In den hart der Duitsen wereld, waartoe eer ook de Lage Landen behoorden, bestond vanouds een netwerk van helwegen, de tamelijk brede paden die vaak verzonken waren door de tred van talloze handelaars en heerscharen. Men heeft wel gemeend dat hel in dezen naar het dodenrijk verwijst of anders het licht van een baan door het bos, maar daarmee is lang niet alles gezegd…
Enkele kenmerken
De oude helwegen strekten van het oosten van wat nu Nederland is, met name Twente en de Achterhoek, tot het huidige Hessen diep in Duitsland. Het waren algemene, openbare wegen—meer paden naar huidige maatstaven—bedoeld voor vlotte tocht over lange afstanden en er was een verplichting om ze breed genoeg voor zulk verkeer te houden.
Zo moesten ze in 1697 volgens het landrecht van het Westfaalse graafschap Rietberg zo wijd zijn dass ein mann mit einem wesebaum zwerch dadurch reiten kann. Het woord wesebaum sloeg net als oostelijk Nederlands wezeboom, weesboom op de dikke stok die op het hooi of koren van een wagen werd gebonden om het bij elkaar te houden. Diens lengte—en dus de minste breedte van de helweg daar—was algauw een meter of drie.
Helwegen waren en zijn bij lange na niet overal hol en niet alle holle wegen hadden vroeger de eer om helweg te heten. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat alle holle wegen door veelvuldig betreden hun holheid hebben. Sommige zullen ontstaan zijn door opwerping van wallen aan weerszijden, om erven mee aan te duiden dan wel vee van dwaling te beletten.
Een baan voor uitvaart
Reeds in 1835 stelde Jacob Grimm in zijn grote, nog immer waardevolle werk Deutsche Mythologie dat men oorspronkelijk met helweg—oftewel Hellweg in het Duits—letterlijk de weg naar de onderwereld bedoelde. Dat wil zeggen: het dodenrijk in de oude, heidense zin van het woord, niet het verblijf der verdoemden volgens de latere christelijke leer. De gedachte is dat helwegen ontstonden en onderhouden werden voor betamelijk vervoer van overledenen naar hun laatste rustplek in de aarde.
De algemeen Duitse evenknie van hel is uiteraard Hölle, maar vroeger en nog steeds in de streektalen van de gebieden waar helwegen te vinden zijn is het Helle e.d. Bovendien kon Grimm erop wijzen dat in Hessen behalve Hellweg ook eens de vormen Hölleweg en Höllepfad voorkwamen. De samenstelling zou dan ook gelijk een rechtstreekse evenknie zijn van Oudnoords helvegr, een woord waarmee duidelijk de weg naar de onderwereld bedoeld werd.
Hier kleven echter grote bezwaren aan. Zo stelden de taalkundigen Schiller en Lübben later in de negentiende eeuw dat de aangewezen dodenweg of lijkenweg op veel plekken niet dezelfde was of is als de helweg. We kunnen eraan toevoegen dat de helweg in zijn vroegste vermelding, een oorkonde uit 890 die Grimm zelf ook noemde, een openbare weg heet: helvius sīve strāta pūblica. In latere bronnen worden helwegen omschreven als handelswegen en heerbanen. En inderdaad, het waren vooreerst verbindingen tussen oorden, niet paden naar graven.
Het grootste bezwaar is echter taalkundig. De evenknieën van hel en helweg zijn in het Westfaals onderscheidenlijk helle en hiəlweg. Enkele eeuwen eerder in het Middelnederduits is het verschil ook duidelijk, met enerzijds hell (dan wel helle- in samenstellingen) en anderzijds hēlwech, heelwech, heilwech, hielwech en hileweg naast helwech en hellewech. En in Oost-Nederland vinden we nog een oord genaamd Heelweg aan een oude helweg. Dit alles wijst erop dat er bij deze wegen geen sprake was van hel ‘onderwereld’. Daarmee werden ze pas later in verband gebracht, nadat men de samenstelling niet meer begreep, zodat genoemde vormen als hellewech en Hölleweg gemakkelijker konden ontstaan.
Laag, licht, schuin, hard
Vanwege hetzelfde vormelijke verschil is het ook niet geoorloofd om in onze samenstelling het woord hel(le) ‘laagte’ te herkennen, ook al worden helwegen in sommige naslagwerken uitdrukkelijk omschreven als ‘lage, diep liggende weg’. Bovendien is hel(le) zelf bij nader inzien eerder op te vatten als ‘lage, drassige, moerige grond’ en ‘poel’. Zo is het te begrijpen in oordnamen als De Hel (Friesland), Helle (Nederlands Limburg) en mogelijk Hell (Gelderland), alsmede Hellebroek (Nederlands Limburg), Helmond (Noord-Brabant) en Helvoirt (Noord-Brabant).
Evenmin is het vormelijk mogelijk dat we te maken hebben met het woord hel ‘fel schitterend’, Duits hell ‘zeer licht’. In betekenis mag het dan op het eerste gezicht nog denkbaar voorkomen, alsof helwegen zo heten omdat ze als banen van licht door het donkere woud gaan, maar daar loopt het evenzeer spaak, want dit bijvoeglijke naamwoord had in die vroege tijd nog (alleen) de betekenis ‘klinkend, luid’.
Ook het oude Nederlandse en Nederduitse woord helle ‘helling’ is ondanks zijn aantrekkelijke betekenis uit te sluiten, want dat is een betrekkelijk jonge nevenvorm van helde, ontstaan nadat hellen zelf vervormd was geraakt uit helden door verkeerd begrip van vervoegde vormen als geheld. (Zo hebben we ook verspillen in stede van het eigenlijke verspilden.)
Tevens te verwerpen tot slot—doch het vermelden waard—is wat niemand minder dan Willem Bilderdijk in 1815 voorlegde aan Jacob Grimm in een Franstalige brief. Hij wees erop dat men chez nous pleegt te zeggen “het hal is niet te vinden” wanneer paarden geen harde ondergrond in de modder kunnen vinden. De helweg ware dan vernoemd naar zijn harde grond. Dit hal is zonder twijfel hetzelfde woord als hal ‘hardheid van de bodem door vorst’. Maar hoewel dat weliswaar in Noord-Holland ook de nevenvorm hel heeft, gaat het duidelijk terug op een wortel voor ‘vriezen’.
Een nieuwe blik
Het kan geen kwaad om weer eens te kijken naar de volle verscheidenheid van overgeleverde vormen. In het Westfaals is hiəl in hiəlweg te vergelijken met diəle ‘inspan, disselraam’ (de evenknie van deel ‘plank’), miəle ‘mijt’, schiəlwippop ‘schele’, smiəle ‘smele, smeel’, spiəl ‘spel’, swiəl ‘zweel, eelt’ en viəl ‘veel’. Bij al die woorden is de iə ontstaan uit een oorspronkelijke i dan wel uit een i die uit een oudere e is verhoogd o.i.v. een daarop volgende, inmiddels versleten i, u of w. Zo zijn spiəl en viəl afkomstig van Oudgermaans *spilą en *felu.
In het Middelnederduits heeft het eerste lid van onze samenstelling de vormen hel, helle, hēl, heel, heil, hiel en hile. En de oudste vorm die we kennen is zoals gezegd helvius, in een oorkonde uit 890. Een oorspronkelijke e wordt zo waarschijnlijk en dat geeft twee mogelijkheden. De eerste is om uit te gaan van een voorloper in de vorm van Oudgermaans *hela-wegaz, die enerzijds kon verslijten tot *heleweg (vanwaar hēlweg, heelweg, heilweg) en anderzijds helweg (vanwaar door verhoging hielweg en hileweg, met e als overgangsklank vóór w). Dat houdt ook in dat helvius een verbastering moet zijn, vanuit *helveus en daarvoor *helvegus, een verlatijnsing van helweg.
De andere mogelijkheid is dat helvius juist een meer oorspronkelijke vorm is en wel een verlatijnsing van een Oudsaksisch *helwi en dat een voortzetting van een Oudgermaans *helwijaz. In dat geval zijn alle vormen met weg niets meer dan volksduidingen om een inmiddels onbegrijpelijk woord tot iets begrijpelijks te maken. Die meer oorspronkelijke vorm overleeft wellicht in de Westfaalse bosnaam Hiəlwes-loh, te begrijpen als het loh van de hiəlwe. Aan de andere kant, die naam wisselt met de vormen Herwes-loh en Hermes-loh en zou aldus zelf door verhaspeling met hiəlweg ontstaan kunnen zijn.
Zowel *hela- als *helwijaz geeft moeilijkheden, want van geen van beide zijn anderszins voortzettingen aan te wijzen in de Germaanse talen. Dat wekt overigens ook meteen de indruk dat deze naam behoorlijk oud is. Wel kunnen we zeggen dat de Oudgermaanse klankreeks *hel- klankwettig verschoven moet zijn uit ouder *kel- of *ḱel-. En met die wetenschap kunnen we buiten het Germaans op zoek gaan naar evenknieën in andere Indo-Europese talen.
Twee wortels
Nu bestond er een Indo-Europese wortel *kelh2– ‘slaan’, met *h2 voor een wisse, vroeg verdwenen keelklank. Deze wortel ligt ten grondslag aan onder meer Latijn cellō in percellō ‘te gronde slaan’, Litouws kálti ‘slaan, smeden’ en Oudgermaans *heldiz ‘slag, strijd’ (vanwaar o.a. Oudsaksisch hild, hildi). Het is goed denkbaar dat hiervan een woord voor een veel betreden pad is afgeleid.
Dezelfde betekenisontwikkeling is immers elders evengoed te vinden. Denk aan de Engelse verbinding beaten path ‘gebaande weg’, eigenlijk ‘geslagen weg’, of aan achttiende-eeuws Twents slaage ‘voerweg, rijweg die veel gebruikt is en een open spoor heeft, weg die het meest gebruikt en ingeslagen wordt’. Ook Nederlands baan, een woord dat vroeger tevens in de zin van ‘slagveld’ werd gebruikt, is waarschijnlijk afgeleid van een wortel met de grondbetekenis ‘slaan’.
Ondertussen was er ook de wortel *kel- ‘drijven’, bekend van Latijn celer ‘snel’, Grieks kélomai ‘aansporen, in beweging brengen’ en kéllō ‘aansporen, drijven’, en vermoedelijk ook Oudgermaans *helþijaz ‘driftig’ (vanwaar o.a. Oostfries hilde, hil ‘onrustig, levendig enz.’). Bij deze wortel bestond tevens de verlengde vorm *kel-eu-, wel de stam van een oude werkwoordsvervoeging. Hiervan komt enerzijds Grieks keleúō ‘aansporen, drijven’ met de afleiding kéleuthos ‘weg, pad, baan, reis’(!), anderzijds Litouws keliáuti ‘reizen, een trektocht maken’, vanwaar keliū́ta ‘nauw voetpad’(!) en kẽlias ‘weg, pad, baan, reis’(!).
Die verlenging *kel-eu- is buitengewoon belangwekkend, want ze kon de vorm *kel-u- hebben gehad wanneer het achtervoegsel onbeklemtoond was. Een gebeurlijke afleiding *kel-u-io-s (met het in het Indo-Europees gebruikelijke achtervoegsel *-io-) zou klankwettig ontwikkeld zijn tot Oudgermaans *helwijaz, net een van de twee hierboven voorgestelde voorlopers.
Besluit
De helwegen van weleer waren veelal laag, maar lang niet altijd hol zoals de kenmerkende holle wegen die hier en daar behouden zijn. Het waren geen wegen naar de onderwereld noch lichte banen door het donkere woud, hoezeer dat ook tot de verbeelding spreekt. Waarschijnlijk betekende helweg niets meer dan ‘geslagen, gebaande weg’ of—als het een volksduiding van een oud, ondoorzichtig woord was—domweg ‘pad, weg’.
Beekes, R., Etymological Dictionary of Greek (Leiden, 2010)
Berkel, G. van & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard (2018)
Doornkaat Koolman, J. ten., Wörterbuch der ostfriesischen Sprache, I-III (Norden, 1879-1884)
Dumbar, G. e.a., Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw (Deventer, 1952)
Fraenkel, E., Litauisches etymologisches Wörterbuch (Heidelberg-Göttingen, 1955-1965)
Gallée, J.H., Woordenboek van het Geldersch-Overijsselsch dialect (Deventer, 1895)
Grimm, J., Weisthümer, 3. Theil (Göttingen, 1842)
Grimm, J., Deutsche Mythologie, 4 Bde, 4. Ausgabe (Berlijn, 1875)
Grimm, J. & W., Deutsches Wörterbuch, 16 Bde. in 32 Teilbänden (Leipzig 1854–1961)
Köbler, G., Mittelniederdeutsches Wörterbuch, 3. Auflauge (2014)
Meineke, E. & Th. Schilp, “Hellweg”, in Reallexikon der germanischen Altertumskunde, Bd. 14 (1999)
Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)
Pokorny, J., Indogermanisches etymologisches Wörterbuch (Bern, 1959)
Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)
Schiller, K. & A. Lübben, Mittelniederdeutsches Wörterbuch, 6 Bde. (Bremen, 1875–81)
Schönfeld, M., “Hol, hel”, in De Nieuwe Taalgids, Jaargang 37(1943)
Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)
Woeste, Fr., Wörterbuch der westfälischen Mundart (Norden/Leipzig, 1882)
Geachte Olivier,
ik moest meteen denken aan de Noordzee… die lange tijd (wel duizend jaren) ook de Friese See werd genoemd maar ook de Hellesee en de Hollesee… en dan komen we uit bij Frau Holle (Frau Helle) en kan Nederland… euh Holland haar naam te danken hebben aan de Hollesee en Frau Holle. Holland is dan het land van Frau Holle en… kan mede de naam te danken hebben aan het feit dat Holland een ‘uitgehold’ land was/is (denk aan de voormalige Suidersee).
Dat de ‘holle’ wegen voor de uitvaart dienden lijkt me onjuist. Wel kan ik aannemen dat hollewegen (hellewegen) dienden voor troepenverplaatsingen en voor handelsdoeleinden. Als aanvulling kan ik nog Helbergen noemen bij Zutphen. Dat is een naam voor een plaats gelegen op rivierduinen opgestuwd door de IJssel. Een woonwijk van Zutphen heet Helbergen (bijna 1600 inwoners) en aan de overkant van de IJssel (aan de Brummense kant) en zuidelijker gelegen liggen twee heel oude boerenhoeven: Hoog-Helbergen en Laag-Helbergen.
Die laatste zou ooit een soort Havezate zijn geweest, ook is er sprake van een klooster. Naar zeggen zouden de hoeven Hoog-Helbergen en Laag-Helbergen verbonden zijn door een onderaardse gang (gegraven tijdens de Tachtigjarige Oorlog) en zou er ook een onderaardse gang lopen van Laag-Helbergen onder de IJssel door naar een Havezate bij Vierakker (het Hoghe Huys). Of dat allemaal waar is, is vooralsnog niet bekend. Het zou gaan om een verzinsel. Hier een artikel over de voormalige Havezate.
Langs de IJssel ligt in Cortenoever in een laaggelegen gebied ten noordoosten van Brummen huis Laag Helbergen. De naam verwijst naar een hoogte (berg) midden in een laaggelegen land (helle). In de elfde eeuw was er mogelijk al sprake van bebouwing, en in de zestiende eeuw wordt op diezelfde plaats een nieuw huis gebouwd. Door de vruchtbare gronden in het IJsseldal heeft het landgoed vooral een agrarische functie behouden.
De familie Van Helbergen
Vanaf de elfde eeuw bestaat er al een geslacht Van Helbergen, ook al wordt Huis Laag Helbergen pas in 1326 bij naam vermeld. Hendrick van Helbergen heeft het goed dan in achterleen van Johan van Eerde, zelf een leenman van de graaf van Gelre. De stad Zutphen krijgt dit leen in 1356.
Zutphen heerst en verdeelt
De stad gebruikt de grond gedeeltelijk voor het afsnijden van een bocht van de rivier de IJssel, omdat deze de zuidelijke oever en de stadsmuur van Zutphen wegspoelt. Wat er achterblijft van de grond met huis Laag Helbergen wordt door Zutphen in leen gegeven aan mensen met een bestuurlijke functie, zoals aan burgemeesters. In de tweede helft van de zestiende eeuw laat Herman Boshoff, schepen te Zutphen, op de plaats van de oude havezate een nieuw huis bouwen in renaissancestijl.
Twee verschillende geslachten Van Helbergen
Waarschijnlijk tijdens de Nederlandse Opstand wordt Laag Helbergen deels verwoest. Na verkoop van het huis door Hendrick Boshoff in 1637 komt Laag Helbergen in handen van Hendrick van Essen. Hij verbouwt het tot boerderij. De familie Van Essen blijft tot 1791 in bezit van Laag Helbergen. Er volgen verschillende adellijke bezitters. Een familie, die zich Van Helbergen gaat noemen naar de naam van het huis, pacht de boerderij. Ondanks dezelfde naam is deze familie niet verwant aan het riddergeslacht Van Helbergen, waar alles mee begon.
De boerderij Laag Helbergen
In de achttiende eeuw wordt de boerderij uitgebreid tot een groot rechthoekig gebouw. In de negentiende eeuw wordt een keuken aangebouwd en verschijnt er een schuur. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog bevinden zich Duitse stellingen in de omgeving van Laag Helbergen. De tijdens archeologisch onderzoek gevonden munitieresten zijn de stille getuigen van heftige gevechten aldaar. Tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw blijven de Van Helbergens de pachters. Het huis is nu een rijksmonument, maar niet te bezoeken.
Bronnen en verder lezen:
Jan Vredenburg (eindred.), Kastelen in Gelderland (Uitgeverij Matrijs, Utrecht 2013) p. 180.
Historie van Park Helbergen.
Groet Evert Jan
Beste Evert Jan,
Ik ken de uitdrukking holle zee (ter aanduiding van de zee wanneer zij hoge golven en diepe dalen heeft), maar niet Hollesee noch Hellesee als naam van de Noordzee in het bijzonder. Waar heb je die vandaan?
Het is geen uitgemaakte zaak dat Holland eigenlijk ‘uitgehold land’ betekent (in dat geval beter gewoon ‘hol land’). Ook mogelijk is vroege verbastering van Holtland ‘houtland’, oorspronkelijk de naam van een nederzetting die bij Leiden gezocht wordt.
(Frau) Holle is een gewestelijk Duitse voortzetting van Oudhoogduits Holda ‘Genegene, Vriendin, Goede Geest’, wel een toenaam van de godin Vrije, en staat dus los van het voorgaande.
Het eerste lid van Helbergen tot slot vind ik moeilijk te duiden, maar vereenzelviging met hel(le) ‘drassig land’ heeft mijn voorkeur. Men heeft ook wel gedacht aan helle ‘helling’, maar dat is zoals gezegd een betrekkelijk jonge nevenvorm van helde en de gezamenlijke betekenis ‘helling-bergen’ zou ten overvloede zijn.
Geachte Olivier,
Een vriend van me deed onderzoek naar de Friezen en Groningers en maakte gebruik van bronnen uit Denemarken, Noorwegen en Zweden. In die bronnen was sprake van de Hollesee/Hellesee en van de Friese See. De Friezen zouden wel een millennium lang de See van het Kattegat tot het Kanaal en van de Far Oer (verre oorden zoals Machu Picchu natuurlijk ‘machtige piek’ betekent en Himalaya ‘himmelaaien’ betekent) tot aan de Schetland Eilanden en de Orkaden. En die Frau Holle/Helle zou nog wel eens de zelfde kunnen zijn als El (die van Ellert en Brammert) die ook Inanna is en Ishtar en die we in Drenthe kennen als Spin-An en ‘spinwieffie’ die ook nog wel eens Tafana (Twente) kan zijn en die we kennen als ‘Anneke Tanneke Toverheks’…
Groet Evert Jan
Beste Evert Jan,
Iedereen heeft vrienden met bronnen. Hier schieten we niets mee op.
Je stellige beweringen over Faeröer, Machu Picchu en Himālaya zijn volstrekt onjuist. Om die laatste naam als voorbeeld te nemen: die is Oudindisch en samengesteld met himá ‘sneeuw, vorst’.
Verder, Frau Helle is een gewestelijke, zeldzame vorm naast Frau Holle en heeft zoals gezegd niets met Ellert van Ellert en Brammert te maken. De vereenzelvigingen met Inanna en Ishtar zijn ook uit de lucht gegrepen, enzovoort.
Het is allemaal vergelijking op grond van oppervlakkige gelijkenissen; houdt geen rekening met geschiedenis noch klankverschuivingen noch regelmatigheden en dus ook niet met de wijze waarop woorden zich daadwerkelijk tot elkaar kunnen verhouden—binnen talen en ertussen.
Wat een mooi en lang repliek van Evert Jan. En interresant na te denken over de relatie Helweg/Holweg en Holland. Al meende ik dat het Hol daarin ook een relatie kan hebben met “water tussen twee meertjes”. Het bekenste toponiem is natuurlijk Schiphol.
In mijn onbegrensde fantasieen zat ik al een paar jaar geleden (http://www.nifterlaca.nl/read.php?3,13231,13231#msg-13231) te denken aan het ophalen van goederen. Handel dus. In het huidige Fries ‘helje’ en in het Duits ‘holen’. Helaas heb ik alleen maar fantasie en niet de kunde om zelf vast te stellen of dit meer is dan fantasie.
In lang vervlogen tijden gingen handelslieden hun waren beschermen met verdedigbare wallen. Zo meende ik dat dit het geval is bijvoorbeeld bij de 7de eeuwse ringwalburcht Heimenberg bij Rhenen en de 10de eeuwse ringwalburcht bij Udel. Als Hel een relatie met handel heeft, dan kan Helbergen betrekking hebben op de plek waar een handelaar zijn waren opsloeg.
Maar of dat ook echt kan zijn?
Groeten, Lolke
Beste Lolke,
De overgeleverde vormen, met name Westfaals hiəlweg, wijzen op een oorspronkelijke *e, niet een *a met umlaut (o.i.v. een achtervoegsel), dus rechtstreeks verband met halen is wel uit te sluiten. Dat werkwoord komt overigens van een wortel met de betekenis ‘roepen’, dus het is ook niet waarschijnlijk dat hel(weg) een andere afleiding van die wortel is.
Dit verhaal doet mij denken aan de naam van de voormalige Deense voetballer Thomas Helveg. Zijn naam bracht ik altijd (schertsend) in verband met ‘helleveeg’, inmiddels weet ik wel beter!