Dat zijn geen bessen!

In de elfde maand van het jaar, wanneer de kou echt gekomen is in ons deel van Middelgaard, is menige uw of taxus reeds met rood getooid als ware zij een wijnachtsboom. Maar let op: deze weldadigheden voor eekhoorns en vogels mogen geen vruchten heten, dus ook geen bessen.

Net als bijvoorbeeld steenvruchten en pitvruchten worden bessen tot de zogenaamde vlezige vruchten gerekend, in tegenstelling tot droge vruchten zoals doosvruchten en dopvruchten. Een vrucht is het rijpe vruchtbeginsel van de bloem en bevat het zaad van het gewas—indien het om een gewas met vruchten gaat.

De wetenschappelijke naam van onze uw is Taxus baccata, waarvan het tweede woord letterlijk ‘gebest, bebest’ betekent. Deze immergroene, zachtnaaldige boom heeft echter geen bessen—geen vruchten—maar schijnvruchten, in dit geval zaadrokken. Dat zijn omhulsels die vanuit het zaad zelf of de zaadsteel groeien. Bij de uw zijn ze vlezig, kleverig en knalrood. Die kleur lokt de dieren die het zaad door ontlasting te verspreiden hebben. Indien rood en rijp zijn die rokken de enige delen van de uw die niet giftig zijn voor mens en vee.

zaadrok

Bij nadere beschouwing lijken de zaadrokken van de uw met hun open uiteinde net kleine klokjes, en de zaadjes klepels. Met wat meer gevoel voor dichterlijkheid zouden we die daarom in dit geval evengoed klokjes of bellen kunnen noemen. Zo is zij ook te meer een wijnachtsboom.

Hebben wij liever een toegewijd woord voor dit uwengoed te wensen, dan is er nog een andere mogelijkheid. Het Germaans had zowaar een achtervoegsel voor de (schijn)vruchten van bomen en struiken: het onzijdige *-aną. In het Zweeds leeft het voort als -on in bijvoorbeeld nypon ‘rozenbottel’ en smultron ‘wilde aardbei’. In het Nederlands zou het versleten zijn tot -en. In aker ‘eikel’ is het zelfs helemaal afgesleten, anders dan in evenknieën als Gotisch akran en Engels acorn.

Nu is klok een leenwoord en bel een erfwoord, dus is het tweede meer geschikt om een afleiding van te maken met dit achtervoegsel. Er zou als het ware een Germaans *bellaną bestaan kunnen hebben. En dat geeft ons heden het bellen en in meervoud de bellens der uw. De wakkere wandelaar kan ze welna horen tingelen aan de takken.

Beelden
Eekhoorn op uw door wal_172619. Enige rechten voorbehouden.
Zaadrok uitvergroot door Mark Robinson. Enige rechten voorbehouden.

8 gedachtes over “Dat zijn geen bessen!

  1. Leuk stukje! Maar één opmerking: het Zweedse -on in nypon is oorspronkelijk een meervoudsuitgang (vgl. öga – ögon ‘oog – ogen’), dat later via analogie bij andere bessennamen, zoals smultron, opduikt. (Bron: Hellquist, Svens Etymologisk Ordbok)

    1. Hai Muriel,

      Bedankt voor je bericht! Voor de aanname van dit achtervoegsel en diens voortzetting door Zweeds -on volg ik Guus Kroonen in zijn bespreking van *akraną (in Etymological Dictionary of Proto-Germanic, 2013). Hij staaft dit met het bestaan van *aldaną ‘boomvruchten, mast’, de voorloper van Oudnoords aldin, Faeröers aldan en Oudzweeds aldon.

      Hellquists duiding veronderstelt ondertussen het ooit bestaan van een onzijdig enkelvoud nypa, of oorspronkelijker hypa. Er is een gewestelijk Zweeds hypa, maar dat is vrouwelijk, net als gewestelijk Noors hjupa en njupa en Faeröers hjúpa. In de Westgermaanse (streek)talen is het woord ook vrouwelijk en anders mannelijk.

      Uitgerekend Kroonen noemt wel een IJslands hjúpa als onzijdige nevenvorm van hjúpur, maar ik kan beide niet terugvinden in andere woordenboeken, althans niet in de betekenis ‘rozenbottel’ o.i.d. Daarbij, onzijdige n-stammen zijn zeldzaam in de Germaanse talen, dus als dit woord niet in zo’n verbuiging is overgeleverd zou ik het ook niet zo snel aannemen.

      Tot slot, de verbogen vorm hiupona in Oudzweeds hiuponathorn spreekt m.i. tegen een n-stam, want we zouden dan hiupna verwachten, zoals ø̄ghna ‘van de ogen’ en ø̄rna ‘van de oren’. Dan zou je nog kunnen stellen dat de ontwikkeling van -on als een afzonderlijk achtervoegsel door terugvorming uit de n-stamverbuiging toen reeds voltooid was en vervolgens een nieuwe meervoudsverbuiging was ontstaan, maar dat vergt meer aannames.

  2. Hoi Olivier,
    Bedankt voor je reactie, een leuke aanleiding om mij weer eens in dit suffix te verdiepen. Tot nu ben ik altijd uitgegaan van de traditionele etymologie bij Hellquist (maar ook bv. Wessén), dat -on van oorsprong een meervoudsuitgang is, dat zich later naar andere vruchtnamen uitgebreid heeft (lingon ‘veenbessen’, hallon ‘frambozen’ maar ook naar het door Guus genoemde aldon (Nieuwzweeds ollon) ‘eikel’). Het lijkt me lastig hier een definitief oordeel te vellen, maar de argumenten tegen Hellquist overtuigen mij nog niet helemaal.
    Ten eerste: dat onzijdig hiupa niet in het enkelvoud is overgeleverd is niet zo vreemd voor een naam voor kleinfruit, dat immers meestal in grotere hoeveelheden geplukt of verorberd wordt.
    Ten tweede, samenstellingen met hiupona betekenen niet noodzakelijkerwijs dat -on hier een afleidingssuffix is, de klinker kan ook epenthetisch zijn, vergelijk öghona smörilse voor oogzalf (door Söderwall geciteerd als variant van ögna smörilse).
    Vriendelijke groeten,
    Muriel

    1. Hai Muriel,

      Op zich is het voorstelbaar dat Oudzweeds aldon zijn -on naar voorbeeld van andere vruchtnamen heeft, of zelf een oude meervoudsvorm is, maar dat verklaart niet zo gemakkelijk de vorm van zijn evenknie, Oudnoords aldin. In het Oudnoords had het onzijdig (nom./acc.) meervoud van n-stammen immers de uitgang -u, zoals in augu en eyru.

      En het hoeft inderdaad niet te verbazen als een enkelvoudsvorm ontbreekt van enig woord voor boomvruchten, maar in bedrijf zijn er in de Germaanse talen genoeg enkelvoudsvormen van dit rozenbottelwoord overgeleverd, ook in Scandinavië, en uitgerekend niet die onzijdige n-stam die Hellquists duiding vergt.

      Tot slot, de vorm ø̄ghona naast ø̄ghna was heel zeldzaam, terwijl Söderwall geen hiupna heeft te geven naast hiupona (behalve hiupona thorn ook in hiupona ros en hiupona trä).

      Hartelijke groet,
      Olivier

      1. Hoi Olivier,
        Het ging mij hier specifiek om de uitgang -on; het Oudzweeds kent ook de vorm aldin en daar zou best dat oorspronkelijke vruchtsuffix in kunnen zitten. Dat verklaart echter niet de klinker in -on, een typisch Oudzweedse uitgang. De conclusie “in het Zweeds leeft het voort als -on” lijkt me daarom niet gerechtvaardigd. En wat die samenstellingen betreft, ik heb in het Oudzweedse corpus bij Språkbanken geen andere voorbeelden kunnen vinden dan het handjevol dat al door Söderwall genoemd wordt. Bovendien zijn die allemaal uit de 15e en 16e eeuw.

      2. Ah zo! Oudzweeds aldon met -on is te verklaren door u-umlaut vanuit het Oernoordse meervoud *aldanu naast het enkelvoud *aldan. Zo stelt Kroonen en mogelijk heeft hij dat van Kock, wiens werk ik niet tot mijn beschikking heb, maar waar Hellquist (onder nypon) naar verwijst.

  3. Ik heb dat werk van Kock ook niet bij de hand, en klankwettelijk zou dat kunnen (al komt u-umlaut in het Oostscandinavisch veel minder voor), maar er kunnen ook andere dingen spelen, zoals analogie. We worden het niet eens, denk ik, maar ik vond het een leerzame discussie!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.