Erbij nadenken hoeft niet en tellen heeft geen zin: door aderen wordt telkens bloed geslagen en adem drijft steeds weer het lichaam in en uit. Het gaat maar door in oneven regelmaat, als een klok die twee tekens van leven blijft geven, tot die ene dag dat beide stoppen. Is het dan toeval dat de woorden ader en adem zo op elkaar lijken?
Waarschijnlijk niet, maar om te begrijpen hoe ze verband met elkaar houden zullen we hun oudere vormen moeten bekijken. Van ader weten we in elk geval dat het net als onder meer Duits Ader en Oudengels ǽdre teruggaat op Oudgermaans *ēþrō en nevenvormen. Het woord sloeg vroeger niet alleen op bloedvaten, maar ook op pezen en vezels in het vlees, en er was bovendien een afleiding *in-ēþriją met de betekenis ‘ingewanden’. Buiten het Germaans vinden we als duidelijke evenknieën alleen Grieks ētor ‘hart’ en ētron ‘buik’. De gemeenschappelijke voorloper van dit alles is vastgesteld als (vormen van) Proto-Indo-Europees *h1eh1tr-. (De *h1 staat voor een keelklank die al vroeg verdween in de dochtertalen, maar zodoende wel voorgaande klinkers rekte.)
Ondertussen is adem samen met Duits Atem en Oudengels ǽþm ‘levenslucht’ een voortzetting van Oudgermaans *ēþmaz en nevenvormen, en dat van Proto-Indo-Europees *h1eh1tmo-. Een nevenvorm daarvan overleeft als Oudindisch ātmán-. Dat verwees oorspronkelijk net als in het Germaans naar levenslucht, doch sinds lang bedoelt men er vooral de ziel mee, in de zin van het ware zelf. Volgens Ádvaita Vedānta, een invloedrijke stroming binnen het hindoeïsme, is ieders ātmán eigenlijk hetzelfde als Bráhman, de hoogste bovenzinnelijke werkelijkheid, het oerzelf.
Nu zijn *h1eh1tr- en *h1eh1tmo- te ontleden als *h1e-h1t-r- en *h1e-h1t-mo-: beide klankherhalend en beide van een wortel *h1et-. Het ligt voor de hand dat het hier gaat om één en dezelfde wortel, met een nader vast te stellen grondbetekenis, en niet om twee verschillende wortels die toevallig dezelfde vorm hadden.
Wat was die grondbetekenis? J.P. Mallory en D.Q. Adams, deskundigen op het gebied van het Indo-Europees, bespreken de wortel op zich niet maar opperen dat *h1eh1tr- (Nederlands ader e.d.) oorspronkelijk ‘long, inwendig orgaan’ betekende, waarmee de afstand tot *h1eh1tmo- (Nederlands adem e.d.) inderdaad kleiner wordt. Hebben we voor de betekenis van de wortel dan te denken aan iets als ‘ademen’? Dat is op zich mogelijk, maar er is geen andere woordstof te vinden ter bevestiging en de betekenis ‘long’ is nu juist niet overgeleverd.
Een ander voorstel is te vinden bij Kluge (Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache). Ook daar blijft de wortel onbesproken, maar is de gedachte dat beide woorden oorspronkelijk ‘warmte’ betekenen. Zowel adem als aderen en andere inwendige organen zijn immers warm. Sterker nog, *h1eh1tr- (Nederlands ader e.d.) zou anderszins voortleven als Avestisch ātarš ‘vuur’. Doch dat valt af te wijzen, want dat woord is veel beter te duiden als een afleiding van een geheel andere wortel: *h2eh1–, die ook ten grondslag ligt aan onder meer Palaïsch hāri ‘heet zijn’ en Oudiers áith ‘(hoog)oven’.
Waar hebben we het dan te zoeken? Wel, een wortel *h1et- is ook te herkennen in het oude bijwoord en voegwoord *h1et-i. Dat is de vastgestelde voorloper van onder meer Grieks éti ‘nog, ook’, Latijn et ‘bovendien, ook, en’, Gallisch eti ‘maar, nog’ en Oudindisch áti ‘zeer; voorover; over uit; doorheen; wederom’. Ook Oudgermaans *edi ‘wederom’ gaat erop terug, hoewel dat gaandeweg tot voorvoegsel beperkt werd, zoals in Oudengels edníwe ‘wederom nieuw, hernieuwd, opnieuw’ en Nederlands etmaal, etgras, etgroen en vroeger ook edericken ‘herkauwen’.
Ook hier zal het om dezelfde wortel *h1et- gaan. En zo bekeken is diens grondbetekenis goed te begrijpen als ‘doorgaan, herhalen’ en is het vanzelfsprekend dat men daarbij klankherhalende afleidingen maakte. Het gaat hier immers om een bezigheid zonder voorlopig einde. Het behelst bovendien dat *h1eh1tr- (Nederlands ader e.d.) oorspronkelijk naar hartslag verwees, vervolgens naar het hart en kloppende bloedvaten, en uiteindelijk naar inwendige organen in het algemeen.
Ondertussen moet *h1eh1tmo- (Nederlands adem e.d.) oorspronkelijk in het bijzonder op de ademhaling hebben geslagen en later de levenslucht zelf. Diens nevenvorm *h1eh1tmen- (Oudindisch ātmán) bevat dan ook het achtervoegsel *-men-, waarmee ten eerste handelingen en bezigheden werden uitgedrukt.
Er is tot slot nog een anderszins onverklaard woord aan te knopen bij dit alles, want Oudgermaans *ēdraz, bekend van onder meer Oudhoogduits átar ‘vlug’ en Oudnoords áðr ‘gauw, reeds’, is klankwettig te herleiden tot een voorloper *h1eh1tró-. We hebben dan wel aan te nemen dat diens betekenis langs iets als ‘dringend’ is ontwikkeld uit ‘doorgaand, aanhoudend, herhalend’, zoals bloed door aderen wordt geslagen.
Verwijzingen
Beekes, R., Etymological Dictionary of Greek (Leiden, 2010)
Bosworth, J. & T.N. Toller, An Anglo-Saxon Dictionary (Oxford, 1989)
Kluge, F. & E. Seebold, Etymologisches Wörterbuch der deutschen Sprache, 24., durchgesehene und erweiterte Auflage (2002)
Krahe, H. & W. Meid, Germanische Sprachwissenschaft: III Wortbildungslehre (Berlijn, 1969)
Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)
Mallory, J.P. & D.Q. Adams (eds.), Encyclopedia of Indo-European Culture (Londen, 1997)
Mayrhofer, M., Etymologisches Wörterbuch des Altindoarischen, I-III (Heidelberg 1992-2001)
Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)
Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)
Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)
Adam – de oermens, uit ‘stof’ gemaakt, tot leven gewekt door beademing? Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren… zodra de laatste adem uitgeblazen wordt…
Prachtig. In westelijk Brabants wordt ‘aderen’, uitgesproken als ååren, nog steeds gebruikt met de betekenis van ingewanden, zoals bijvoorbeeld in het zinnetje: “A eit daa goe z’n ååre koejne vulln”, wanneer men wil aangeven dat iemand ergens flink zijn buik heeft kunnen rond eten.