Hoezeer ik ook de taal liefheb die gevormd is langs de weerbarstige Noordzee, soms voel ik toch een onweerstaanbare drang om even te ontsnappen aan deze omheinde uithoek van de Westerse Wereld. Dan denk ik mij graag temidden van neersneeuwende kersenbloesems en overhangende pagoda’s in het land waar – in de woorden van één inwoner – niet het helle licht wordt aanbeden van de vermeende vooruitgang, maar de lange, eerbiedwaardige schaduw van een rijk verleden. Zo kwam ik ertoe mijn eerste stappen te zetten in de wereld van een taal die wellicht niets met de onze van doen heeft – maar toch veel over onszelf kan vertellen.
Als eerste viel me op dat de overbekende namen van grote Japanse ondernemingen, die ons veelal technisch en abstract in de oren klinken, in werkelijkheid van een eenvoudige schoonheid zijn. De samenstelling hon-da, bijvoorbeeld, betekent simpelweg oorspronkelijk-veld – waarbij we uiteraard een zompig rijstveld voor moeten stellen, geen ontgonnen Hollandse weide omzoomd door ijle populieren. Elektronicabedrijf hi-tachi is voorts opgeluisterd met een naam die zon-opkomst betekent, een yama-ha is een berg-blad en matsu-shita beduidt onder-de-pijnboom. Al met al een stuk poëtischer dan de ondoorgrondelijke afkortingen die de Nederlandse handelsgeest de wereld pleegt in te sturen, van de vermaledijde V.O.C. tot het huidige AkzoNobel.
Daarnaast hebben de Japanners het onverdeelde geluk dat ze nog een grotendeels pictoriaal schrift hebben. Onze letters waren ooit ook natuurtekeningen (zoals de A van een stierenkop, de O van een oog) maar die oorsprong is nu slechts nog een verre herinnering. In het Japans is het oorspronkelijke natuurverschijnsel vaak nog duidelijk herkenbaar. Nippon of ni-hon, de eigenlijke naam voor Japan, wordt geschreven als 日本 en beduidt zon-oorsprong, vanwaar ons land-van-de-rijzende-zon. Het teken voor oorsprong is gevormd uit een boom met een toegevoegd streepje bij de wortels; de zon is rechthoekig gemaakt. Het eerste deel van de samenstelling to-kyo of 東京 (zie ook bovenstaande afbeelding), de hoofdstad van het oosten, combineert deze zon en boom tot een zonsopkomst aanschouwd van achter een boom: het oosten. Het teken voor kyo of hoofdstad, ten slotte, is moeilijker te herleiden, maar verwijst naar de rode lantaarnen die stonden aan weerszijden van de hoofdstedelijke poort tot het Chinese Keizerrijk.
Wat me vooral bekoort aan een dergelijk beeldend schrift, is dat het in vergelijking met ons fonetische schrift minder losgezongen is van de werkelijkheid. Het is letterlijk ingeschreven in de vergankelijke wereld van vallende bladeren en bloeiende rijstvelden. Zonder meteen overhaaste generalisaties te maken, zie ik hiervan een parallel in de kunst. Waar onze portretschilders al sinds de vijftiende eeuw druk bezig zijn het tijdelijke te vereeuwigen, de mens te bevrijden uit de natuurlijke opkomst en neergang van het leven, schilderen oude Japanse meesters als Hiroshige en Hokusai hun onbeduidende en naamloze figuren juist in nauw samenspel met de jaargetijden en de natuur. Zo zal ook een schrijver van de Japanse kanji zich meer deel weten van de wereld om hem heen, zijn eeuwenoude schrift getuigend van een bescheidener visie op de rol van de mens in het grotere geheel.
Terugkerend naar onze eigen taalbeslommeringen doet, naast het levendige, bezielde, en schijnbaar tijdloze schrift van het Japans, onze voortwoekerende spellingstrijd rond de tussen-n en andere brandhaarden me arbitrair en nietszeggend aan. Een teken als 東 wordt hoogstens wat abstracter met de jaren, maar hoeft nooit, zoals onze arme C en K, aan de voortdurende grillen van uitspraak- en cultuurveranderingen tegemoet te komen. De zon blijft immers de zon, en komt iedere dag weer op in het oosten. Men zegt wel eens dat je jezelf pas werkelijk leert kennen wanneer je eerst een ander gekend hebt. Wellicht is het ook zo dat je juist dan het meest over jezelf leert, wanneer die ander het verst van je af staat. Voor mijn taaldacht lijkt die stelling in elk geval op te gaan – zodat ik nu, als u mij wilt verontschuldigen, graag weer mijn weg zoek tussen de maan-beschenen rijstvelden in het verre oosten.
Ontroerend Kasper, dank je wel! 🙂