Gennep is waar de wateren samenstromen

Ruim twintig oorden in de zuidelijke Lage Landen en het noorden van Frankrijk hebben een vorm van de naam Gennep—en bijna allemaal liggen ze bij een samenkomst van stromen. We hebben hier zeer oud woordgoed binnen de Germaanse talen.

Een tocht

Waar de Niers zich bij de Maas voegt in de noorderhoorn van Nederlands-Limburg wordt het land nog getekend door de sporen van een oude vesting. Belegerd in 1641 tijdens de Tachtigjarige Oorlog, verwoest door de Fransen in 1710 en daarna steen voor steen afgebroken, het Genneperhuis stond even ten noorden van Gennep zelf. De stad is ooit in de tang van de twee stromen gesticht en heeft haar naam eraan te danken.

Vandaar zou een ruiter er vroeger een dag of twee over gedaan hebben om naar een tweede Gennep te rijden, een gehucht onder Eindhoven in Noord-Brabant waar de Tongelreep deel van de Dommel wordt. Weer die afstand is het vervolgens naar het vlek Gennep bij Zelem in Belgisch-Limburg. Daar stroomt de Zwarte Beek vlak naast de Demer om er na een eindje in uit te monden. En dan is het niet ver meer naar Gempe, een dorp ten oosten van Leuven in Vlaams-Brabant. Diens oudste deel ligt bij de samenstroming van de Winge met enkele andere beken. Alle vier oorden heetten vroeger Genepe. Van het eerste is de nog oudere vorm Ganipi overgeleverd in 949.

Ook verder naar het zuiden komt deze van oorsprong Germaanse naam voor, zij het in verschillende mate van verfransing en verwaalsing en met het opvallende verschil dat de klemtoon op de tweede lettergreep ligt. Zo stuiten we in Waals-Brabant op de stad Genepiën, of eigenlijk het iets westelijkere Oud-Genepiën, bij de monding van de Fonteney in de Dijle. Dezelfde stad heet Genappe in het Frans en Djnape in het Waals en werd in de twaalfde eeuw als Genapia te boek gezet.

Voor het overige heeft de naam in Romaanse streken doorgaans geen n maar een m. We noemen Jemappes (ouder Gamapio, Henegouwen), Jemeppe-sur-Meuse (ouder Gamappe, Luik), Jemeppe-sur-Sambre (ouder Gimeppe, Namen), Guémappe (ouder Gamapia, Pas-de-Calais), Gamaches (ouder Gamapium, Somme) en ga zo maar door. De Nederlandse taalkundige Jan Huisman onderzocht de naam in 1978 en 1984 en telde meer dan twintig van deze oorden in de Lage Landen en Noord-Frankrijk, nagenoeg allemaal bij een samenvloeiing, soms de splitsing van een stroom.

Ontleding

Huisman werkte een duiding uit die Maurits Gysseling eerder gegeven had: de voorloper is een Germaans *Gamapją/*Ganapją, een afleiding van *apō(n) ‘waterloop’ met het voorvoegsel *gam-/gan-/*ga- en het achtervoegsel *-ją ter aanduiding van gezamenlijkheid. Duits Gebirge is op dezelfde wijze gevormd, Nederlands gebergte heeft een ander achtervoegsel. In het Germaans had het voorvoegsel reeds vroeg doorgaans de vorm *ga- door afslijting van *m/*n, maar omdat het grondwoord in deze oordnaam met een klinker begon kon die *m/*n bewaard blijven. Dat getuigt ook gelijk van de hoge ouderdom van deze afleiding. De veelvormigheid van het voorvoegsel is overigens ook te zien in een evenknie: Latijn com-/con-/co-. De gemeenschappelijke voorloper is Indo-Europees *kom.

Germaans *Gamapją/*Ganapją werd Westgermaans *Gamapi/*Ganapi en had de klemtoon aanvankelijk op het grondwoord, hier dus de tweede lettergreep. In noordelijke delen, waar men Germaans bleef spreken, moet die al vroeg naar voren verschoven zijn. Dat kon gebeuren omdat men los van voorvoegsels de klemtoon steevast op de eerste lettergreep legde en niet langer doorhad dat deze naam een voorvoegsel had (zie noot). Ondertussen was de *i van invloed op de voorgaande *a volgens het kenmerkend Germaanse klankverschijnsel van i-omluid: *Ganapi werd Ganipi (949), dan Genepe en uiteindelijk Gennep of door samentrekking Gempe.

Naast zijn oorspronkelijk onbeklemtoonde vorm *gam-/*gan-/*ga- had het voorvoegsel ook de beklemtoonde vorm *ham-/*han-/*ha-. Juist het verschil in klemtoon is de oorzaak van de wissel tussen *g en *h. Doch die tweede vorm is erg zeldzaam in de overlevering, te zien in woorden als verlatijnst Oudfranks hamēdiī ‘medegezworenen, eedsgenoten’ en ha(m)mallus ‘gerechtsgenoot’. Van groot belang dan is dat onze oordnaam ook een enkele keer met die tweede vorm voorkomt: een *Hanapją ligt ten grondslag aan Hanapio, nu Hannappes in de Franse Ardennen.

Oud erfgoed

Het woord *apō(n) ‘waterloop’ is ook anderszins rijkelijk overgeleverd in de Lage Landen en omstreken, veelal in samengestelde stroomnamen, die vervolgens overgingen op de aanliggende oorden. Zo ontwikkelde *Wisapō(n) zich langs Wesepe tot onder meer Wezup (Drenthe), Wezep (Gelderland) en Weesp (Noord-Holland). Het eerste lid daarin is mogelijk Germaans *wisō, vanwaar onder meer Duits Wiese ‘weide’, Middelnederlands wese ‘weide’ en met verschuiving van betekenis Utrechts/Veluws wees(je) ‘tuinhuisje’. Enkele andere namen met het waterwoord zijn Dworp (Vlaams-Brabant), Jisp (Noord-Holland), Gulpen (Nederlands-Limburg) en Nispen (Noord-Brabant).

Overigens is *apō(n) lang het onderwerp van taalkundige twisten geweest. Klaarblijkelijk hoort het bij Indo-Europees *h2ep- ‘water’, dat we kennen van woorden als Oudindisch ap- ‘water’ en Oudpruisisch ape ‘waterloop’. Maar de Indo-Europese *p werd tussen klinkers altijd een Germaanse *f of *b, dus we zouden in onze streken dan een *afō(n) of *abō(n) verwachten. Daarom is in het verleden verondersteld dat het Germaans dit woord van een andere Indo-Europese taal heeft en dat de streken waarin dit woord van oudsher met p voorkomt dus van oorsprong niet Germaans zijn, te weten de Lage Landen en omstreken, vandaar ook het Nordwestblock genoemd.

Inmiddels is het echter duidelijk dat *h2ep- al vroeg een nevenvorm *h2eb- had als voorloper van onder meer Oudiers ab, Middelwels afon (vergelijk de Britse stroomnaam Avon), en Hettitisch ḫapaš, alle ‘waterloop’. Die nevenvorm is wel ontstaan door de inwerking van een achtervoegsel of een verbuigingsuitgang. In de ontwikkeling van het Germaans zou er een verstemlozing/verscherping zijn van *b tot *p (zoals *d tot *t en *g tot *k), dus Germaans *apō(n) ‘waterloop’ is oud erfgoed.

Een booswicht

Het is opvallend hoezeer het waterwoord lijkt op aap, onze aanduiding voor een harig, mensachtig wezen. Ook onze zustertalen hebben sinds lang een vorm van deze aanduiding, getuige onder meer Oudnoords api, Oudengels apa, Oudsaksisch apo en Oudhoogduits affo. Het is gauw gedacht dat deze uit een vreemde taal geleend is, meegekomen met het dier zelf, maar langs welke taalkundige weg dat gebeurd moet zijn is nooit bevredigend aangetoond. Het geeft ook te denken dat het woord zo vroeg en wijdverbreid in de Germaanse talen voorkomt.

Om deze en andere redenen is het waarschijnlijk dat het woord eigenlijk een afleiding van het waterwoord is en oorspronkelijk naar een watergeest in het Germaanse volkgeloof verwees. Evenredig hieraan is Oudiers ab ‘waterloop’, hierboven reeds genoemd, met diens afleiding abacc als andere naam voor de luchorpáin, dwergen die hun wereld onder water hebben en pogen mensen ernaar toe te ontvoeren. Tevens evenredig is Middelwels afon ‘waterloop’, waarvan de afleiding afanc ooit gebruikt werd voor een zwart en snoeilelijk wezen dat zich soms voordoet als een knappe man om zijn slachtoffer te lokken en het water in te sleuren.

Dergelijke watergeesten waren ook in de Germaanse wereld berucht. Een oude aanduiding *nikwaz ontwikkelde zich tot onder meer Oudnoords nykr, Oudengels nicor en Nederlands nikker/nekker. Dat laatste woord schuilt ook in menige oordnaam in verband met water, zoals Nikkersloot (Zuid-Holland), Nekkersbeek (Oost-Vlaanderen, Antwerpen), Nekkersbroek (West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen) en Nekkerspoel (Antwerpen). Deze geesten werden als groen en/of zwart voorgesteld, vanwaar de oude uitdrukking zo zwart als een nikker, en kennelijk als geweldige schreeuwers, getuige de zegswijze schremen lijk een nekker in West-Vlaanderen. Later is de benaming overgegaan op duivels en zwarte mensen. Oudnoords nykr en Oudengels nicor daarentegen werden later (ook) voor nijlpaarden gebruikt. Evengoed kon aap overgedragen zijn, en we mogen dit woord in zijn oude zin vermoeden in een oordnaam als Apenbroek (Nederlands-Limburg), overgeleverd sinds tenminste de 14e eeuw.

Besluit

Gelijk een hele zwik oordnamen in Wallonië en Noord-Frankrijk zijn Gennep en Gempe in Limburg en Brabant te herleiden tot de Germaanse aanduiding *Gamapją/*Ganapją en dier zeldzame nevenvorm *Hanapją. De betekenis is ‘Gewaterte’ of ‘Gestroomte’, strokend met de ligging van deze oorden bij de samenkomst of splitsing van stromen. Het is een afleiding met vormen van het voorvoegsel ge die anderszins nauwelijks voorkomen in de overlevering van de Germaanse talen, het kenmerk van zeer oud woordgoed. Van het grondwoord *apō(n) ‘waterloop’ is vermoedelijk ook een aanduiding voor boze watergeesten afgeleid, een woord dat in onze taal nu aap luidt.

Noot
Een ander geval is Germaans *gatawō mv. ‘werktuigen, wapens’, dat zich enerzijds ontwikkelde tot Oudengels ġetawa en Oudhoogduits gizawa met klemtoon op het grondwoord, anderzijds tot Oudengels ġeatwe en Oudnoords gǫtvar met klemtoon verschoven naar het voorvoegsel.
Beeld
Beschikbaar gesteld door Project Lob van Gennep. Alle rechten voorbehouden.

Verwijzingen

Berkel, G. van & K. Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard (2018)

Bjorvand, H. & F.O. Lindeman, Våre Arveord, revidert og utvidet utgave (Oslo, 2007)

Carnoy, A., “Van Genepiën tot Gent”, in Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie 21(1) (1947), blz. 225–34

Debrabandere, F. e.a., De Vlaamse gemeentenamen. Verklarend woordenboek, tweede, grondig herziene en vermeerderde uitgave (Leuven, 2022)

Dittmaier, H., Das Apa-Problem. Untersuchung eines westeuropäischen Flussnamentypus (Leuven, 1955)

Greule, A. Deutsches Gewässernamenbuch (Berlijn, 2014)

Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) (1960)

Krahe, H. & W. Meid, Germanische Sprachwissenschaft III: Wortbildungslehre (Berlijn, 1969)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Hamp, E.P., “Palaic ḫa-a-ap-na-aš ‘river’”, in Münchener Studien zur Sprachwissenschaft 30 (1972), blz. 35–7

Huisman, J., “Gennep – Gemp – Jemappes – Gamaches. Verbreitung und Entwicklung des häufigsten -apa-Namens”, in Name und Geschichte. Henning Kaufmann zum 80. Geburtstag (1978), blz. 211–25

Huisman, J., “Gent, Gennep, Ganuentum”, in Naamkunde 16 (1984), blz. 169–82

Kempeneers, P., “Hydronymie van het Dijle- en Netebekken”, in Naamkunde 15 (1983), blz. 5–95

Kloekhorst, A., Etymological Dictionary of the Hittite Inherited Lexicon (Leiden, 2008)

Lühr, R. e.a., Etymologisches Wörterbuch des Althochdeutschen, Band V: gâba – hylare (Göttingen, 2009)

Matasović, R., Etymological Dictionary of Proto-Celtic (Leiden, 2009)

Meier-Brügger, M., Indogermanische Sprachwissenschaft, 9., durchgesehene und ergänzte Auflage (Berlijn, 2010)

Minard, A., “afanc”, in J.T. Koch, Celtic Culture: A Historical Encyclopedia (Santa Barbara, 2006), blz. 19

Olsen, B.A., “An Onerous Suffix – A Morphological and Semantic Analysis of the Hoffmann Formations”, in Derivation and composition: Two studies in Indo-European word formation (Innsbruck, 2010)

Schönfeld, M., Nederlandse waternamen (Amsterdam, 1955)

8 gedachtes over “Gennep is waar de wateren samenstromen

  1. Beste Olivier, hartelijk dank voor de heldere en uitgebreide duiding. Telkens weer geniet ik van je etymologische uiteenzettingen. Aangaande de duiding van Gennep, vroeg ik mij af of Genève niet ook tot deze groep gerekend kan worden? De plaats ligt natuurlijk veel zuidelijker en waarschijnlijk buiten het aanvankelijke Germaanse taalgebied. Maar ook deze plaats ligt in de wig waar twee stromen zich splitsen. Ook de dubbele benaming – Genève en Genf – is wat dat betreft een aanwijzing. Ik ben benieuwd naar jouw zienswijze in deze.

    Vriendelijke groet,

    Eric Snelleman

    1. Dank voor het lezen weer, Eric!

      Dat oord ligt van oorsprong te ver buiten de Germaanse wereld maar lijkt niettemin inderdaad naar de monding vernoemd. Genève, in de Romeinse tijd Genava, wordt doorgaans beschouwd als een afleiding van Keltisch *genu- ‘kaak; wang; mond’ (Oudiers gin ‘mond’), zelf een evenknie van Germaans *kinnaz (Nederlands kin).

      Aan Germaans *Gamapją/*Ganapją ‘Gewaterte/Gestroomte’ zou overigens een Keltisch *Komabiom beantwoord hebben, verlatijnst als *Comabium als de Romeinen het opgeschreven hadden.

  2. Niet lang geleden bezocht ik het ‘musée du terroir’ in de buurt van Rijsel in Frans-Vlaanderen, een beetje een mini-Bokrijk. Dat museum behoort tot de gemeente Villeneuve-d’Ascq. Deze streek is vroeger nog Vlaamstalig geweest. Ik denk aan de deelgemeenten Flers (uit hlar, later -lare en -laar) en Asq (Asch in 1164, waarschijnlijk es). Het museum ligt op een eertijds koninklijk domein van Karel de Grote, Annappes en ik denk dat de naam vermoedelijk ook zo’n waternaam is die u beschrijft. De plaats ligt niet ver van de Marke en de Deule en heette Anaspis in 837 en Hanapia in 1158. Voor de etymologische uitleg staan er op de Franstalige Wikipedia nogal wat mogelijkheden, maar de uitleg die in uw artikel staat is er niet te vinden. De beschrijving die er nog het dichtst bij ligt, luidt als volgt: asnapis, mot formé du radical gothique ap, contraction de ahva (« eau », cf. aqua en latin). Ik houd het liever bij uw uitleg. Of heb ik ongelijk?

    1. De oudste vormen die Gysseling geeft zijn Asenappio (7ᵉ/8ᵉ eeuw), Asnapio (±810), Asnapiam (1066) en Asnapia (1110). Daarmee is het wel wis dat deze oordnaam oorspronkelijk een s had en niet behoort tot de reeks hierboven. Niettemin belangwekkend, dus blijf komen met deze kleinoden, a.u.b.

      Gysseling gaat uit van een Germaanse oordnaam *Asnapja- als afleiding van een Germaanse waternaam *Asnapō(n). Dat lijkt mij juist. Het eerste lid *asn- is te vergelijken met oude oordnamen als Asnon (828) in Gelderland en Asnoth (820) in Oost-Vlaanderen. Die laatste heeft een achtervoegsel dat vooral ter aanduiding van geboomten en struikgewassen gebruikt werd. Het is verder mogelijk dat *asn- een samentrekking van *astn- is, zoals ook waar te nemen bij Essen, ouder Astnide (874) en Asnide (997), in Noordrijn-Westfalen.

      Voor de hand ligt verband met ast ‘tak; knoest’ en met esdoorn, dat een verbastering o.i.v. doorn moet zijn, gezien gewestelijke vormen als aster en astern en de oude oordnaam Astarnascheit (856) in Noordrijn-Westfalen.

      Terzijde, bij Annappes is ook een wijk (voormalig gehucht) genaamd Triolo. Dit is vermoedelijk de Treola die in één adem met Asnapio genoemd wordt in het Brevium exempla (±810). Volgens dat stuk was Treola een villa die nogal wat wijn voortbracht, dus sommige onderzoekers hebben betwijfeld of het in de omgeving van Rijsel gelegen kan hebben, maar het is in elk geval aannemelijk dat het eerste lid van die naam beantwoordt aan het Germaanse boomwoord *trewą (Oudsaksisch treo, gew. Westvlaams trie, Engels tree enz.). Het tweede lid is te vereenzelvigen met (de voorloper van) Nederlands lo.

      1. Hartelijk dank voor dit vlugge en heldere antwoord!

  3. Al enige tijd lees ik uw teksten. Ik ben leek op dit gebied en daardoor geniet ik zeer van wat u schrijft. Met bijzondere aandacht lees ik uw bronnen. En samen met uw tekst gaat er voor mij een nog tot voor kort ongekende wereld open. Hartelijk dank

Geef een reactie op Luc Vanbrabant Reactie annuleren