Horn. Maar dat stemt niet tevreden.

Gelukkig is er een troost. Want dat schitterende *ḱeh1u̯eros, dat oorspronkelijk ‘scherpe, koude wind’ moet hebben betekend, is weer in onze taal te herstellen als we de regelmatige klankverschuivingen in acht nemen. Het zou in het Oudgermaans *hēweraz hebben geluid en in hedendaags Nederlands hauwer. Uitgesproken met een behoorlijke, trillende r en de nodige overtuiging heeft dat een klank die goed past bij de bijtende kou en de bibberingen die met deze maand op gang komen. Je hoort de wolven al huilen.

Noot
Volgens Rick Derksen hebben Litouws šiũras en šiũrùs hun beginklank ši- (in stede van de verwachte š-) onder invloed van šiaũras e.d. Verder is de onderliggende wortel *ḱeh1 mogelijk dezelfde als de wortel die doorgaans als *ḱeh3(i)- ‘scherpen’ te boek staat, voor onder meer Latijn cōs ‘scherpsteen’. Aurelijus Vijūnas heeft er namelijk op gewezen dat die evengoed als *ḱeh1(i)- of *ḱeh2(i)- is te reconstrueren, en het Lexikon der indogermanischen Verben heeft dat meegenomen in diens Addenda & Corrigenda. Hoe dan ook zijn Middelnederlands hare ‘scherpe wind, doordringende koude’ en haren ‘scherp zijn, doordringend zijn, van wind en weer; scherpen’ ermee te verbinden.
Verwijzingen

Derksen, R., Etymological Dictionary of the Baltic Inherited Lexicon (Leiden, 2015)

Grimm, J. & W., Deutsches Wörterbuch (Leipzig 1854-1961)

Hirt, H., “Grammatisches und Etymologisches”, in Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur, 22 (1897), blz. 223–37

INL, Oudnederlands Woordenboek (webuitgave)

INL, Vroegmiddelnederlands Woordenboek (webuitgave)

INL, Middelnederlandsch Woordenboek (webuitgave)

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal (webuitgave)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Leendertz, P, “De namen der maanden”, in Noord en Zuid, 22 (Culemborg, 1899), blz. 321–37

Rix, H., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

Vijūnas, A., The Indo-European primary t-stems (Innsbruck, 2009)

5 gedachtes over “Hauwer in de hoormaand

  1. Mooi onderwerp weer Olivier! Ik had al een tijdje het plan om oude namen voor de maanden op te zoeken. Dit is een mooie start.

    Mijn eerste gedachte bij de naam Horn en Hornmonat is toch gewoon hoorn. Meteen schieten me beelden van het midwinterhoornblazen in gedachte. Nou is de oorsprong van het huidige gebruik erg onduidelijk, en misschien een recent verzinsel. Toch schijnen er verwijzingen te zijn die deze activiteit i.i.g. al in de middeleeuwen plaatsen. Ik ben benieuwd hoe je tegen die link aankijkt.

    Wederom dank voor het delen!

    1. In het geval van gewestelijk Duits Horn zal dat wel niet, want om een maand zonder meer ‘(midwinter)hoorn’ te noemen is wat gek. We zouden bij Hornung nog kunnen bedenken dat het teruggaat op *hurnungō ‘hoornblazing’ bij een werkwoord *hurnōną ‘hoornblazen’, maar dat achtervoegsel *-ungō voor handelingen was vrouwelijk en die maandnaam is mannelijk, dus dat zal ook wel niet.

      Bij hormaent/horemaent/horenmaent daarentegen valt er wat voor te zeggen. Of misschien was het oorspronkelijk toch de ‘slijkmaand’, maar begreep men het eerste lid na verloop van tijd niet meer en vervormde men het vervolgens door associatie met de midwinterhoorn. De vraag blijft wel of het hoornblazen kenmerkend en aanwezig genoeg was om zo’n rol te spelen. Hoe dan ook het overwegen waard. Dank je!

  2. Litouws siaure. Is er een verband met het Griekse woord ‘sauros’ van o.a. dino-saurus ?Het betekent ‘hagedis’, die ook bang en koud(bloedig) is.
    Hoor betekent in het middelnederlands ook nog ‘erfgenaam’.Dit treft men nog aan bij de familienaam DHOORE.
    Familienaam : Van Hoorenbeek (slijkbeek)
    Opnieuw weer aangenaam geschreven Olivier.Had ik zulke lessen maar meer gehad in de middelbare school.
    groet
    Walter

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.