De afgelopen jaren heb ik taaldachtig verkend hoe hier een nieuwe gedeelde geestelijkheid eruit zou kunnen zien. Deze ee, niet zozeer een godsdienst in gangbare zin, behelst heilige ruimten onder de bomen en lijkt algauw een westerse tegenhanger van zowel zen als shintō in Japan. Hier is een overzicht en een aanzet, opdat zij tot stand komt.
Een woord vooraf
Zowel christenen als de goddelozen zullen wellicht huiveren bij het lezen van deze opening. Tegen de eersten kan ik zeggen dat velen nu eenmaal niet meer oprecht kunnen voldoen aan die hoge voorwaarde: geloof in het bestaan van Jezus Christus als Zoon van God. Andere grondslagen kunnen zij evenmin aanvaarden, zoals de veronderstelling en het belang van een uitverkoren volk hier ver vandaan sinds lang geleden. En een cultuurchristendom is uiteindelijk hol.
Tegen de anderen kan ik zeggen dat er geen geloof vereist is in deelname aan de hier voorgestelde geestelijkheid. Maar beginselen zijn noodzakelijk en alom erkent men behoefte aan enerhande verbinding met elkaar en de natuur, het zelfzodanige, het wild. De vrijzinnige veelvoud aan invullingen voorkomt evenwel die verbinding en de wedergeboorte van ware geestelijke cultuur.
Wat ik voor ogen heb zou een vorm van heidendom genoemd kunnen worden maar is geen herneming van het heidendom van onze Germaanse voorouders meer dan duizend jaar geleden, met zijn wirwar aan goden en verhalen. Dat was een kind van zijn tijd. Ware het nooit opgehouden te bestaan, dan ware het in de loop der eeuwen sterk veranderd. En achterhaling van zijn aard, met de flarden die we hebben, wordt algauw meer een oefening in geleerdheid en naspeling dan iets dat werkelijk leeft.
Wel is er veel bestaand oud erfgoed dat binnen deze hernieuwde gedeelde geestelijkheid een plek heeft en zo ook weer groen als het lenteblad kan worden. Het is als het ware de herbouw van een heiligdom vanuit eenvoudige beginselen, waar vervolgens bewaarde zaken weer ondergebracht kunnen worden. En er is in deze ee ruimte om verder te bouwen en denken, opdat er in de geest weer groei en bloei is en een machtig woud kan ontstaan. Op deze weg mag de mist der verbeelding geen hindernis heten.
Dan, wat is een ee, hoe mag deze ee in het bijzonder wezen, op welke wijze kome zij tot stand, en hoe kan zij heten? Ik moedig de lezer aan om schakels naar eerdere stukken te volgen, voor verdere verdieping in de stof en hoop dat het volgende uitnodigt tot deelname in doen en denken.

Drie beginselen
Een ee, om met een oud, oorspronkelijk heidens woord te spreken, is een geheel van zeden van ziel en volk om overeen te stemmen met de tauw. Het gaat om gebruiken en plechtigheden als eerbetoon aan het goddelijke, gebed, bedevaart, bezinning, oefening, viering, herdenking, naamgeving, huwelijk, begrafenis, verbrantenis enzovoort. Ze heeft een plek in huisvrede en heilige ruimten. Ze is ten eerste een levenswijze, voor enkeling en gemeenschap, en hoeft niet een heilige schrift of leer in te houden, noch een openbaring van hemels gezag voor stervelingen. Een godsdienst is een ee, maar een ee is niet meteen een godsdienst.
De tauw is de bovenzinnelijke onderliggende schikking van het bestaan. Men kent haar als de tào of dào in het oude China en als ṛtá in het oude India. Ze is het kabbelen van beken, het groeien van gras, de onbuigzaamheid van bergen. In haar hebben alle wezens hun aard, zin en til oftewel doel. Ze is de gang en stroom van het wild. Ze is waarheid, werking en goede verhouding. Ze is tweeheid en vandaar veelheid en verscheidenheid, vanuit de Ene.
De Ene is de onbevattelijke wezensbron van alles, de diepe oorsprong waar wijsgeren van oudsher bij uitkomen. De Ene, ook wel het God geheten, behoeft geen geloof of trouw, geeft geen ban noch gebod, maar heeft de tauw als stem. Aan mensen is de keuze om daarmee overeen te stemmen met hun ee, naar hun beste vermogen en inzicht, en zo lijden te voorkomen en verminderen.
De Ene wordt sinds mensenheugenis alom door volkeren benaderd met hun voorstelling van de wijde blauwe hemel als de verschijning van de Hoge God en Alvader. Zo groots werd die geacht, zo vanzelfsprekend, dat men hem weinig vereerde en uiteindelijk uit het oog verloor. Tuw, letterlijk ‘Hemelse, God’, is een van zijn namen in onze taal als erfenis van verre voorouders in deze delen van Middelgaard.

Enkele verschillen en overeenkomsten
De ee zoals ik haar zie is geen godsdienst in de oude zin van dienst aan God. Ze heeft geen “aanhangers” en ook geen boek of verkondiger van het Woord van God zoals in de zogenaamde wereldgodsdiensten. De drie beginselen hierboven zullen bij verdere bezinning evenwel leiden tot inzichten en gedachtegangen, waaruit meer en minder invloedrijke geschriften kunnen volgen. Bestaande bronnen van wijsheid worden uiteraard niet geschuwd.
In tegenstelling tot het oude heidendom is deze ee geen huis voor allerhande tovenarij, wichelarij, waarzeggerij, geheime kennis en slachtoffers. Wel is er ruimte—geen noodzaak—voor geloof in mindere goden, voor zover die als goede geesten beoordeeld kunnen worden, en ontzag voor plekken in het wild, ook bomen en stromen. Maar daarbij is hooguit sprake van eerbetoon, geen verafgoding, en ook geen verzanding in stambomen van goden. Hoe deze grenzen bestendigd kunnen worden zonder een strenge leer is nog te beschouwen.
Open blijft de vraag of het leven voorbeschikt is, door het lot of hemelse wil, zoals geloofd in onder meer het heidendom en vormen van het christendom. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid van een leven na de dood. Zij die verlichting bereiken of menen bereikt te hebben zouden het wellicht voor zichzelf kunnen beantwoorden. Wel vloeit vanuit het beginsel van de Ene en de tauw de gedachte dat niets ooit vergeten wordt en dus daden ook niet.

Heilige ruimte
Wezenlijk in deze ee is de gedachte en het bestaan van heilige ruimte, ter onderscheiding van het alledaagse. Deze grondt de wereld, geeft richting en houvast in de grote sleur van het bestaan, verdiept de werkelijkheid. Heilige ruimte behoort in een bos of park—wordt tenminste door bomen vergezeld, liefst ook uwen—en behelst vaak een of meer hoogwaardige, ambachtelijk getimmerde houten gebouwen, soms hele hoven. Wie wenst zich hier een voorstelling van te maken kan kijken naar shintō-schrijnen in Japan.
Elke heilige ruimte heet een wij. Een kleinere, soms niet meer dan een laar of een plek met een boom, wordt een harg genoemd. Een grotere, bestaande uit meerdere gebouwen, is zoals gezegd een hof. Aanwezig ter plekke voor plechtigheden en onderhoud is onder meer de eeward, letterlijk een hoeder van de ee. Dit zijn allemaal hervonden woorden van het oude heidendom.
Sommige van deze wijen hebben houten hallen waar toegewijden in eenvoud gezamenlijk zoals in zen kunnen wonen als een hanze. Zij bekwamen zich in allerhande tuchten, waaronder een vorm van meditatie genaamd zinzate, een geoefende wakkerheid die acht heet, en wisse vechtkunsten met hand en staf, ter beheersing van lijf en geest. En zij en anderen kunnen als walders met staf in hand hele voettochten maken van wij naar wij.
Maar alle wijen zijn open voor bezoekers die rust en vrede zoeken, hun ziel verkwikken, de goede geesten ter stede begroeten, de doden herdenken met opgestoken licht, wensen uitspreken, bruiloften hebben, namen van kinderen binden en begrafenissen en verbrantenissen houden. Er is ook gelegenheid voor hoogtij: de Wilde Jacht, wijnacht in midwinter, de jaarwisseling, oosteren in het voorjaar, enzovoort. Bestaande zeden worden immers in deze ee opgenomen en nieuw leven ingeblazen, terwijl nieuwe ontwikkeld worden.

De spraak in het spel
Van groot belang in dit alles is de zorgvuldige keuze van namen en woorden, en herleving van de noemkunst. Want verwaarlozing van taal en achteloze noeming is minachting voor de wezens en zaken zelf. Hier is de zo goed mogelijke vermijding van woorden uit andere talen ook geen bijkomstigheid maar een kernwaarde om samenklank in de geest te hebben en heelheid van ee te houden. Deze houding draagt ook bij aan de enigheid en waarde van deze ee in het werelderfgoed en de verscheidenheid der tauw.
Goed is ook de herneming van ruinstaven, de oude Germaanse schrifttekens, niet als hoofdschrift maar ter aanvulling van boekstaven op vel en vaandel, en ter kerving in de balken en zuilen van de houten heiligdommen. Ze werken voor het Nederlands en zustertalen bij de buren, en voor het Westgermaans als gewijde taal, die op haar beurt geschikt is voor plecht en bede, en zinzate, al dan niet gezongen door de toegewijden.
De weg die wacht
Het bovenstaande is slechts een begin, een eerste aanzet. De ee hier behelst geen uitgebreide leer of geloof, alleen de meest eenvoudige grondslagen. Ze behelst bovenal oorden en beoefening, en daartoe zijn vele mogelijkheden, deels vanuit oud erfgoed, deels vanuit bezinning en verbeelding, deels naar het voorbeeld van andere eeën, met name shintō en zen in Japan, een land aan de andere kant van de wereld, doch met bomen en jaargetijden zoals de onze.
Zonder verdere stappen zal het slechts een oefening in taal en verbeelding blijven, een vervlogen kans in een vervlakte wereld. Voor mij is het zaak het breder uit te werken, te verdiepen en van andere invalshoeken te benaderen. Zij die hierin heil en waarde zien kunnen helpen door het te delen met anderen, mee te denken en wil toe te zeggen. Zo kan gaan leven een groot voornemen en aldus een genootschap met de middelen tot verwezenlijking van de eerste heilige ruimten.
Overigens is een bijzondere rol weggelegd voor mensen met de nodige kennis en vaardigheden in onder meer tekenen, ontwerp en tijdloze houtbouw. Het zou veel schelen als er buiten woorden een daadwerkelijk beeld geschetst kan worden van houten hallen onder uwen en beuken en andere bomen in de Lage Landen, een indruk van wat hier ontstaan mag.
Tot slot
Dan rest voor nu de vraag hoe deze onderneming zou kunnen heten, deze nieuwe ee in het bijzonder. We zouden haar domweg de Ee kunnen noemen en andere eeën onderscheiden met toevoegingen. De verwachte evenknieën in zustertalen en streektalen hebben in elk geval te rijmen met de eigen vorm van zee. Maar het zou geen kwaad kunnen als deze geestelijkheid tevens een eigen naam had. Welke dat ware laat ik me graag voorleggen.

Mistig herfstbos door Sebastian Bender. Enige rechten voorbehouden.
Elswout door Johan Wieland. Enige rechten voorbehouden.
Herfstbeek door Jerzy Gorecki. Enige rechten voorbehouden.
Shimogamo-jinja door Patrick Vierthaler. Enige rechten voorbehouden.
Grafheuvel door Erwin Bongaerts. Enige rechten voorbehouden.
Elswout door Kenny. Enige rechten voorbehouden.
Dank weer!
Mijn genoegen!
Beste Olivier
Razend interessant concept. Ik heb even nagedacht over een naam. Indien ik het goed begrijp dient deze naam de lading te dekken van “zienswijze ter beschouwing van de tuw”, en dan met name op de tuw in ons eigen leefgebied. Hiervoor heb je al een zinvol woord gevonden; een ‘ee’, maar door de regels heen meen ik te begrijpen dat dit woord je eigenlijk niet zint. Ik gok vanwege het gebrek aan een duidelijke groepsaanduiding voor eventueel gevolg aan de ee.
Dit leidt tot de volgende vraag: hoe voorzie jij de invulling van deze ee? Indien je ruimte wilt creëren voor enige vorm van organisationele structuur, denk bijvoorbeeld aan grond met daarop een wij, dan zou ik een naam kiezen die gemakkelijk tot merk gemaakt kan worden. Indien je juist geen structuur verlangt dan zou ik zoveel mogelijk in algemene termen blijven en het woord ee blijven hanteren.
Graag hoor Wat je visie hierop is.
Hai Otto,
Bedankt voor je bericht. Ik ben zeer tevreden met het woord ee als algemene aanduiding. De lading is overigens eerder zoals gezegd ‘het geheel van zeden van ziel en volk om overeen te stemmen met de tauw’ (niet te verwarren met Tuw, de naam van de Hoge God). Ook vind ik eenvoudigweg de Ee een mooie aanduiding voor de ee van deze streken. Heeft ook wel iets geheimzinnigs. Het is meer dat ik tevens een tweede, meer onderscheidende naam zoek.
Ik ga hier namelijk inderdaad uit van enige organisatie. Dat had ik ook moeten bespreken. Denk onder meer aan iets als een wijenbond die ook gelijk dient als stichting om de grondslagen van deze ee uit te dragen en de (eerste) ontwikkeling van deze ee te geleiden.
Mooie gedachte om meer eerbied te hebben voor onze natuur en plekken om werkelijk rust (of ontsnapping) te vinden van de drukte van onze moderne maatschappij. Maar er bekruipt me wel een gevoel bij het lezen van dit stuk (misschien moet ik me aangesproken voelen als een van de goddelozen in de tweede alinea)… wat ik het beste kan omschrijven met de bekende quote van Douglas Adams: “Isn’t it enough to see that a garden is beautiful without having to believe that there are fairies at the bottom of it too?” Als deze ee zich tot het eerste beperkt, heb ik niets gezegd.
“Als deze ee zich tot het eerste beperkt”
Nee, want zoals ik het begrip heb omschreven behelst het in de kern juist een diep besef van het bovenzinnelijke. We zijn beperkte wezens die slechts een flinter van de werkelijkheid kunnen waarnemen met onze zintuigen, maar de geest reikt…
Dan is er naar mijn mening toch enig “geloof vereist [..] in deelname aan de hier voorgestelde geestelijkheid”.
Is het geen gegeven dat de werkelijkheid verder reikt dan wat wij met de zintuigen kunnen waarnemen? Wat er voorbij die kimme bestaat is een tweede. De voorstelling van de Ene, de wezensbron, is in elk geval iets waar de reine rede of een onmiddellijke ervaring toe kan leiden. Maar er zal altijd over getwist worden, dus je zou het een geloof kunnen noemen, zoals ook de loochening ervan een geloof te noemen is. We hebben het niet over het wel of niet bestaan van een wezen onder de wezens (vgl. Russells theepot) maar over de diepste aard van het wezen zelf.
Hoe dan ook, dat deelname aan de ee geen geloof vereist wil enkel zeggen dat er geen geloofsvereiste is om mee te doen. Mensen die ten eerste met het wild begaan zijn of van de rust en schoonheid willen genieten zijn niet minder welkom.
Toevallig (of bestaat toeval niet) wandelde ik in Pulle (gemeente in de kempen tegen Zandhoven (B)
op een rustig wegeltje voorbij een wij, genaamd Fatima.Het was een harg met een groot geland en
ik besloot even te gaan verkennen.Het was mooi onderhouden met oude bomen en het straalde een waze van rust uit. De kruisweg van Christus was hier afgebeeld met ook een wijberd met de Heilige maagd Maria.Ik dacht onmiddellijk aan dit leesstuk.Ik ben zelf ongodig, maar kan me hier best thuisvoelen.Je vult je eigen waarden in en denkt aan ‘de tauw en de ee’.Het is de vit (energie) daar die je geest en lichaam verkwikt.
Dank je, Walter, voor het delen. In mijn omgeving hier in het noorden heb ik dat veel bij de grafheuvels, gelegen onder dekens van groen gras in het bos. En ik heb het in een rustig park waar ik vaak wandel: een verhouding van paden, hellingen en bomen (veelal essen en uwen) die mij te meer de tauw doen voelen.
Beste Olivier,
Een beschouwing die in het huidige tijdsgewricht als geroepen komt, wat mij betreft. Hier volgen enkele aantekeningen van mijn kant.
Mijn pad van geestzaamheid volgt met name het Germaanse heidendom, het Christendom hier te lande en gewijd gebruik van magische planten – zou je de laatste indelen bij tovenarij overigens? Je hebt eens aangegeven terughoudend te zijn op dit gebied.
De Ermenzuil neem ik mee uit het Germaans heidendom. Van wijlen Henk Vreekamp, een Veluws predikant, heb ik de termen Mythe, Mysterie en Mystiek en hun onderling verband herkend in het driewereldenmodel van het sjamanisme wereldwijd.
Ik zet mij neder in een wij met zicht op een uw van wortel tot kroon – Ermenzuil! Ik onderscheid drie werelden: het Maarlijke Rijk, Middelgaard en het God.
Beneden de voet ligt het Maarlijke Rijk. Dit is de Onderwereld, het onderbewustzijn. Hier huizen tussen de wortels de maren, die in Middelgaard in hoge mate onze levens sturen. Zij leren de mens over diens verhouding tot de vader en moeder, verdere voorouders, nageslacht en van die dingen meer.
Erboven ligt Middelgaard. De Gaarde des Tijds. Hier huist het Mysterie, dat neerkomt op: het leven kent geen zekerheid. Een wijs man drukte mij ooit op het hart: als je leeft ben je per definitie uit balans. In Middelgaard blijft men zoeken en reizen tot de dood.
Boven Middelgaard ligt het God. Uiteindelijk omvat het God zowel het Maarlijke Rijk als Middelgaard. De deuren der waarneming van het God kunnen middels zinzate geopend worden.
Hartelijke groet,
Mark
Wat gebruik van magische planten betreft is enige terughoudendheid ook wel gepast overigens. Wanneer de deuren der waarneming van het God zich openen kan dit iemand hevige angst inboezemen. Het God kan zich als een ontstellende warnis ontvouwen, wanneer iemand niet gegrond is. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan zinzate, waarbij het verbinden met het wild en/of het afreizen naar het Maarlijke Rijk of het God op wildzame wijze (op eigen kracht) geschiedt.
Maar zowel voor zinzate als bij gewijd gebruik van droombloemen geldt mijns inziens het volgende. Achter geloken ogen opent zich de weg naar het Maarlijke Rijk. Met de ogen geopend ligt de weg vrij naar het God.
Bovenstaande is mijn persoonlijke ervaring. Maar laat ik afsluiten met John Butler, die zegt: voeten op de grond, luister en zie. De zinzate ten voeten uit.
Beste Mark,
Dat zijn mooie aantekeningen om eens de tanden in te zetten.
Zover ik weet verwijst het woord mare vanouds naar een boze geest, in het bijzonder die nachtelijke schim die bij slaapverlamming te bedde komt en ter verduidelijking nachtmare heette, nu nachtmerrie. Hetzelfde woord voor dezelfde akelige voorstelling is ook in de Slavische talen te vinden, zoals gewestelijk Pools mora en Tsjechisch můra, dus het stamt als zodanig wel uit het oude heidendom.
Bedoel jij een ander woord? En komt jouw voorstelling van de maren vooral door de ervaringen die je hebt opgedaan met droombloemen—prachtig woord trouwens!—of is zij meer vanuit een overwogen (her)duiding van de oude verhalen?
Onder tovenarij versta ik eerder zulks als liefdesdrankjes, kwade spreuken en de aanroeping der doden dan het gebruik van geestverruimende middelen. Maar zoals ik eens gezegd heb zou ik algauw twijfelen aan de inzichten die daarmee gewonnen worden. Zoveel ruimte voor misverstanden, zo niet misleiding!
Je zegt dat de maren onze levens sturen. Dat doet me denken aan een oude voorstelling die thans herleeft: dat de wereld zoals we die kennen eigenlijk een voorwending is, een grote begoocheling met achter de schermen wezens die er misschien zelfs een beetje lol mee hebben. (Anders dan de gedachte dat we ons eigenlijk bevinden op de harde schijven van een vergevorderde beschaving.) Zo verontrustend als het belangwekkend is.
Ik moet bekennen: ik vraag me af wat het baten zou, af te reizen naar dat andere rijk, en heb zelf geen ervaringen met andere wezens, als niet tellen die ouderwetse nachtmaren die mij meermaals doodsangst hebben ingeboezemd in bed. Ik zoek dan vooreerst een ee die ons aarding in deze wereld geeft, met oog voor de Ene ten gunste van ons zieleheil. Dat zijn althans mijn eerste gedachten bij jouw aantekeningen.
Hartelijke groet,
Olivier
Dank je wel, Olivier!
Waar ik schreef maren en maarlijk bedoelde ik mythen en mythisch. Ik had het gevonden in de lijst met lastige leenwoorden. Gebruik ik de woorden dan verkeerd?
Nee, ik bedoel dat ik bepaalde bewegingen in iemands levensloop als mythisch zie. Het kan de weg zijn die een man naar een vrouw aflegt. Het kan iemands reis op zoek naar de waarheid zijn. Het kan ook iemands omgang verstoorde verhouding met zijn moeder of vader betreffen. De verhalen die dergelijke bewegingen beschrijven hebben iets mythisch.
Zo’n mythe is werkzaam in het onbewuste, maar werkt door in iemands gang door het leven. In die zin zou je kunnen zeggen dat een mythe sturend is. Zo’n mythe wil zich blijkbaar manifesteren in de stof. Ik heb in ieder geval niet gedacht aan wezens achter de schermen. Mythen leven gewoon in ieder van ons. Ja, meerdere mythen kunnen zich tegelijkertijd manifesteren in iemands leven.
Ik werk in de zorg en verdiep mij de laatste tijd in het systemisch gedachtengoed – welbekend van familieopstellingen. Meermaals ben ik tegengekomen dat de mythische wereld met het onderbewustzijn vereenzelvigd wordt.
Wat betreft liefdesdrankjes en kwade spreuken ben ik het met jou eens. Echter, binnen familieopstellingen worden ook de doden wel opgesteld.
Ik heb het ook niet over uittredingen, rijken buiten onszelf of van die dingen meer. Met afreizen bedoel ik meer de richting waarin je je bewustzijn kunt sturen in jezelf. De drie rijken zijn altijd in ons aanwezig (in ieder geval zo lang wij leven). Zo bekeken zijn we zelf Ermenzuilen.
Ik ben ook wel bekend met de Indische chakra’s. Die kan ik in mijzelf voelen. Maar ik zie ook veel overeenkomsten tussen de levensboom en de drie werelden en het chakrasysteem.
Hartelijke groet en een fijne avond,
Mark
Wat een blunder, dat ik mijn eigen evenwoord voor mythe niet herkende!
Nu zal ik even moeten nadenken over wat je zegt. Het is niet een wijze van denken die ik gewend ben. Ik kom erop terug.
Hartelijke groet,
Olivier