Gársecg

Hoe’n ontzag zou de grote, open zee bij onze ere voorouders hebben gewekt, in een tijd dat schepen bijna niet van boten te onderscheiden waren? Hoe vreselijk en verschrikkelijk moet de zee wel niet zijn geweest in hun voorstelling. Roerend als de baren van dit onvergeeflijke en onmetelijke ruim zullen de geruchten zijn geweest over hetgeen voorbij. Niet groot kan dan de verrassing zijn dat men vroeger menig naam had voor de zee, voor het wilde haf.

Evenmin mag het verbazen dat de grote wereldzee om de bewoonde wereld bij eigen woord bekend was, zoals wendelmeer. De Angelsaksen van het oude Brittannië –broeders tot de Saksen en Friezen in deze Nederlanden– noemden haar ook wel de gársecg.

Be norþan ðæm beorgum, andlang ðæs gársecges, óþ ðone norþ-éast ende ðyses middangeardes, ðǽr Bore séo éa scýt út on ðone gársecg.

Benoorden de bergen, langs de gársecg, tot het noord-oost-einde van deze Middengaard, daar schiet de rivier de Bore uit in de gársecg.

Tamelijk mistig is dit woord gársecg. Volgens een gebruikelijke duiding is het te lezen als gár-secg, een samenstelling van enerzijds gár ‘speer’, hetzelfde woord als Nederlands geer, en anderzijds secg, een dichterlijk woord voor ‘man’ dat met dezelfde betekenis ook bestaat als Oudsaksisch segg en Oudijslands seggr. Is de wereldzee als ‘speerman’ dan vernoemd naar de Germaanse tegenhanger van de drietand-houdende Neptunus of Poseidon? Het zou een schitterende nagalm zijn van een oud, heidens wereldbeeld.

Een andere, minder roemrijke mogelijkheid is dat de benaming gársecg het woord secg bevat, hetzelfde als Nederlands zegge, de naam van een grassoort die gedijt in vochtige streken, zoals oevers en kusten.

Wellicht! Doch wellicht is gársecg eerder te lezen als een samentrekking van gáres ecg. Het woord ecg betekent ‘rand’ en leeft in het hedendaags Engels voort als edge. Gáres is dan de tweede naamval van gár, hetzelfde woord als gár ‘speer’, maar dan in de tevens overgeleverde betekenis ‘spits toelopend land’ (hier ‘landtong, nes’). Het Nederlandse geer heeft ook zo’n tweede, of beter gezegd ruimere betekenis. Gáres ecg, oftewel ecg-van-de-gár, is dan op te vatten als ‘rand van de nes’, met een betekenisverschuiving naar ‘zee’.

Want wie op de uiterste punt van een nes staat –werkelijk aan de rand, on gáres ecge– die waant zich al op zee, te midden van de golven.

29 gedachtes over “Gársecg

  1. Kijk, dat vind ik nou leuk (en bemoedigend), je bent toch een beetje aan de slag geweest met mijn e-mail van 18 september jongstleden
    geer nog te doen *gaizaz Olivier noemt oe gár
    geest 1 gast,ghost *gais past oi heda [NEW188], oi hid [EWN200] ?? (VT noemt ’t niet) 1/2
    geest 2 gaesne *gais(t) geen pie [EWN-2 200] Uitgeest Gaasterland, Grootegast, Lutjegast
    geeuw ganian,yawn mnl gipen:gapen en on gina ‘gapen’ (sterk ww.) zijn adstraat
    Een andere, minder roemrijke mogelijkheid is dat de benaming gársecg het woord secg bevat, hetzelfde als Nederlands zegge, de naam van een grassoort die gedijt in vochtige streken, zoals oevers en kusten.
    Wellicht! Doch wellicht is gársecg eerder te lezen als een samentrekking van gáres ecg. Het woord ecg betekent ‘rand’ en leeft in het hedendaags Engels voort als edge. Gáres is dan de tweede naamval van gár, hetzelfde woord als gár ‘speer’, maar dan in de tevens overgeleverde betekenis ‘spits toelopend land’ (hier ‘landtong, nes’). Het Nederlandse geer heeft ook zo’n tweede, of beter gezegd ruimere betekenis. Gáres ecg, oftewel ecg-van-de-gár, is dan op te vatten als ‘rand van de nes’, met een betekenisverschuiving naar ‘zee’.
    Want wie op de uiterste punt van een nes staat –werkelijk aan de rand, on gáres ecge– die waant zich al op zee, te midden van de golven.
    Heb je het zelf bedacht? Waar kun je de andere twee lezingen terugvinden?
    Ben jij met EWN-2 p.199 eens, dat het woord geer ‘werpspies’ al gebruikt kon zijn door onze voorouders (die jij zo inlevend beschrijft bij de inleiding van je stuk) toen die het nog van de jacht moesten hebben? (Ik wil je niet té diep laten graven hoor, maar, ja, die fascinatie hè, die beheerst toch ook jou en de jouwen).

    1. Helaas Klaas, dit stuk stond al gepland voordat jij een mail stuurde.

      Je deelt mee:

      “geest 1 gast,ghost *gais past oi heda [NEW188], oi hid [EWN200] ?? (VT noemt ‘t niet) ½
      geest 2 gaesne *gais(t) geen pie [EWN-2 200] Uitgeest Gaasterland, Grootegast, Lutjegast
      geeuw ganian,yawn mnl gipen:gapen en on gina ‘gapen’ (sterk ww.) zijn adstraat”

      Maar wat wil je daarmee zeggen? Hoe heeft dat betrekking tot dit stuk over gársecg?

      Ik heb geen van de bovenstaande drie duidingen bedacht. Die van ‘speerman’ is bijvoorbeeld al bij Bosworth & Toller te vinden.

      Over de oppering van het EWN omtrent de ouderdom van geer heb ik geen mening.

  2. Ze komen er over niet al te lange tijd weer aan, de Kroenekranen! Vorig jaar november vloog er een grote groep recht over mijn huis in Aalsmeer; dat was zeer uitzonderlijk, meestal nemen ze een oostelijker trekroute.

    egge Collective noun in gebruik in Valkenburg (L) in 1916, in het citaat hieronder ter aanduiding van een V-vormige trekgroep Kraanvogels (verm. dorpskrant van Val¬kenburg 19 October 1916 [Jansen ze.070715]). Verleden Don¬derdag zag men 2 flinke “eggen” Kraanvogels over ons dorp heentrekken. Dit voorspelt, volgens veler beweringen, een vroegen winter.
    Etymologie het woord is ongetwijfeld het figuurlijke ge¬bruik van een concrete egge, die gekenmerkt wordt door een spits-driehoekige vorm die er ook is bij mnl egge, D Ecke, beide ‘(uit¬ste¬kende) (spitse) hoek’. Mogelijk is dit het land¬bouw¬werktuig (grond¬bewerkingswerktuig) eg, egge. De door Paarden ge¬trok¬ken egge heeft een vierkant raamwerk, maar er was ook de drijjkentige eeg (Endepols 1955 [Wilms ze.¬070715], die als handegge gemakkelijker toepassing vond (daar waar een Paard wegens te slappe bodem niet ingezet kon worden of daar waar de mensen te arm waren om een Paard te hebben). Zo’n eggende boer of boerin werd mis¬schien wel eens verrast met een fraaie V-formatie Kraanvogels. Voor de etym. van eg, egge zie EWN. Het oerwoord en oerbegrip (‘scherp’) zit misschien ook in de vogelnaam Ekster . @

  3. Hoi Oliver,

    Ik zit niet zo goed in mijn Oudengelse grammatica. Kun je me uitleggen dat de genitief van oe gāra ‘speer’ dat zwak is (begrijp ik uit Koebler) een –s kan krijgen? Alvast dank. – Klaas J Eigenhuis Bijlage:
    Köbler, Gerhard, Altenglisches Wörterbuch, 2. Auflage
    *haiso-, Sb., Stecken (M.), Spieß (M.) (1), Speer, Pokorny 410; s. idg. *hei- (1),
    V., Sb., antreiben, bewegen, schleudern, Geschoss, Pokorny 424; L.: Hh 124,
    Hall/Meritt 148a, Lehnert 90a
    gā-r-a, ae., sw. M. (n): nhd. Ecke, Spitze, Vorgebirge, keilförmiges Feld; Hw.: s.
    gõ-r; vgl. afries. gâra, ahd. gÐro; E.: s. germ. *gaizæ-, *gaizæn, *gaiza-, *gaizan, Sb.,
    Spitze; vgl. idg. *hei- (1), V., Sb., antreiben, bewegen, schleudern, Geschoss,
    Pokorny 424; L.: Hh 124
    gā-r-e, ae., sw. F. (n): nhd. Ecke, Spitze, Vorgebirge, keilförmiges Feld; E.: s. gõr-
    a; E.: s. gõ-r-a; L.: Hh 124
    gõ-r-far-u, ae., st. F. (æ): nhd. Speerflug, Kampf, kriegsähnlicher Zug; E.: s. gõ-r,
    far-u; L.: Hall/Meritt 148a, Lehnert 90a
    gõ-r-léac, ae., st. N. (a): nhd. Knoblauch; ÜG.: lat. alium Gl; E.: s. gõ-r, léac; L.:
    Hall/Meritt 148b
    gõ-r-mit-t-ing, ae., st. F. (æ): nhd. »Speertreffen«, Schlacht, Kampf; E.: s. gõ-r,
    mit-t-ing; L.: Hall/Meritt 148b, Lehnert 90a
    gõr-s’cg, ae., st. M. (ja): nhd. Meer; ÜG.: lat. oceanus; Vw.: s. nor-þ-; E.: s. gõnian?,
    s’cg (3); L.: Hh 288, Hall/Meritt 148b, Lehnert 90a
    gõ-r-wÆg-a, ae., sw. M. (n): nhd. Speerkrieger; E.: s. gõ-r, wÆg-a; L.: Hall/Meritt
    148b, Lehnert 90b

    1. Het Oudengels had enerzijds het sterke mannelijke woord gár (gen. gáres), dat voornamelijk ‘speer’ e.d. betekende maar volgens Bosworth & Toller ook wel ‘wigvormig land’ (“tó ðes gáres súðende”), en anderzijds het zwakke mannelijke woord gára (gen. gáran), dat ‘wigvormig land, nes, voorgebergte’ betekende.

  4. Koebler geeft de betekenis speer niet voor oe gar, vandaar mijn vraag.
    Overigens is je nieuwe citaat wel leuk, maar wij moeten ons concentreren op wat anders, dus ….
    En van wie is nu die lezing met de genitief ? Want je had het niet zelf verzonnen, schreef je. Klaas

    1. Uit Köblers Altenglisches Wörterbuch (tweede uitgave):

      gā-r, ae., st. M. (a): nhd. Ger, Speer; Vw.: s. æt-, naf-o-, -far-u, -léac, -mit-t-ing, -sėcg, -wīg-a, -wīg-en-d; Hw.: vgl. got. *gais, an. geirr, afries. gêr, as. gêr* (2), ahd. gēr; E.: germ. *gaiza-, *gaizaz, st. M. (a), Spieß (M.) (1), Stab, Speer, Ger; idg. *ǵhaiso-, Sb., Stecken (M.), Spieß (M.) (1), Speer, Pokorny 410; s. idg. *ǵhei- (1), V., Sb., antreiben, bewegen, schleudern, Geschoss, Pokorny 424; L.: Hh 124, Hall/Meritt 148a, Lehnert 90a
      gā-r-a, ae., sw. M. (n): nhd. Ecke, Spitze, Vorgebirge, keilförmiges Feld; Hw.: s. gā-r; vgl. afries. gâra, ahd. gēro; E.: s. germ. *gaizō-, *gaizōn, *gaiza-, *gaizan, Sb., Spitze; vgl. idg. *ǵhei- (1), V., Sb., antreiben, bewegen, schleudern, Geschoss, Pokorny 424; L.: Hh 124

      Mijn aanhaling (“tó ðes gáres súðende”) was ter beantwoording van jouw vraag.

      De duiding gáres ecg kwam ik onder andere tegen in Folk-taxonomies in early English van Earl R. Anderson.

  5. Hoi Oliver,
    Nou , in de editie van Bosworth and Toller die ik raadpleegde staat alleen onder het trefwoord gâra, an, m. dit:
    ân daera gârena liþ sûþ-west
    Onder het trefwoord gâr staat zelfs de betekenis ‘hoekig stuk land’ of iets in die geest niet.
    Maar we blijven ons concentreren 😉

  6. http://books.google.nl/books?id=rYT8MPFl_egC&pg=PA272&lpg=PA272&dq=folk-taxonomies+in+early+english+earl+r.+anderson+garsecg&source=bl&ots=3zD5kG-Vq2&sig=3Y8SYIbpVH4QoYjDDdQP2fzwgJI&hl=nl#v=onepage&q&f=false
    Die meneer Anderson schrijft (op p.272) dit: Another term suggesting triangularity is gar ~gara ‘a trinangular piece of land’, used … Topographic gar [let wel, nu laat ie de verbinding met gara los!)] in the sense of promontory’ [voorgebergte; maar die betekenis geven Bosworth & Toller alleen onder gara!! Anderson maakt hier een onverantwoorde stap!! – KJE] may very well be the first compound elementin the strange Old English noun garsecg ‘sea, ocean’which has no German or other European counterpart [wat graaft die man diep!! Noemt het niet aanwezig zijn van een IE counterpart!! Is ie nou gek 😉 en ja hoor, daar komt ie: I would propose the etymology gares ecg édge of the promontory as a metonymic reference to the sea mét zijn genitief –s van een sterk gar dat niet in Bosworth & Toller staat in die betekenis! Olivier, dat had jij toch wel even kunnen chequen voordat je dit wereldkundig maakte. Is die Anderson soms een “standaardwerk” of is hij slechts een hobbyist, zoals ik ? O ja, we gaan hierover niet redetwisten, afgesproken? 😉 Klaas

    1. Duidelijker kan ik het niet voor je maken:

      Bosworth & Toller:

      gár . Add: (…) IV. a wedge-shaped piece of land. v. gára

      De stap van ‘wigvormig, spits toelopend land’ naar ‘nes, landtong’ is zeer klein.

  7. Want wie op de uiterste punt van een nes staat – werkelijk aan de rand, on gáres ecge – die waant zich al op zee, te midden van de golven. (einde citaat van Olivier) Wat is nou precies een nes, Olivier? Ja, Zeggen groeien daar wel! Maar die meneer Anderson heeft het over een voorgebergte. Dus heb jij er toch nog wat van jezelf ingelegd, wat pleit voor enige originaliteit 😉 Ja, ik heb ik Bosworth & Toller van alles over het hoofd gezien, maar dat komt dan omdat jij de belangrijke citaten uit jouw stuk weglaat! Klaas

  8. Koebler geeft de betekenis speer niet voor oe gar, vandaar mijn vraag. (citaat) moet zijn: Koebler geeft de betekenis ‘speer’ niet voor oe gara, gare maar belangrijker is de vaststelling: Koebler geeft de betekenis ‘voorgebergte, wigvormig stuk land’ niet voor oe gar, dat sterk is. Kijk, daarom is die etymologie met een genitief s nooit eerder bedacht, natuurlijk! De oude Engelse etymologen waren nog niet helemaal gek! Zeker B & T niet. Geven zij bij hun aanvulling die ik dan gemist zou hebben wel de etymologie van Garsecg / garsecg ?? Nee, ik denk het niet, Anderson claimt de suggestie met de genitief s. En jij zwakt dan weer af met “wellicht” (is dat synoniem met ‘misschien’ ?)
    Verder is dan nog uit een reactie van jou weggevallen een regeltje van mijn hand :
    geer nog te doen *gaizaz Olivier noemt oe gár
    waar geer staat als een woord met pgm *ai, net als enkele daarop volgende woorden, die ook pgm *ai hebben (snap je wel, Olivier ?)

    1. Köblers woordenboek is veel beknopter dan dat van Bosworth & Toller, dus het is geen verrassing dat hij onder gár minder betekenissen geeft dan Bosworth & Toller.

      Gársecg is, zoals ik zei in mijn oorspronkelijke stuk, wél geduid door Bosworth & Toller, onder het trefwoord… gársecg.

      Je schrijft verder: “Anderson claimt de suggestie met de genitief s. En jij zwakt dan weer af met “wellicht” (is dat synoniem met ‘misschien’ ?)”

      Dit snap ik niet. Wat zwak ik hoe af?

  9. o Bosworth & Toller:
    gár . Add: (…) IV. a wedge-shaped piece of land. v. gára
    De stap van ‘wigvormig, spits toelopend land’ naar ‘nes, landtong’ is zeer klein.
    Dank je wel! Klopt dat ik dit niet heb kunnen vinden op het internet. Het is een aanvulling dus. Uit welk jaar ? En wat is de bron voor dit nieuwe gegeven?
    Ja, die stap is misschien in betekenisontwikkeling klein. Maar wie verplichtte jou als overschrijver uit Anderson om die stap te zetten? Je had het beter niet kunnen doen, want dat beeld van die nes door woeste zeebaren omspoeld, dat klopt niet! Heb je hier in Nederland niet! Bij stormvloed misschien, maar dan staat er geen waarnemer op zo’n nes. Klaas

    1. Wat heeft Nederland er mee te maken? We hebben het hier om een Oudengels woord en een Engels landschap.

      Deze “overschrijver” heeft inmiddels genoeg van jouw almaar neerbuigende opmerkingen. Een goeden avond!

  10. Bosworth & Toller (B&T) niet gek? Ik zou niet willen beweren dat ze gek zijn, maar wat me wel steeds irriteert, is de afwezigheid van een behoorlijke datering van het materiaal. Bij de verwijzingen wordt alleen de secundaire literatuur genoemd. Soms heb je geluk en dan vind je zo’n woord ook terug in OED, maar zo niet, dan is het een schier hopeloos karwei om het materiaal in zijn chronologische context te plaatsen. B&T geven een etymologie van gársecg in het eerste deel van hun woordenboek, nl. “gár a spear” en “secg a man”. In de aanvullingen komt geen etymologische verklaring voor.
    Anderson is geen amateur. Toch ben ik ook niet zo gecharmeerd van deze vreemde etymologische aanpak. Zijn er voorbeelden van OE genitief gáres zonder klinker in het suffix, dus gárs? Ik zie er geen in B&T, dus ik vermoed dat die niet bestaan. Dan zouden we in gáres ecg zomaar een lettergreep kwijtraken, en daaruit zou dan de nieuwe vorm gársecg moeten rollen.
    Het laatste onderonsje zal wel weer op substraat moeten wijzen. Onzin, uiteraard. PGM *ai komt gewoon voort uit PIE *oi. Snap je wel?

    Paul J. Marcus

    1. Afzonderlijk is gáres niet in de vorm gárs overgeleverd, voor zover ik weet. Dat zou ook vrij opmerkelijk zijn, ja.

      Maar in vaste verbindingen die versmelten tot samenstellingen kan wel degelijk uitval van letters en/of lettergrepen plaatsvinden.

      Vergelijk bijvoorbeeld Engla land, ook met het eerste deel in de genitief. Na haplologie is dat woord tot England geworden.

  11. Een andere, minder roemrijke mogelijkheid is dat de benaming gársecg het woord secg bevat, hetzelfde als Nederlands zegge, de naam van een grassoort die gedijt in vochtige streken, zoals oevers en kusten. (einde citaat Olivier)
    Deze etymologie spreekt mij niet zo aan. Secg ‘Zegge’ is het tweede (rechter) deel van wat toch een determinatief compositum zal zijn. Dan zou uiteindelijk het begrip ‘Zegge Scirpus’ in betekenis overgegaan moeten zijn naar het begrip ‘zee, oceaan’. Nou, dat lijkt mij sterk, en jou waarschijnlijk ook. Maar je legt dat allemaal niet aan je lezers uit met dezelfde weinige woorden die ik nu gebruik. Je hebt het over “minder roemrijk”. Wat is dat nou voor een onbegrijpelijke term?!!
    Blijven er twee etymologieën over, want ik wil na jouw uitleg (in tweede instantie) over de s in *gares *ecg deze etymologie nu alle kansen geven. We hebben dus te doen met een samenstelling. Van twee woorden. Over het moment van compositie zouden we nu een uitspraak moeten doen. Was dit in de pre-pie taalfase of in de pie-fase (eventueel ook later) ? Dan zou het handig wezen, als we over de samenstellende delen wisten of we ze als pie-woorden moeten zien dan wel als substraatwoorden, ofwel als één pie-woord gekoppeld aan één woord uit het substraat (3 mogelijkheden)! Over EWN’s mening ten aanzien van de ouderdom van het woord geer kun je nu wel beweren geen mening te hebben, maar dan heb je daar helemaal niet gelezen! Zou ik toch maar doen! EWN is weliswaar hoogst onbetrouwbaar, maar allerlei gegevens die van belang zijn tref je daar dus wel. Evenals nu natuurlijk de andere lezers van Taaldacht ook gelijk met hun neus in de boeken duiken! Klaas J Eigenhuis geplaatst 111010

  12. Onzin, uiteraard. PGM *ai komt gewoon voort uit PIE *oi. Snap je wel? (einde citaat van Paulus de Boskabouter, en die daarom zo’n keel moet opzetten, anders zie je hem niet staan!)
    Nee, Paul, ik snap het NIET! Maar dat komt misschien omdat JIJ het zo gewoon vindt! En ja, als Paul iets gewoon vindt, dan kan ie er met zijn pet niet bij dat een andere het NIET zo gewoon vindt. Maar Paul, dit is niet wat ik jou polemisch voor de voeten wil werpen, want ik wil niet met jou redetwisten. Wel bedankt voor een aantal zaken die je signaleert, en die mij nog ontgaan waren. En dan nog een klein raadseltje als uitsmijter: Op welke pie-reco gaat pgm *ai in pgm *gaiza terug in EWN-2 p.199? Had je dat gezien ?!! 😉 Enfin, na deze lange oefening van concentratie: pit ze. Klaas

    1. Hoi Eucalypta,

      Inderdaad, PGm *oi kan ook uit een PIE laryngaal + *i voortkomen. Geen enkel probleem. Dat vergat ik te melden. De PGM *ai in *gaiza- is dus formeel klankwettig niet problematisch in een eventuele PIE etymologie van het woord geer.
      De reconstructie PIE *ghaiso- die in EWN2 gegeven wordt, is afkomstig uit Pokorny, 1959-1969. De laryngalentheorie was toen niet en vogue.

      Paul

  13. Waarde Heer Olivier! Ik neerbuigend tegenover jou ? Maar dat is niet de bedoeling hoor!
    o Je schrijft verder: “Anderson claimt de suggestie met de genitief s. En jij zwakt dan weer af met “wellicht” (is dat synoniem met ‘misschien’ ?)”
    Dit snap ik niet. Wat zwak ik hoe af? (einde citaat)
    Een etymologie die voorzien is van het woordje misschien (of wellicht) is minder stevig dan een etymologie (of een claim) waar dat woordje niet bij staat. Het is het subtiele spel van sommige etymologen die met het geraffineerd plaatsen van een woord als misschien een bepaalde etymologie afketsen (zoals jij deed met die van het woord ding, remember) en anderzijds met het weglaten van dergelijke bijwoordjes de indruk geven alsof het niet missen kan wat ze beweren. Daarom was ik heel benieuwd naar de lading die jij aan “wellicht” wenste te geven.
    Als je nu de drie boeken van Debrabandere bekijkt, zal het je misschien opvallen, dat deze man het woord misschien nauwelijks kent. Het is misschien/wellicht dát aspect wel aan zijn boeken, dat ze prettig leesbaar maakt 😉

    Nou, en nou niet mokken hoor! Correct overschrijven is om de donder niet makkelijk! Een goedenavond ook. Klaas

  14. Want wie op de uiterste punt van een nes staat –werkelijk aan de rand, on gáres ecge– die waant zich al op zee, te midden van de golven. (einde citaat)
    Ik heb het over een beeld dat je oproept om de lezer (Nederlanders!!) iets duidelijk te maken! Het kan best zijn, dat jij je op een Engelse nes waande met woeste zeebaren omspoeld, maar ook dan vraag ik mij af: zou precies zo’n waarneming dan ook wel door de Oudengelsen gedaan zijn? Hoe kwamen ze dan op die nes, bij zo’n woelige zee, en wat moesten ze er doen? Vissen? Zeepieren spitten? Ook meneer Anderson heeft zich dat nauwelijks afgevraagd, maar die hanteert dan óók nog het begrip voorgebergte! Een dergelijk je omspoeld voelen door de (volle) zee zou ik mij nou wel kunnen voorstellen als je op een in zee stekende klif bevond. Maar nee, jij hebt het over een nes, heel bewust gekozen, heel bewust heb je die “kleine stap” gezet. Waarom ??

  15. Kan helemaal geen kwaad voor onze kijkbuiskindertjes, dat je de theorie (uit Beekes 1995) nog weer eens even herhaalt, Paulus! Maar hoe goed dat je schrijft: “kan” ! Als je nu gelijk wilt krijgen in mij “onzin” te verwijten, dan moet je kans zien om dat “kan” in “moet” te veranderen. Of, wat je ook kunt proberen: bewijzen dat pgm *ai soms wel degelijk uit het substraat voortvloeit. Ik zou je daarbij makkelijk kunnen helpen, maar het spreekt uit jouw formuleringen dat je in mijn hulp in deze totaal geen vertrouwen hebt. In dat geval gaat het aanbod over natuurlijk. Klaas J. Eigenhuis

    1. Is het te bewijzen dat PGM *ai soms uit “het” substraat (welk substraat?) voortvloeit? Dan moet ten eerste onomstotelijk vaststaan dat een woord dat deze tweeklank bevat uit een substraat komt. Daarvoor is het niet afdoende dat een woord niet-PIE is. Bovendien moet duidelijk zijn dat de *ai niet analoog in het PGM paradigma van dat woord is binnengekomen. De ablaut van de Germaanse sterke werkwoorden van de eerste klasse (ablaut lange i : ai : korte i) is van Indo-Europese afkomst. Dat zeg ik nog maar even, want daarover wordt de laatste tijd nogal wat onzin beweerd.

  16. Beste Olivier. Ik proef enige verontwaardiging, omdat ik mij weer niet genoeg concentreren zou op dat Oudengels (ik zou overigens denken, dat de belangstelling voor jouw overpeinzingen zou groeien als je je meer op het Oudnederlands zou richten, maar ik geef toe, in de etymologie hangt alles met elkaar samen). Maar als jij zelf consequent je concentratie op het Engels gericht zou hebben gehouden, was je niet met het Nederlandse woord geer 2 aan komen zetten, maar met Engels gore “wedge-shaped piece of cloth inserted to adjust width of a garment” voortgekomen uit Oudengels gâra, dus NIET uit oe gâr, volgens Weekley 1967 en COD 1976 dan toch. Nu kán meneer Anderson met zijn (wellicht óók weer geleende) idee over oe Garsecg gelijk hebben, en dus ook met zijn, en door jou overgenomen, visie dat het eerste lid oe gâr (sterk) en NIET oe gâra, gâre (zwak) is, maar er is daar dan toch op zijn minst wel een woordje of wat aan te spenderen (inmiddels hebben wij die woordjes voor onze rekening genomen). Nu ik een nachtje over deze etymologie heb geslapen, ben ik niet enthousiast! Ik vind het te gekunsteld. De betekenis ‘rand, uithoek’ is de hoofdbetekenis, en ik acht die toch wel precies in volledige tegenspraak staan met het begrip ‘volle zee’ waar enige hoek of rand juist ontbreekt. Ik weet het, jij legt die betekenisovergang anders uit, maar ik ga daarin voor mijn gevoel niet in met je mee. ’t Is jammer maar helaas. Blijft etymologie nummer 1, de oudste. En daarin zie ik een parallel met een voorstelletje dat jij even achteloos wegwuifde als ik het bracht, namelijk met de Oudnoordse godennaam Tuisto (mogelijk gelatiniseerd). Klaas J Eigenhuis

  17. Citaat: Stel nu dat we bij zien een oorzakelijk werkwoord maken. Dan kunnen we het beste de Oudgermaanse vormen erbij halen en dan kijken wat de uitkomst in hedendaags Nederlands zou zijn:
    (*sehwan, *sah, *sehwanaz – *sagjan, *sagida, *sagiþaz)
    zien, zag, gezien – zeggen, zegde/zei, gezegd
    Dat is een verrassing! Betekent dit nu dat zeggen ‘spreken’ oorspronkelijk een oorzakelijk werkwoord was bij zien? Volgens sommige taalkundigen wel, al kleven er genoeg bezwaren aan. De stap in betekenis van ‘doen zien’ naar ‘zeggen’ is in elk geval niet groot. Vergelijk bijvoorbeeld togen ‘laten zien’ en betogen ‘argumenteren’. (citaat Olivier uit de aflevering Veroorzaking 14 oktober 2010)
    Dat was toen een doorslaand succes. Er kwam zelfs binnen 24 uur een reactie:
    Eric Snelleman permalink
    15 oktober 2010 02:01
    Ha!
    ‘Zeggen’ een oorzakelijk werkwoord bij zien!
    Erg leuk.
    Ook al interesseer ik mij zeer voor (oude) taal, als tekenaar ben ik visueel ingesteld en gebruik ik op het gebied van ‘ervaren’ en het ‘omschrijven van ervaringen’ meestal werkwoorden die met zien te maken hebben (bv: vraag: ‘Leuke nieuwe CD is dat he?’ – mijn antwoord: ‘Ja, ik heb hem gezien’).
    Dus zo raar ben ik nog niet.
    Wat zou het mooi zijn als we dit succes konden prolongeren! Maar ja, dan moeten we nu dat rare woord Oudengels secg ‘man’ aan zeggen en zien zien te koppelen. Zal wel een onmogelijke opgave zijn … Klaas J Eigenhuis 111011

  18. De oceaan zelf kun je opvatten als de rand van de wereld, als ik de door B&T geciteerde zin uit Orosius goed begrijp: “Our fathers, said Orosius, divided into three parts, all the globe of this mid-earth, which the ocean, which we call Garsecg, surrounds.” Historisch gezien was de oceaan de rand van de wereld ten tijde van Aelfred, want men kende nog vrijwel niets voorbij de grenzen van wat men toen Europa, Azie en Afrika noemde. Die drie delen kun je opvatten als (de kop van) een drietand. In het Oudhoogduits betekent gêr naast ‘speer’ ook ‘drietand’. Het hoeft dus niet zo te zijn dat een ‘gerend’ stuk land als oorspr. benoemingsmotief van gársecg fungeerde.
    Bij het woord “globe” dat B&T als vertaling hanteren, moeten we voor ogen houden, dat dit hun vertaling is van OE ymb-hwyrft, dat ‘ring, cirkel’ betekent.

    Mijn idee is daarom, dat gársecg oorspronkelijk de oceaan betekende en niet elke zee. Die laatste betekenis zal dan afgeleid zijn.

    De letterlijke betekenis ‘speerman’ voor gársecg kan ik in B&T niet vinden. Ik neem daarom aan dat het woord in die betekenis niet is geattesteerd.

    Paul J. Marcus

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.