Fricco

In de elfde eeuw na Christus heeft de Duitse geestelijke Adam van Bremen wat opmerkelijke dingen te zeggen over de zeden van de Zweden, die dan nog heidens zijn en beoogd voor kerstening. In Uppsala, zo heeft hij vernomen, staat een beroemde tempel met vergulde wanden en een grote gouden ketting eromheen. Ernaast staan onder meer uiterst heilige bomen aan wier takken op gezette tijden mannen en mannetjesdieren worden opgehangen. Hun bloed geldt als zoenoffer aan de goden.

In het gebouw zelf staan de standbeelden van de drie voornaamste goden des lands: Thor in het midden, tussen Wodan en Fricco. Over Fricco zegt Adam dat die pācem voluptātemque (vrede en genot) aan stervelingen schenkt, dat hem plengoffers worden gebracht voor het huwelijk en dat hij is uitgebeeld met een ingentī priāpō (reusachtig lid). Dit zij Freyr onder een andere naam, de god die uit andere bronnen blijkt zeer geliefd te zijn geweest in Zweden, met name voor vruchtbaarheid.

Fallus
Adam heeft nog meer te vertellen over de bloedige gebruiken van de heidense Zweden en hij spreekt er zijn afschuw over uit. Delen van zijn beschrijving worden min of meer bevestigd door andere schrijvers. Volgens de twaalfde eeuwse Deense geschiedkundige Saxo Grammaticus, die euhemeristisch te werk ging, was Freyr de koning die bij Uppsala begon met mensenoffers. En ook de twaalfde/dertiende eeuwse IJslandse geschiedkundige Snorri Sturluson vertelt dat Freyr de tempel bij Uppsala had laten bouwen.

De rest van Adams verhaal moeten we niettemin terughoudend lezen. Het is immers tweedehands. Bovendien gebruikt hij het woord priāpus, een ontlening aan Príāpos, de naam van de Griekse vruchtbaarheidsgod die altijd een erectie had en in eigen tijd ook als zodanig is afgebeeld. Wat dat betreft zouden we Adam ervan kunnen verdenken de heidense Scandinaviërs een gemeenplaats toe te dichten. Maar in 1904 werd bij Rällinge te Zweden het bovenstaande beeldje gevonden van een zittende, bebaarde man met net die lichamelijke gesteldheid. Het stamt uit de Wijkingtijd en zou de gelijkenis van Freyr kunnen zijn, oftewel Fricco.

Voor een vergelijkbare fallische focus hoeven we niet veel verder te kijken. Bekend is het Oudijslandse verhaal genaamd Vǫlsa þáttr, dat zich afspeelt in Noorwegen in de tijd van Adam van Bremen. Het gaat over een boerin die besluit de vǫlsi (fallus) van een geslacht paard in linnen te wikkelen, voorzien van look en andere kruiden tegen bederf, en deze in een kist te bewaren. Ze bidt er elke dag toe met spreuken, als ware het een god, en noopt haar gezin en knechten tot deelname. Het ding groeit zelfs verder. Uiteindelijk worden ze bezocht door koning Ólafr Haraldsson die hun overhaalt om een einde aan deze verering te maken en christen te worden.

Elders op de wereld bestaan tot op heden dergelijke gebruiken. Zo is er in de Japanse stad Kawasaki sinds jaar en dag een heus heiligdom en festival aan de fallus gewijd. Elke lente worden grote beelden ervan door de straten gedragen in de uitbundige optocht van de Kanamara Matsuri. In dezelfde geschapenheid wordt ondertussen van alles verkocht—van flesopeners en kaarsen tot ijsjes die genuttigd worden door olijke deelnemers van alle leeftijden. Het gaat hier om een diepgewortelde vruchtbaarheidscultus binnen shintō, het nog immer voortlevende volksgeloof van Japan.

Fricco
Adam noemt zoals gezegd Thor, Wodan en Fricco. Thor is een andere spelling van Oudnoords Þórr en met Wodan gebruikt hij opmerkelijk genoeg de Oudsaksische evenknie van de naam Óðinn, maar Fricco komt nergens anders voor als godennaam, hoewel dus algemeen wordt aangenomen dat het een bijnaam van Freyr is. De gedachte is vervolgens dat het een weergave van Oudnoords *Friggi is, zij het met de Duitse uitgang -o, en dat dit de mannelijke tegenhanger van de Oudnoordse godinnennaam Frigg is. Maar Freys gemalin was zijn zus Freyja, niet Frigg, ook al valt er wat voor te zeggen dat Frigg en Freyja ooit één en dezelfde godin waren. Mocht dat zo zijn: waarom schreef Adam dan niet Friggo?

Mogelijk was zijn eigen omgeving daarbij van invloed, want de naam Fricco (ouder Fricceo) werd in zijn tijd gedragen door menig man op het Germaanse vasteland. Anderzijds, mogelijk was Adam wel degelijk nauwkeurig: Fricco zij een weergave (met de Duitse uitgang -o) van Oudnoords *Frikki, en dat zij gewoon een evenknie van de mannennaam. Maar wat betekent deze dan? Op het eerste gezicht zou hij kunnen beantwoorden aan Oudengels fricca (ouder friccea), een woord voor ‘heraut’, maar Freyr kenmerkt zich niet als zodanig.

Een Nederlandse aanwijzing
Belangwekkend in dezen is het bestaan van Nederlands frik, een woord waarmee thans (vooral in de samenstelling schoolfrik) spottend wordt verwezen naar schoolmeesters en mensen die zich als schoolmeester gedragen, maar dat eigenlijk ‘mannelijk lid’ betekent. In een van de eerste schriftelijke verschijningen die we ervan kennen wordt het zelfs in godsdienstig verband genoemd. In 1644 geeft Isaac Commelin in een van zijn VOC-reisverslagen namelijk deze beschrijving van een plaatselijk gebruik, toevallig in Japan:

Daer is ontrent een kleen half uurken gaens van des Compagnies Logie op Firando [d.i. Hirado], aen een seecker inbocht een plaetse, daer een houten kasken, naulycks een elle breet ende hooch, als op de kant aende strant staet, hier komen de bevrugte Vrouwen, en segghen geeft my een Zoon, dan sal ick een grooten brenghen? offeren aldaer wat rys, ende legghen een houten frick (van een vinger dick ende langh, gesneden aen d’achter eynde met houte krullen, daer af diverse selfs in handen hebbe gehadt) aldaer neder.

Hoewel frik of frick niet eerder dan 1600 na Christus valt te ontdekken op schrift, is het ongetwijfeld aanzienlijk ouder, want woorden van dergelijke betekenis duiken vaak betrekkelijk laat op in de Nederlandse overlevering. Maar moet hier dan uit volgen dat Fricco als bijnaam van Freyr en als eigennaam van mannen (even ruw gezegd) letterlijk ‘pik’ betekende? Niet meteen. Eerder gaat het hier om verzelfstandigingen van een bijvoeglijk naamwoord met de betekenis ‘lustig, begerig, gretig’, dat anderszins is overgeleverd als Oudengels fric ‘vraatzuchtig’ en als eerste lid van namen, vooral de veel voorkomende naam Fricculf, die het beste te begrijpen is als ‘gretige wolf’. Fricco, zowel de godennaam als de mannennaam, is dan dus letterlijk de ‘lustige, gretige’.

Verwant binnen het Germaans zijn onder meer Nederlands vrek ‘gierigaard’, Middelnederlands vrac ‘gierig’ en Oudnoords frekr ‘gretig’ en Freki, de naam van één van Óðins twee wolven (de andere heet Geri ‘begerige’). Het geheel is klankwettig verschoven uit de oudere, Indo-Europese wortel *preg-, *prog-, die verder ten grondslag ligt aan onder meer Pools pragnąć ‘smachten naar’ en Tsjechisch prahnouti ‘begeren’, en in de Keltische talen, waar de p- aan het begin van woorden stelselmatig is weggevallen, Wels rhewydd ‘wellustig’ en Bretons rogedou ‘orgies’. Overigens zijn Engels fricking (een verbloeming van fucking) en Duits frickeln ‘friemelen’ beter buiten beschouwing te laten, aangezien die pas laat opduiken.

Tot slot
Buiten Scandinavië lijkt Freyr niet vereerd te zijn geweest. Althans, niet onder een vorm van de naam Freyr. Wat dat betreft mogen we nog overwegen dat Fricco niet een Oudnoordse bijnaam van Freyr is (door Adam voorzien van Duitse uitgang -o), maar een naam die de Saksen voor deze god hadden. Adam schrijft immers ook Oudsaksisch Wódan in stede van Óðinn. En belangrijk: hij zegt weliswaar dat de Zweden Fricco vereren, maar niet dat zij hem zo noemen. In zijn tijd waren de Saksen nog niet zo heel lang geleden gekerstend. Wie weet wat daar nog allemaal bij de haard werd verteld over goden van weleer?

En ja, Freyr, letterlijk ‘Heer’, was waarschijnlijk zelf ook maar een bijnaam van de god of goddelijke voorvader die eerder *Ingwaz heette. Maar dat is voor een andere keer.

Naschrift (20 maart)
Voor frik ‘mannelijk lid’ is ook wel gedacht aan afleiding van wrikken, met verscherping van beginklank. Zo bestaan er in de Vlaamse streektalen naast wrikkelen ook vormen als vrikkelen en frikkelen, met betekenissen als ‘heen en weer bewegen’, ‘peuteren’, ‘vrijen’ en ‘een groef of keep uithollen met een halfronde vijl’. Hoewel dat zowel in vorm als zin goed past stuiten we op het bezwaar dat frik vanouds vooral een Hollands woord is, zonder oudere, te verwachten vormen als wrik (of vrik), en dat het Hollands zo te zien geen frikken naast wrikken had. Het maakt echter niet uit voor de duiding van Fricco als ‘lustige, gretige’.

Beeld
Rällinge-beeldje, door Historiska museet. Enige rechten voorbehouden.

Verwijzingen

Bosworth, J. & T.N. Toller, An Anglo-Saxon Dictionary (Oxford, 1989)

Bremen, A. von, History of the archbishops of Hamburg-Bremen, translated by F.J. Tschan (New York, 1959)

Commelin, I., Begin ende Voortgangh van de Vereenighde Nederlantsche Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie (Amsterdam, 1646)

Förstemann, E., Altdeutsches namenbuch (Bonn, 1900)

INL, Woordenboek der Nederlandsche Taal (webuitgave)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Loewenthal, J., “Fricco”, in Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur, Volume 50 (1927)

Pokorny, J., Indogermanisches etymologisches Wörterbuch (Bern, 1959)

Simek, R., Lexikon der germanischen Mythologie, 3. Auflage (Stuttgart, 2006)

15 gedachtes over “Fricco

  1. Super bedankt weer voor deze geweldige duiding! Ik heb het met gepaste gretigheid tot me genomen. Maar ik begeer nog meer van deze etymologische lekkernijen!
    DANK!

    1. Mooi! Heb vergelijkbare stukken gepland, dus dat komt goed. Overigens heb ik nog een naschrift onderaan dit stuk geplaatst.

  2. Een interessant artikel!
    Twee opmerkingen uit het zuiden:
    -Friko wordt in het West-Vlaams gebruikt voor ‘eten’. Moeder zei vele malen ‘eet je friko op’ wanneer we wat teveel talmden met eten.
    -In de Ardennen zijn een paar plaatsen toch gelieerd aan Freyr: Het kasteel van Freyr tussen Dinant en Hastière met aan de andere kant van het water de rots van Freyr (een duidelijk verticaal omhoogstekende rots…) en de grot van Freyr langs de Maas in de buurt van het bos van Freyr. Er is nog een woud van Freyr in de buurt van Saint-Hubert.

    1. Dank!

      Westvlaams friko ‘eten’ zal wel bij de groep van frikadel en fricandeau horen, afkomstig uit het Romaans, van een intensivum bij Latijn frīgō ‘roosteren, stoven’. Hetzelfde geldt voor Noordnederlands frik ‘boel, rommel’, zoals zooi ‘boel, rommel’ een verbastering is van zode ‘kooksel’.

      Van Freÿr kan ik geen oudere vormen achterhalen, maar het lijkt me een geval als de oordsnaam Freux (Belgisch Luxemburg), dat oudere vormen heeft als Freur, Freires, Fredegorium en Frigdier, en waarvoor Romaans frigidārium ‘koud oord’ als grondvorm werd aangenomen door Maurits Gysseling.

      1. Mooi,
        Mag ik mijn gedachten nog wat laten fladderen?
        Freÿr en Freyr worden door elkaar gebruikt. (Freyr staat als beeld in het park van het kasteel, maar dat zegt natuurlijk weinig of niets.) Ondertussen vond ik door de opmerking hierboven, dat het bos bij Saint-Hubert inderdaad komt van *fridiaria uit frigidorium.
        In Ragnar Lodbroks saga (krákumál 13de eeuw) ontdekken we dat de naam Freyr wel moet zijn gekend in het zuiden:…adr freyr konungr felle i flæmingia vellde …(…tot koning Freyr viel in het Vlaamse land.) Een koning is natuurlijk geen god.
        Dan zit ik nog met het volgende:
        In Münster (Noordrijn-Westfalen) bestaat het toponiem Freckenhorst (uit Frikenhurst), horst van Frikko!
        Misschien zijn volgende toponiemen ook verwant: Fréchencourt (Frechencort, Amiens, Noord Frankrijk) Ferques (Frekenes, Boulogne) en Frechen (Frekena, Keulen).

      2. Een mooie vondst, over Freyr í Flæmingja veldi. Ik was er niet bekend mee en zal me erin verdiepen.

        Freckenhorst (ouder Frikenhurst) zal wel naar een sterveling verwijzen, maar zonder de nodige verdere gegevens is het niet uit te sluiten dat het ging om een aan Fricco gewijd oord.

        Frechen (ouder Frekena) is ofwel vrouwelijk of een meervoudsvorm en heeft een korte k, wat verband met de god Fricco onwaarschijnlijk maakt.

        Ferques (ouder Frekenes) lijkt genitief mannelijk of onzijdig bij een *Freken en is anders een verholen samenstelling.

        Fréchencourt vind ik lastiger te beoordelen, maar ontwikkeling uit *Frikken curt ‘hof van Fricco’ is mogelijk, al blijft het dan alsnog aannemelijker dat het gaat om een sterveling.

  3. Kan het Middelengelse woord ‘freak’ verwant zijn? Freak (uit freke) betekende ‘moedige man of strijder’. Het Oudengels kende ‘freca’ (zelfde betekenis) uit ‘frec’, hebzuchtig, enthousiast of stoutmoedig.

  4. Is het misschien een leuk idee voor Taaldacht om kort lezersvragen te beantwoorden?
    Ik kom er zo op omdat ik graag het oorspronkelijkste Nederlandse woord zoek en me altijd heb afgevraagd wat onze verre voorouders nou voor insect en roze zeiden.

    1. Verontschuldigingen voor mijn late antwoord.

      Geen gek idee. Lezersvragen komen geregeld binnen per contactformulier, maar het is ook mogelijk om een hele bladzijde voor vragen in te stellen. Sommige kunnen daar ter plekke beantwoord worden, andere in een afzonderlijk stuk.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.