De helweg en de holle weg

In den hart der Duitsen wereld, waartoe eer ook de Lage Landen behoorden, bestond vanouds een netwerk van helwegen, de tamelijk brede paden die vaak verzonken waren door de tred van talloze handelaars en heerscharen. Men heeft wel gemeend dat hel in dezen naar het dodenrijk verwijst of anders het licht van een baan door het bos, maar daarmee is lang niet alles gezegd… Lees verder “De helweg en de holle weg”

Eresburg endi Irminsúl

Op een groene heuvel in het Sauerland in het jaar 772 verdedigen de heidense Saksen met hand en tand de belangrijke Eresburg tegen de Franken onder koning Karel, die kort tevoren de oorlog heeft verklaard. Hij weet haar te veroveren en verwoest ook gelijk een van de heiligste heiligdommen der Saksen: de Irminsúl. De burcht blijft betwist en wisselt nog enkele malen van hand, maar Karel behaalt de laatste zege en laat er een kerk bouwen. Van de naam Irminsúl is de godsdienstige betekenis bekend, maar ook Eresburg zou een belangrijk aandenken aan de voorchristelijke wereld kunnen bewaren. Lees verder “Eresburg endi Irminsúl”

Verering tussen de bomen

Het is nu nauwelijks voorstelbaar, maar ooit was heel het Avondland rijk aan heilige bossen en gewijde open plekken in wouden. Grieken, Romeinen, Kelten, Germanen, Balten en Slaven, allen vereerden zij goden te midden van de bomen, zoals de Japanners nog immer doen. Dus toen de Engelse zendelingen in de vroege middeleeuwen hun broedervolkeren de Friezen en Saksen kwamen kerstenen, hadden ze die ook weg te houden van sacrīs silvārum quae nimidas vocant, oftewel ‘woudheiligdommen die ze nimidas noemen’. Zo staat het geschreven in een achtste eeuws lijstje van bijgeloven en heidense gebruiken, de zogenaamde indiculus superstitiōnum et pāgāniārum. Lees verder “Verering tussen de bomen”

Fricco

In de elfde eeuw na Christus heeft de Duitse geestelijke Adam van Bremen wat opmerkelijke dingen te zeggen over de zeden van de Zweden, die dan nog heidens zijn en beoogd voor kerstening. In Uppsala, zo heeft hij vernomen, staat een beroemde tempel met vergulde wanden en een grote gouden ketting eromheen. Ernaast staan onder meer uiterst heilige bomen aan wier takken op gezette tijden mannen en mannetjesdieren worden opgehangen. Hun bloed geldt als zoenoffer aan de goden.

Lees verder “Fricco”

Wijkingen!

Hamar en Hađumund kijken op. Het zo kunstig gekorven schegbeeld van hun vaders schip steekt boven hun blonde koppen uit. Naast hen kraken de planken van de pier onder de voeten van ruwe mannen die één voor één aan boord gaan. De wind is gunstig en de tocht naar het zuiden kan beginnen, voor roof en roem en sterke verhalen bij de haard. Misschien dat de jongens volgend jaar mee mogen. Het jaar is 450 na Chr. en ze zijn Saksen.

Lees verder “Wijkingen!”

Wodan? Woen!

De tere ziel van Taaldacht wordt al jaren geteisterd door de wijdverbreide wanuitspraak van een wisse godennaam. Bij dezen de hoop dat herhaling heil brengt: de naam hoort niet Wodan te luiden, maar Woen. Wij zijn niet de eersten die hierover beginnen. “Het wordt eindelijk eens tijd, dat men de schooljeugd dien naam goed leert uitspreken,” zei de Leidse taalkundige Lammert Allard te Winkel erover in 1865. En ook heden zeggen de goede mensen van het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands: “De inheemse vorm is Oudnederlands wuodan (geschreven uuoden [791-800; CG II-1, 26]) en had in het Middelnederlands klankwettig tot *woeden > *woen moeten leiden (als in boedel > boel).”

Lees verder “Wodan? Woen!”