Het jaar is 718. De Franken onder leiding van Karel de Hamer weten Wiltaburg, oftewel Utrecht, te heroveren op de Friezen. Het gebied benoorden de stad tot aan het IJsselmeer volgt spoedig en staat in 723 te boek als een Frankische gouw met de merkwaardige naam Nifterlaca. Niet veel later, na roerige tijden met enige Denen en Noormannen, is deze weer verdwenen, samen met de kennis van de betekenis. Het woord nifter lijkt evenwel naar een windrichting te hebben verwezen en van dezelfde oorsprong te zijn als Neuster, ook wel Neustrië, de naam van een gebied in het oude Frankrijk.
Het is moeilijk te zeggen waar Nifterlaca begon en eindigde. Ze heeft op zijn minst ruim twee eeuwen bestaan en haar grenzen kunnen in die tijd veranderd zijn, maar ze lag in elk geval om de Utrechtse Vecht en zal grotendeels overeen zijn gekomen met de latere, geliefde Vechtstreek. Utrecht heeft ertoe behoord volgens de overlevering, evenals Muiden aan de monding in het IJsselmeer (toen nog het Almere heette), maar mogelijk ook het Gooi, vroeger Naerdincklant geheten.
Laca
Onwis in dezen is de betekenis van laca, ook wel laka gespeld, maar aangezien de gouw bij haar eerste verschijning op schrift een grensgebied van de Franken met de Friezen was, gaat het hier mogelijk om de Oudnederlandse evenknie van onder meer Veluws laok ‘grensscheiding’, Twents loake ‘grens, scheiding’ en Duits Lache ‘grensteken; grens’. Dat woord had oorspronkelijk een lange a, dus dan zou er sprake zijn van Nifterláca.
Ook mogelijk voor laca is dat het gaat om een oudere vorm van Middelnederlands lake ‘beek, waterloop’, een verwant van het werkwoord lekken en ook de Lek. Die stroom heette in het verleden trouwens ook wel Laca en met andere spelling Laka. Was Nifterlaca oorspronkelijk een andere naam van de Vecht, misschien zelfs als verwijzing naar de Lek? Gouwen werden immers wel vaker naar rivieren genoemd.
Maar de Vecht had al een naam: Vecht, indertijd nog Feht. Wel konden stromen toen net als nu meerdere namen hebben, gegeven door aanwoners op verschillende plekken, zoals de naamkundige Dick Blok ons herinnerde. Hij voegde er evenwel aan toe dat de naam van de bovenloop meestal wint. Als Vecht dan inderdaad op de bovenloop sloeg, dichtst bij de Franken, zou het vreemd zijn als zij de gouwnaam afleidden van een naam die men elders aan de loop gebruikte voor deze stroom, die overigens niet heel lang is. Bovendien is Nifterlaca nooit als naam voor de Vecht opgeschreven. Dat zijn sterke aanwijzingen dat het tweede lid niet ‘waterloop’ betekent, maar ‘grens’ of ‘grensgebied, mark’.
Aan de Utrechtse Vecht zelf ligt overigens een dorp genaamd Nigtevecht, met als oudst bekende vorm Nichtevecht tegen het einde van de dertiende eeuw. Ruim vóór die tijd was in het Nederlands de uitspraak van -ft- veranderd in -cht-. Zo werden after, kraft en sáft tot achter, kracht en zacht. Dat houdt in dat nicht hier van ouder nift kan zijn gekomen en wekt de indruk van een windrichting, met nift bij nifter zoals bijvoorbeeld noord bij noorder. Buiten onze gouw, in Gelderland aan de Maas, was nog een ander dorp met dit woord in zijn naam: Nifteric (ook Nichterich), nu Niftrik met behoud van -ft-. Daarover straks meer.
Nifter
Bij gebrek aan aanknopingspunten werd nifter door de Nederlandse naam- en taalkundige Moritz Schönfeld geduid als een woord voor ‘achter’, als ware het verwant aan neven. Zijn reeds genoemde vakgenoot Blok achtte dit weinig waarschijnlijk, met goede reden, want neven is zelf betrekkelijk laat ontstaan door de samenstrekking van in even. Hij overwoog zelf nog even dat nifter een verbastering was van in efter, met efter als oude nevenvorm van achter, maar vond het ten slotte aannemelijker dat we te maken hebben met een Oudnederlandse stroomnaam *Niftara ‘donkere’, als verwant van Oudengels nípan ‘donker worden’—en overigens ook van Nederlands geniep ‘het verborgene’. Maar het is dus zeer de vraag of de Vecht ook echt zo heette.
De Vlaamse naamkundige Maurits Gysseling had een ander, aannemelijker voorstel: nifter betekende ‘wester’, als voortzetting van een Oudgermaans *nebastraz. Dat zou op diens beurt teruggaan op Indo-Europees *nebhostros, een afleiding met het tegenstelling uitdrukkende achtervoegsel *-tero-, *-tro- van *nebhos (verbogen *nebhes-). Dat grondwoord is overgeleverd als Oudindisch nábhas- ‘nevel, wolk’ en Grieks néphos ‘wolk’. Van dezelfde wortel doch met ander achtervoegsel komen Grieks nephélē ‘wolk’ en Latijn nebula ‘mist, nevel’ en langs Oudgermaans *nebelaz onder meer ook Oudnoords njól ‘nacht’ en Nederlands nevel. De betekenis ‘wester’ ware dan gekomen met de gedachte aan het westen als de nevelachtige, donkere richting waar het zonlicht dooft. Ter vergelijking: ooster komt van een oude wortel voor ‘schijnen’.
Neuster, Nepter
Hoe nifter zich had kunnen ontwikkelen uit *nebastraz zei Gysseling er niet bij in zijn uiterst bondige duiding. Daar komen we zo op terug. Hij meende in elk geval dat hetzelfde woord ook ten grondslag lag aan Neuster, de naam van een gewest, soms eigen koninkrijk, in het noordwesten van het oude Frankrijk, gelegen naast dat deel dat Auster heette—van Oudgermaans *austeraz, net als ons ooster. Die tegenstelling ‘wester’ naast ‘ooster’ spreke voor zich.
Neuster en Auster waren overigens min of meer het gevolg van de twee vleugels der Franken die volgens de Latijnse overlevering de Rijn hadden overgestoken in de vierde en vijfde eeuw om Romeinse gebieden te betrekken: de Saliī vanuit het noorden, de Rīpuariī vanuit het oosten. Eenmaal in België, gescheiden door het Kolenwoud (silva Carbōnāria), breidden ze zich daarna verder zuidwaarts uit. Hunne bleven twee afzonderlijke gebieden, Neuster en Auster, tot ze eind zevende eeuw voorgoed verenigd werden.
Neuster werd overigens gelatiniseerd tot Neustria, en vandaar weer vernederlandst tot Neustrië, zoals het gebied in onze geschiedenisboeken heet. Van Neuster waren bovendien ook afgeleid en gelatiniseerd de naam Neustrasiī, voor de bewoners, en Neustreco, kennelijk oorspronkelijk een bijvoeglijk naamwoord met (een vulgaire vorm van) het Latijnse achtervoegsel -icus. En zeer opmerkelijk vanwege hun afwijkende klank zijn ten slotte nevenvormen als Neptrasiī en Neptreco, Neptrico. Die zullen overigens een belangrijke schakel blijken.
Zulke veelvormigheid zien we niet bij Auster. Diens latinisering Austria heeft het niet gered, kennelijk omdat men geen verwarring wilde met die andere Austria, oftewel Oostenrijk. Op grond van de afgeleide bewonersnaam Austrasiī kon echter een Austrasia gemaakt worden, en deze werd vervolgens vernederlandst tot Austrasië.
Opmerkelijk genoeg bestonden er in dezelfde tijd ook een Neustria en Austria in het Longobardische koninkrijk dat toen in Italië gold. Het ging hierbij om de westerhelft en oosterhelft van de Povlakte. Ten zuiden daarvan lag het derde deel, Tuscia geheten. De Longobarden, ook wel Langobarden, waren een van oorsprong Germaans volk. Hun naam leeft samengetrokken voort in Lombardia, zoals het midden van de Povlakte nu heet.
Verbanden
Voor de bovengenoemde vormen met nepter in stede van neuster is het belangrijk te weten dat -pt- destijds een spelling voor /ft/ kon zijn, zoals nu bijvoorbeeld nog bij IJslands eptir naast eftir ‘achter, na’. Dat betekent dat Neptrico, de nevenvorm van Neustreco, vrijwel zeker beantwoordt aan Nifterka, Nifteric, nu Niftrik, de naam van het Gelderse dorp aan de noordoever van de Maas—te meer omdat het gelegen is in een van de eerste gebieden van verspreiding van de Saliī, de voorouders van de Neptrasiī oftewel Neustrasiī.
Maar hoe kunnen neuster, nepter en nifter nu allemaal afkomstig zijn van *nebastraz? Wel, om te beginnen is het beter uit te gaan van *nebestraz als grondvorm. Deze veranderde in *nevester in die delen van de Germaanse wereld waar de oude *b in de regel een v of f werd en de uitgangen afsleten. Vervolgens werd hij samengetrokken tot *nefster en vereenvoudigd tot *nefter, gespeld als nepter. Dezelfde vereenvoudiging van *-fst- tot -ft- zien we bijvoorbeeld ook bij Oudgermaans *haifstiz ‘twist’ en jongere vormen als Middelhoogduits heifte en Oudnoords heift (naast heifst).
Door de zwakke betoning van de middelste *e konden echter al vroeg de nevenvormen *nebustraz en *nebistraz ontstaan. In het geval van *nebustraz kon de *b gemakkelijk wegvallen tussen klinker en *u, met als einduitkomst neuster. Vergelijk hiervoor de ontwikkeling van *habukaz ‘havik’ tot Oudnoords haukr en Fries hauk. Daarentegen werd in het geval van *nebistraz de eerste *e verhoogd onder invloed van de nieuwe *i en ontstond vanzelf de vorm *nibister en later *nivister, met de samentrekking *nifster en de vereenvoudiging tot nifter.
West of toch elders
Dat dit woord een windrichting beduidde is inmiddels aannemelijk, maar was het werkelijk ‘wester’, zoals Gysseling dacht? Blijkt dat niet uit de tegenstelling met Auster in Frankrijk en Austria bij de Longobarden? Ook Nifterlaca lag ten westen van ander Frankisch land. Verder west was—nog even—Fries gebied. Naburig waren de gouwen Swifterbant en Testerbant, waarin swifter en tester oorspronkelijk ‘linker’ en ‘rechter’ betekenden. Vanwege de oriëntatie op de zon konden zulke woorden in menige taal ook ‘noorder’ en ‘zuider’ betekenen.
Maar Swifterbant lag niet veel noordelijker dan Nifterlaca, en Testerbant was niet de enige zuidelijke gouw, ook vroeger niet. En waarom waren die niet gewoon Northerbant en Sútherbant geheten? Dat dwingt ons tot de overweging dat swifter en tester ruim voor die tijd al ‘noordooster’ en ‘zuidwester’ waren gaan betekenen. En zo bekeken betekende nifter, nepter, neuster indertijd wellicht ‘noordwester’, niet ‘wester’. Nifterlaca lag aanvankelijk noordwestelijk tegen het IJsselmeer en Fries gebied, en het Frankische Neuster is evengoed als noordwestelijk te begrijpen. Neuster verschijnt pas op schrift in de tijd dat het gebied niet alleen ten westen van Auster ligt, maar ook ten noorden van Aquitanië, dat in 507 op de Wisigoten was veroverd. Ook het Langobardische Neustria was zowel westelijk als noordelijk ten opzichte van de andere delen.
We kunnen ons hoe dan ook afvragen waarom ze in stede van Neuster niet gewoon Wester zeiden, zoals in alle andere Germaanse talen. Gysseling vermoedde een dichterlijke benaming, maar waarom gebruikten ze dan wel het alledaagse Auster? Hoe dan ook hebben de Franken over west e.d. beschikt, zoals blijkt uit de levensbeschrijving van Karel de Grote door de negende eeuwse geleerde Einhard. Karel gebruikte de benamingen nordroni, ôstroni, sundroni en westroni (hier met een achtervoegsel dat ook overleeft in Engels northern, eastern, southern en western). Weliswaar stamde Karel uit een Austrasisch geslacht, maar Nifterlaca was door Austrasische Franken veroverd—en mogelijk van naam voorzien.
Besluit
Hoe kan ten slotte een betekenis als ‘noordwester’ zijn ontstaan? Wellicht is die verschoven uit ‘wester’. Mogelijk echter ligt de oorzaak bij de Noordzee, die vanuit Nederlands opzicht in zowel het noorden als het westen ligt. Bij een wis warmteverschil tussen de lucht en de zee (of ander water), kan behoorlijke nevel of mist ontstaan. Met zo nu en dan een ontzagwekkende nevelzee in het noordwesten, en alle verhalen van dien, kon er na verloop van tijd een verband tussen nevel en het noordwesten gevoeld worden—in elk geval bij zeelui, waar de westelijke Franken geen gebrek aan hadden.
Blok, D.P., “Iets over de geschiedenis van Nifterlake”, in Jaarboekje van het oudheidkundig genootschap „Niftarlake” (Utrecht, 1962), blz. 1-20
Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) (1960)
Kretschmer, P., “Austria und Neustria. Eine Studie über spätlateinische Ländernamen”, in Glotta, 26. Bd., 3./4. H. (1938), blz. 207-40
Manten, A.A., “De kerstening van de Vechtstreek”, in Tijdschrift Historische Kring Breukelen, nr. 2 (1992), blz. 65-82
dag Olivier,
Nifterlaca: kan ‘nifter’ ook uit een oude vorm van nergens komen?
verg. twents nievers => nergens, Nifterlaca => nergensland.
anders misschien nog uit iets als: nifeln, nieveln => ‘Heimelijk ontnemen’, ‘Los peuteren’ of ‘Afhandig maken’, dan wel, ‘Naar zich toe halen’.
dan zou het zoveel kunnen zeggen als: het “Ontnomen gebied (marke)”
Groet,
Jeroen
Hai Jeroen,
Dat is niet mogelijk, ben ik bang. Dat nievers, ouder niewers, is een ontkenning van iewers, zelf een verlenging van iewer, en dat is een verbasterde samenstelling van ie + waar. Dat ie vinden we bijvoorbeeld ook in iemand. Deze ontwikkeling is betrekkelijk laat gebeurd, pa na het verschijnen van Nifterlaca in 723. Een betekenis ‘nergensland’ zou ook zonder enige vergelijking zijn.
Overigens is nergens oorspronkelijk niet helemaal hetzelfde als niewers. Het is een ontkenning van ergens, ouder ergen, een samentrekking van iewergen en dat van ie + waar + een oud achtervoegsel.
Ook nîfeln, nieveln is niet verwant, want begon ooit met hn-, zoals bijv. het verwante Oudnoords hnippa ‘porren’ nog laat zien. In de tijd dat Nifterlaca voor het eerste verscheen had het Nederlands nog hn-, dus dan zouden we Hnifterlaca moeten zien.
Maar afgezien daarvan, we moeten ook kunnen uitleggen hoe de afleiding precies is gegaan, aan de hand van vergelijkingen en met het oog op de functies van achtervoegsels. Een afleiding van een bijwoord met een betekenis ‘nergens’ met het hier te ziene achtervoegsel zou ook vormelijk zonder gelijke zijn.
Moin Olivier,
Dank voor de buidelijke, en ook, uitgebrijde uitleg.
het is wel enig zonde dat je niet de leeftijd van een woord kunt zien, in een ‘standaard’ woordenboek.
Jeroen
“Diens latinisering Austria heeft het niet gered, kennelijk omdat men geen verwarring wilde met die andere Austria, oftewel Oostenrijk”.
Ostarrichi of Ostarrîchi wordt pas in 996 voor het eerstgenoemd in documenten. Wellicht in de Frankische volkstaal iets eerder.
Dit kan nooit de overweging zijn geweest. De naam Austrasia is toch van voor Karel de Grote?
De latinisering Austria voor het oostelijke Frankrijk heeft een tijd bestaan, volgens Kretschmer (zie verwijzingen) vanaf de zesde eeuw, o.a. bij Gregorius van Tours in zijn heiligenleven van Sint-Maarten: quomodo in Austria ambulare. Wanneer ze in onbruik raakte kan ik echter niet achterhalen.
Maar ik bedoelde meer de overweging van latere en hedendaagse geschiedschrijvers om de vorm Austrasia/Austrasië te verkiezen.
Dank. Ik ga even bij Gregorius van Tours kijken.
Beste Olivier,
dank voor dit stuk. Ondanks dat mijn kunde elders ligt kan ik erg genieten van je schrijfarbeid. Eens ben ik opgegroeid in een gehucht – of wijkske -nabij Wijchen in Gelderland, genaamd de Woezik. Dit komt van Woensikkerrot. Ofwel een kapbosje op een plek waar een aan wodan opgedragen eik heeft gestaan. Mijn grootouders woonden nabij Niftrik dus nam ik altijd aan dat er een dergelijke etymologie zou bestaan om die oordnaam te duiden. Geenszins het geval, blijkt nu. Toch is er weinig (noord)westelijk aan deze plaats, lijkt me. Dus ergens is me nog niet geheel duidelijk geworden waarvandaan de naam Niftrik gekomen is
Beste Jan,
Bedankt voor deze bijdrage ‘uit het veld’. Aardrijkskundig lijkt er inderdaad weinig noordwestelijk aan het oord Niftrik, al zou het indertijd een noordwestelijke nederzetting van een wisse oude streek geweest kunnen zijn.
Maar ik zie het eerder als volgt. De Salische en Ripuarische Franken waren vanaf het begin –reeds in de aanloop naar de landname in België en Gallië– twee verschillende vleugels. Het is mogelijk dat ze zichzelf toen al zagen als ‘noordwestelijke’ en ‘oostelijke’ Franken, oftewel *nebestrōz en *austerōz. Vervolgens konden die woorden omgekeerd ook als ‘Salisch’ en ‘Ripuarisch’ worden begrepen, en verweze Niftrik specifiek naar een Salische nederzetting of strategische plek. Vergelijk hoe Frankfurt afkomstig is van Franconofurd, letterlijk ‘voorde der Franken’, vanuit een tegenstelling met de Saksen.
Dank voor de reactie. Het bovenstaande lijkt me aannemelijk daar de omgeving van Wijchen (en dus Niftrik) zeer getekend is door de Frankische aanwezigheid. In de Woezik is een Frankisch graf gevonden (ik geloof een grafschip?) met daarin potten zout (vandaar de wijk ‘saltshof’) en elders in de gemeente vindt men Batenburg, een voormalige stad (nu ruïne met enige boerderijen en kerk), in een ver verleden een vesting van de Batavi. Wellicht dat Niftrik zo genoemd is toen aan de overzijde vijandelijk terrein lag. Het dorp ligt immers langs de dijk aan de Maas. Zulks blijft spiegelen.