Toen vorig jaar opnieuw een lijst met Duitse woorden in het Nederlands werd aangeboden schitterde wederom dat ene woord door zijn afwezigheid. Een dat niet als Duits gevoeld wordt, niet eens als leenwoord ervaren wordt, maar wel degelijk ooit uit het Duits gekomen is. Dat woord is uiteraard zich. Het is te vergelijken met het zeggen van ich in stede van ik.
In grote delen van de Lage Landen was voor de derde persoon vroeger geen afzonderlijk wederkerend voornaamwoord als zich in omloop. Men gebruikte in zulke gevallen vormen van hem of haar, gebeurlijk tezamen met zelf. Zo gaat het nog steeds in sommige streektalen en zo is het al die tijd in enkele zustertalen aan de Noordzee gegaan. Een Fries zegt bijvoorbeeld hy skammet him ‘hij schaamt zich’ en hja skammet har ‘zij schaamt zich’. Maar: men skammet jin ‘men schaamt zich’ (ook de spreker) en jin skamje ‘zich schamen’. Dat jin is een nevenvorm van ien ‘een, iemand’ (vergelijk Engels oneself).
Het gebruik van zich is sinds de dertiende eeuw langzaam maar zeker opgekomen vanuit het oosten, totdat het uiteindelijk in de zeventiende eeuw ook bij invloedrijke Hollandse schrijvers en vertalers in trek raakte en vandaar zijn plek in de algemene taal kreeg. Deze opkomst kwam ten dele door de inwijking van vele mensen uit Duitsland, waaronder Nederduitsers wier voorouders het woord uit het Hoogduits hadden overgenomen.
Toch is het van oorsprong niet een uitsluitend Hoogduits woord: sich gaat namelijk terug op Oudgermaans *sik en daarvan komen ook Gotisch sik, Oudnoords sik en Middelnederduits sik. Langs laatstgenoemde komen ook jongere vormen als Westfaals sik, Overijssels zik, Drents zuk en Gronings zuk en zok.
Overigens geldt dit vanouds niet voor alle vormen van het Gronings: in het Westerkwartiers en Hogelandsters—die dichter bij het Fries liggen—is het bijvoorbeeld niet hai wast zok ‘hij wast zich’ maar hai wast hom. Vergelijk Fries hy wasket him, of om duidelijk te maken dat er niet een ander wordt gewassen: hy wasket himsels. Daar is de afstand tot Engels he washes himself of he is washing himself dus ook kleiner.
Bij rechtstreekse erving vanuit het Oudgermaans zou het woord in het algemeen Nederlands de vorm zik hebben, zoals het ook ik is en niet ich. Men zou zik eigenlijk in moeten spannen om zulks een plek in onze taal te geven.
Verwijzingen
Gallée, J.H., Woordenboek van het Geldersch-Overijsselsch dialect (Deventer, 1895)
Kocks, G.H., Woordenboek van de Drentse dialecten, 2e deel M–Z (Assen, 2000)
Laan, K. ter, Nieuw Groninger woordenboek, tweede druk (Groningen, 1989)
Philippa, M. Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)
Popkema, J., Grammatica Fries (2006)
Vaan, M. de, The Dawn of Dutch. Language contact in the Western Low Countries before 1200 (Amsterdam/Philadelphia, 2017)
Vries, J. de, Nederlands etymologisch woordenboek (Leiden, 1971)
Woeste, Fr., Wörterbuch der westfälischen Mundart (Norden/Leipzig, 1882)
Leuk.
Op een rijtje de West-Vlaamse uitdrukkingen:
ne/ie (hij) skaomt em (hem) ze skaomt eur (haar) me skaom’n oes (ons)
ie wast z’n eih’n (zijn eigen) ie wast em in wederkerige zin zullen we niet gebruiken. Soms ook in de beklemtoning z’n (of eur) eih’n zichzelvers .
Leuk.
In het Hindeloopers zeg je ‘um’.
Antwerps:
Ik ga mijn eigen wassen, scheren, opmaken, klaarmaken, douchen, enz.
ᛗᛉᚾ ᛗᛟᛋᛏ ᛋᛁᚲ ᛋᚷᚪᛗᚳᚾ hahaha!
Groetjes,
Nantechildis
“Zweide Laudverschiefung
Als deudsche oder tweide Laudverschiefung (auk: hochdeudsche oder aldhochdeudsche Laudverschiefung) wird ein regelhafter Laudwandel im Bereick des Konsonantismus verstanden, durch den sik die nachmaligen hochdeudschen Dialekte von den üfrigen aldgermanischen Varietäten fordentwickelden.
Twei Konsonantenverschiefungen haben geschichtlick vom Indogermanischen üver dat Germanische tum Deudschen geführd: die erste und die tweide Laudverschiefung.[1] Durch die deudsche oder tweide Laudverschiefung wurde aut den südlicken westgermanischen Dialekten die aldhochdeudsche Spracke. Die Grenze dieser Laudverschiefung verläupt von West nach Ost, heude mehr oder weniger am Middelgebirgsrand; sie wird als Benrather Linie beteicknet.
Der Beginn dieser Veränderung wurde traditionell (etwa mit Hilpe von ehemals lateinischen Ordsnamen, bei denen die Gründung der Orde archäologisch datierbar ist) aup dat frühe 6. Jahrhundert n. Chr. datiert. Nach mehreren neu gefundenen Inschriften, wie etwa der Runenschnalle von Pforzen, begann sie jedoch erst ab ca. 600 (falls nicht die Schreifung konservativ ist und die neuen Laude noch nicht wiedergift).
Bei der tweiden Laudverschiefung handelde es sick um einen längerfristigen und mehrphasigen Prozess, der tu Beginn der Üferlieferung des Aldhochdeudschen im 8. Jahrhunderd n. Chr. noch nicht ganz afgeschloten war. Die Ursacken für diese Laudverschiefung werden in der Forschung seid langem kontrovers diskutiert, ein Konsens besteht bis heude nicht.[2]
Bron: https://de.wikipedia.org/wiki/Zweite_Lautverschiebung, maar dan met de Hoogduitse Klankverschuiving teruggedraaid.