Wat het Frans van de Franken heeft

Aan het begin van de middeleeuwen was bijna heel Gallië in handen van Germanen uit het Rijngebied: de Franken. In het noorden behielden zij hun eigen taal, de voorloper van het Nederlands en enkele Duitse streektalen. In het zuiden, waar zij minder talrijk waren, gingen zij over op het plaatselijke Latijn. Dat werd uiteindelijk het Frans, een taal die veel invloed op de onze zou hebben maar vanaf het begin ook veel woorden van de Franken en andere Germanen bevat: van kleurnamen als blanc, brun, fauve en gris tot beschrijvingen van het landschap als bois, falaise, haie en marais. Veel van deze zijn nu verzameld.

Achtergrond

Groepen Franken hadden zich reeds in de vierde eeuw van over de Rijn op Romeins grondgebied gevestigd in wat nu Brabant is. Het Rijk, ernstig verzwakt en niet in staat om het anders aan te pakken, had hun hiervoor toestemming gegeven, op voorwaarde dat zij de grenzen zouden beschermen tegen andere Germanen. De Franken bleven zich evenwel zuidwaarts uitbreiden. In dezelfde tijd waren Alemannen vanuit het oosten binnengekomen en hadden de Visigoten en Bourgondiërs—sprekers van Oostgermaanse talen—het zuiden van Gallië overgenomen.

Een andere, eigentijdse Syagrius is bevriend met Sidonius Apollinaris, een dichtende afgezant en bisschop die ons een grote verzameling schone brieven heeft nagelaten. In een daarvan aan Syagrius spreekt hij zijn bewondering voor hem uit omdat hij zich meester heeft gemaakt van de taal der Germanen.

In de tweede helft van de vijfde eeuw was een rompstaat onder Syagrius het laatste overblijfsel van het Romeinse gezag in Gallië. Na eerdere pogingen lukt het de Franken om dit “Gallo-Romeinse Rijk” in 486 onder de voet te lopen. Syagrius vlucht naar de Visigoten in het zuidwesten (het oude Aquitanië), maar hij wordt uitgeleverd aan de Franken, die hem terechtstellen.

Daar laten de Franken het niet bij. Enkele jaren later verslaan en verdrijven ze de Alemannen in het oosten van Gallië en kort daarop de Visigoten. Daarna, in 534, weten ze het Bourgondische koninkrijk in het zuidoosten in te lijven. Alleen Armorica, het schiereiland in het westen, weet nog lange tijd buiten de handen van de Franken te blijven. Daar vestigen zich ondertussen vele (Keltische) Britten, op de vlucht voor de Angelen en Saksen die hun eiland overnemen. Vandaar dat een deel van Armorica nu Bretagne heet.

De Franken wedijveren in het noorden met de Friezen, die in 693 het onderspit delven en hun koninkrijk verliezen. Nog geen twintig jaar later vallen de islamitische Omajjaden—de Moren—van over de Straat van Gibraltar het Iberische schiereiland binnen, alwaar ze binnen tien jaar het Visigotische rijk onderwerpen en doorstoten naar het land der Franken. In 732 komt het tot een beslissende slag bij Tours. Met vernuft weet de Frankische hofmeier Karel de Hamer (Charles Martel) de Moren te verslaan en terug te drijven. Een tweede inval enkele jaren later mislukt eveneens. De Franken kunnen zich nu toeleggen op een lange, bloedige strijd tegen de Saksen in het noordoosten.

Omtaling

Hoewel we weten dat de westelijke Franken reeds lang het Latijn als ambtelijke taal gebruiken is het onduidelijk wanneer ze bezuiden de Somme als minderheid tussen de Gallo-Romeinen voorgoed de taal van hun voorouders verliezen. Koning Karel de Grote, in 814 als keizer gestorven, sprak weliswaar Frankisch maar kwam uit een oostelijk geslacht en had zijn zetel in Aken.

In 842, wanneer het Frankische Rijk is gesplitst tussen Karels kleinzonen—de halfbroers Karel de Kale (de westelijke koning) en Lodewijk de Duitser (de oostelijke koning)—spreken zij te Straatsburg een eed voor hun verbond uit. Deze is opmerkelijk en van grote waarde omdat hij in drie talen gaat: klassiek Latijn, Romaans en een vorm van Germaans. Het Romaans in dezen is de sterk veranderde vorm van het Latijn van het oude Gallië en de onmiddellijke voorloper van het Oudfrans, en het Germaans in de eed is een vorm van Oudhoogduits. Een westelijker Germaans oftewel een vorm van Oudnederlands speelt hier dus geen rol.

Het Germaans in het Frans

Bij het overschakelen naar een andere taal nemen sprekers vaak—bewust of niet—kenmerken van hun oorspronkelijke taal mee, met uitwerking op de nieuwe taal. In hoeverre de klankontwikkeling van het Frans door het Germaans van de Franken is beïnvloed is moeilijk te zeggen, maar het is bij voorbaat aannemelijk dat het niet gering is. Het Frans onderscheidt zich tevens van andere telgen van het Latijn door eigenaardige zinsbouw. Opvallend is bijvoorbeeld het noodzakelijke gebruik van het voornaamwoord voor het onderwerp terwijl die in andere Romaanse talen weggelaten wordt of kan worden. Vergelijk bijvoorbeeld Frans je suis ‘ik ben’ met Spaans (yo) soy en Italiaans sono.

De grootste invloed van het Germaans, met name het Westgermaans van de Franken, is echter op de woordenschat. Welbekend zijn de kleurnamen: *blank, *brūn, *falu (dat. *falwē) en *grīs werden blanc, brun, fauve en gris. Vermoedelijk werden daarmee de verschillende vachten van Frankische rossen aangeduid. En de opname van *blāo en *blund als bleu en blond is wellicht een blijk dat de Franken vaker die kleur ogen en haren hadden. Opvallend is dat de namen van de drie belangrijkste gewassen voor kleurstofwinning ook uit hun taal komen: *waizdu ‘wede’, *waldu ‘wouw’ en *wratju ‘meekrap’ leven voort als guède, gaude en garance. Ze leveren onderscheidenlijk blauw, geel en rood op.

Die laatste drie woorden zijn ook voorbeelden van een belangwekkend gegeven: de Gallo-Romeinse bevolking had moeite de Germaanse *w uit te spreken en maakte die aan het begin van woorden tot een *gw (gu-) die uiteindelijk werd uitgesproken als een eenvoudige ploffende g zoals in het Duits en het Engels. Omgekeerd is zo een g vóór klinkers doorgaans ook een teken dat er sprake is van een oorspronkelijk Germaans woord met *w-. Dit wordt ook vaak bevestigd door Noordfranse vormen van het woord, want in het Noordfrans bleef die klankontwikkeling uit. Zo werd *werru ‘wanorde’ in het algemene Frans tot guerre ‘oorlog’ maar in het Noordfrans tot werre. Die laatste vorm werd overigens door het Engels overgenomen en luidt daar nu war.

Een ander teken van Germaanse herkomst is de waarde van de h. In het Latijn en het Gallo-Romaans was de h zoals wij die kennen al geruime tijd aan het verdwijnen. Maar met Germaanse woorden deed de klank zijn herintrede. Zo zijn *haistr ‘heester’, *hallu ‘hal’ en *harpā ‘harp’ geëindigd als hêtre ‘beuk’, halle en harpe. Daadwerkelijk uitgesproken wordt hij inmiddels niet meer, maar het verschil is nog wel merkbaar in de verbinding met het bepaalde lidwoord. We zien in de regel le hêtre, la halle en la harpe, terwijl er samentrekking is bij Romaanse woorden: l’homme ‘de man’, l’heure ‘het uur’, l’honneur ‘de eer’.

Verder gaat het vaak om woorden die het leven van edelen kenmerken: *barō ‘vrij man’, *marha-skalk ‘paardenknecht’ (later ‘stalmeester’) en *skapinō ‘schepen, wethouder’ werden baron, maréchal (ouder mareschal) en échevin (ouder eschevin). En veel van deze woorden in hun Romaanse vormen kwamen vervolgens weer in Germaanse talen terecht, zoals baron en maréchaussée, een afleiding van maréchal.

De jacht was een geliefd tijdverdrijf voor edelen en ook daar verraadt de Franse woordenschat een van oorsprong Germaanse adel. Te denken valt aan diernamen als *marþr ‘marter’, *smerilō ‘smelleken’ (kleine valk) en *sparwārī ‘sperwer’, oftewel martre, émerillon (ouder esmerillon) en épervier (ouder esparvier). Krijg en oorlog was een andere bezigheid: *darōþ ‘werpspeer’, *gunþa-fanō ‘strijd-vlag’ en *standa-hard ‘standvast’ (veldteken) zijn nu dard, gonfalon (ouder gonfanon) en étendard (ouder estandard). Dat laatste woord is eeuwen geleden door onze taal overgenomen als standaard.

Net als de Germaanse *w waren ook de klankreeksen *hl- en *hr- aan het begin van woorden een uitdaging voor de Gallo-Romeinen. Door hun ongemak ermee konden bijvoorbeeld *hlanku ‘zijde’, *hrokk ‘rok’ en *hrōk ‘roek’ eindigen als flanc, froc ‘broek’ en freux. In andere gevallen werd de *h gewoon weggelaten: *hlot ‘lot’, *hrātā ‘(honing)raat’ en *hrōtā ‘soort lier’ zijn er nu lot, rayon en rote.

Later heeft het Frans nog vele andere woorden ontleend aan Germaanse talen, met name in verband met de scheepvaart, waarin de landen om de Noordzee het nodige overwicht hadden. Van het Middelengels komen onder meer de benamingen van de windrichtingen: north, ēst, sūth en west werden overgenomen als nord, est, sud en ouest. Ware dit eerder gebeurd, dan zou men in Frankrijk van west niet ouest maar guest gemaakt hebben.

Langs de Normandiërs—ten dele afkomstig uit Scandinavië —is het Oudnoords ook van invloed geweest, eveneens vaak met betrekking tot de scheepvaart: greiða ‘optuigen’, húnn ‘mastkorf’ en marsvín ‘bruinvis’ bijvoorbeeld zijn nu gréer, hune en marsouin. In hetzelfde verband speelde tevens het Middelnederlands een rol, bijvoorbeeld met voorlopers van bakboord en stuurbord als oorsprong van bâbord en tribord (ouder estribord).

Overigens is ook een aanzienlijk deel van de Franse voornamen—en vandaar achternamen—van Germaanse herkomst, in dit geval veelal uit het Westgermaans dat door de Franken werd gesproken. We kunnen denken aan Amélie, Arnault, Bérenger, Berthe, Geneviève, Gisèle, Guillaume, Henri, Louise, Maud, Odile, Renault, Roland, Thibault, ga zo maar door.

Tot slot
franse
‘L’attente d’une reine mérovingienne’ (1910) – Jean-Paul Laurens

De namen van de taal, het volk en het land komen uiteraard ook uit het Westgermaans van de Franken zelf: *frankisk werd français, en een *frankisk man en *frankisku vrouw zijn thans een Français en Française. Van de volksbenaming *Frankan ‘Franken’ werd ter landsbenaming de Latijnse dan wel Romaanse afleiding Francia gemaakt, en daarvan komt France. Het is onbekend of zij zelf al het woord *Franka-rīkī gebruikten, maar het zal redelijk oud zijn, gezien het bestaan van zowel Nederlands Frankrijk als Duits Frankreich.

Hun woord voor hun eigen taal was *þiudisk ‘(eigen) volks, Germaans’, dat in het Frans overleeft als thiois, ook al wordt dat weinig meer gebruikt en dan in het bijzonder voor de hedendaagse Frankische streektalen in het noordoosten. (Buiten Frankrijk ontwikkelde *þiudisk zich tot Vlaams Diets, Nederlands Duits en Duits Deutsch. Pas later werd met Duits en Deutsch uitsluitend naar onze oosterburen verwezen.)

Aanvankelijk onderscheidden de Franken zich vrij sterk van hun Gallo-Romeinse onderdanen: die noemden zij *Walhō ‘Walen’ (Kelten) en hun afkomst, taal en zeden *walhisk ‘Waals’, vanwaar Gaule en gaulois. De overeenkomst met de verlatijnste Keltische namen Gallia ‘Gallië’ en gallicus ‘Gallisch’ is een uitzonderlijk toeval.

Al dit en meer is te vinden in de lijst van Germaanse woorden in het Frans.

Verbetering
In een eerdere uitvoering van dit stuk waren de twee Syagrii bij dwaling vereenzelvigd.
Beeld
De vijfde eeuwse Frankische legerleider Merovech, door Fordmadoxfraud. Enige rechten voorbehouden.

22 gedachtes over “Wat het Frans van de Franken heeft

  1. Één opmerking: de Syagrius aan wie Sidonius Apollinaris schreef woonde in het rijk van de Bourgondiërs en was daar mogelijk betrokken bij het opstellen van de lex Gundobada rond 500. Deze Syagrius moet dus niet verward worden met zijn naamgenoot, die inderdaad in 486 door de Franken werd verslagen en niet lang daarna moet zijn vermoord. Zie S. Mitchell, A History of the Later Roman Empire, p.225-226. De naam ”Syagrius” kwam in de late oudheid overigens wel vaker voor in Gallië en Italië.

    1. Oei, bedankt voor het wijzen. Ik heb het verbeterd. De twee Syagrii worden vereenzelvigd in een overzichtswerk dat ik er nog even op nageslagen had (Simon MacDowall, The Franks), maar dat is niet het beste boek.

  2. “en het Germaans in de eed is een vorm van Oudhoogduits. Een westelijker Germaans oftewel een vorm van Oudnederlands speelt hier dus geen rol”. Er is nogal wat discussie of het niet in één van de Frankische dialecten is geweest. Mij lijkt gezien de afkomst van Lodewijk het ook logischer.
    Anders gezegd, op basis van welke aanwijzingen zou het in het Oudhoogduits zijn? Zelfde woorden als in Hildebrandslied?

    1. Het Duits van deze eed is op zijn minst te plaatsen in het zuiden van de (Frankische) Rijnlandse waaier, met kenmerken van de eerste trap van de Hoogduitse klankverschuiving:

      *-k- > -ch- (aan het eind ook -h gespeld)
      *folkas (gen.) > folches
      *fra-brekit > forbrihchit
      *ik > ih

      *t- > *z- (ook c gespeld)
      *tō > ce

      *-t- > -z(z)-
      *þat > thaz

      *-tt- > -tz- (ook cz gespeld)
      *ga-witją > *ga-witi, obl. *ga-witt- > giwiczi

      1. Kun je dan stellen dat de eed in het Rijnfrankisch was met kenmerken van de eerste trap van de Hoogduitse klankverschuiving? Is dat een betere benaming dan Oudhoogduits?

      2. Beide kunnen, want de Rijnfrankische streektalen worden—net als de andere Middelduitse streektalen—doorgaans tot het Hoogduits in brede zin gerekend.

  3. Interessant, bedankt voor dit leerzame en fijn geschreven stuk.

    Wat ik me nog afvroeg: Waarom heeft een Germaanse taal het Romaans niet verdrongen onder Frankische heerschappij (op de voorbeelden die je aandraagt na, natuurlijk), terwijl het Romaans wel vrij gauw de Keltische talen verdrongen heeft in Gallië?
    Heeft dit te doen met het aantal immigranten t.o.v. de oorspronkelijke bewoners? Het meer gecentraliseerde bestuur onder de Romeinen? Of zijn er taalkundige argumenten, zoals dichtere verwantschap tussen Keltische en Romaanse talen?

    1. Een goeie vraag! Het is ongetwijfeld een samenspel van oorzaken.

      Inderdaad moet het betrekkelijk geringe aantal Germanen in het zuiden een rol hebben gespeeld. Dat lage aandeel wordt ook gestaafd door genetisch onderzoek: bepaalde haplogroepen die kenmerkend zijn voor de West-Germanen—in dit geval vaderlijke lijnen—komen heden veel minder voor naarmate je verder naar het zuiden gaat. Met name de verdeling van R1b-S21 (U106) spreekt boekdelen.

      En zolang er nog genoeg (Gallo-)Romeinen waren konden Romeinse instellingen ook blijven draaien ten gunste van de orde. Daar konden de Franken handig gebruik van maken, dus er was minder druk voor de samenleving tot omschakeling naar het Germaans.

      Daarbij, Rome en het Latijn hadden nog altijd macht en aanzien. Er was al een lange geschiedenis van Germanen die geromaniseerd werden of waren: van de Batavi in de Betuwe tot de Ubii in de omgeving van Keulen. De meeste Ubii dragen al Romeinse namen wanneer ze in de overlevering opduiken. In de tijd van de Franken is het van belang dat die vrij vroeg tot het katholieke christendom bekeerd waren (in tegenstelling tot het arianisme van andere gekerstende Germanen).

      Taalkundig gezien valt er ook wat voor te zeggen. Het Keltische klankbestel lag dichter bij dat van het Romaans dan bij dat van het Germaans, dat bijvoorbeeld meer wrijfklanken had, zoals de /θ/ (nu gespeld als en in het Engels met th). Aan de andere kant, zo’n hoge drempel kan dat niet geweest zijn als je het vergelijkt met de gretigheid waarmee Nederlanders het Engels spreken ook al bakken ze vaak niks van de /θ/.

      Trouwens, net als de Franken ruilden ook de (in Italië heersende) Ostrogoten en Langobarden in ongeveer dezelfde tijd hun taal in.

      Het zou goed zijn om eens een vergelijking met de Turken in Klein-Azië uit te werken. Die waren ook met betrekkelijk weinig vanuit het oosten binnengekomen, getuige o.a. genetisch onderzoek, maar legden wel hun taal op aan een vrij geordende en oude maatschappij.

      1. Bedankt voor je duidelijke antwoorden.
        Inderdaad, de vergelijking met de Turken zou ook erg interessant zijn.
        Is het inderdaad zo dat de mensen in het huidige Turkije nog voor het merendeel van de Byzantijnen afstammen? Dat zou ik niet verwacht hebben.

      2. Er is een hele Wikipedia-bladzijde over het onderwerp met goede verwijzingen.

        Het ziet er naar uit dat oosterse Y-haplogroepen (hier: vaderlijke lijnen die de oorspronkelijke Turken in het oosten zouden kenmerken) tegenwoordig vrij zeldzaam zijn in Turkije. De verdeling kan echter nog redelijk veranderd zijn in de afgelopen eeuwen.

        Bovendien is het mogelijk dat sommige van de haplogroepen die gangbaar waren in het oude Anatolië ook een eindje verder naar het oosten gangbaar waren, dus wellicht hadden de oorspronkelijke Turken daar al het nodige van ingelijfd voordat ze Anatolië bereikten. M.a.w. zo oosters waren ze misschien niet meer toen ze binnenvielen, waardoor ze al de nodige overlap met de Anatoliërs hadden en hun aandeel gemakkelijk te onderschatten is.

      3. In het geval van het huidige Turkije is de recente (1922) bevolkingsuitwisseling en het nationalistische bewind daarna een grote rede voor het relatief taalkundig homogene Turkije van nu. Daarnaast is historisch gezien de relatie tussen taal en geloof in het vroegere Ottomaanse rijk erg sterk vanwege de manier waarop de overheid het rijk bestuurde, Turks spreken= moslim en niet Turkssprekend= niet moslim. Wanneer men van geloof wisselde, zoals van christelijk naar islamitisch, wisselde men vaak ook van taal, dus van Grieks naar het Turks. Dit gebeurde niet altijd en Grieks sprekende ‘turken’ bestaan nog steeds, maar zijn door de bevolkingsuitwisseling allemaal naar Turkije verplaatst vanwege hun geloof als zij daar nog niet woonden.

  4. Dit is ook het onderwerp van een thesis van professor Peter Alexander Kerkhof (Language, law and loanwords in early Medieval Gaul : language contact and studies in Gallo-Romance phonology) vrij te vinden op het internet. Het één sluit mooi aan bij het ander.

    1. Juist! Ik was in de veronderstelling dat zijn proefschrift nog onder embargo was, maar niets is minder waar. Een aanwinst.

  5. Prachtig! Wie zegt dat een woordenboek lezen saai is, is nog niet in deze lijst gedoken. Hoogtepunten (voor mij) die nog niet in dit artikel genoemd waren: vermouth, mitrailleur, harlekijn, ‘joli’, fauteuil, estafette en etaleren. Bedankt.

    1. Een van mijn lievelingen is brandir ‘dreigend zwaaien met’, van Westgermaans *brand ‘zwaard’.

      Misschien dat ik t.z.t. nog woorden toevoeg die inmiddels niet meer in gebruik zijn in de algemene taal. Ik denk bijvoorbeeld aan Middelfrans garagnon ‘hengst’, noordelijk waragnon. Van het grondwoord, Westgermaans *wrainijō (acc. *wrainijan), komen ook Oudsaksisch wrênio ‘hengst’ en Middelnederlands wrene ‘hengst, strijdros’.

  6. Ik denk aan het woordje ‘gueux’, het Franse woord voor ‘schooier of bedelaar’.Later werd dit in het Nederlands overgenomen als ‘Geus’.Zou het hier ook kunnen handelen over een verfranst Germaans woord, dat in het oorspronkelijk Germaans begon met een ‘W’ ?

  7. Omgekeerd is zo een g vóór klinkers doorgaans ook een teken dat er sprake is van een oorspronkelijk Germaans woord met *w-.

    Ik heb op een paar plaatsen waarvan ik helaas de site niet opgeslagen heb gelezen dat de voorouders van Generaal de Gaulle Van de Walle heetten

    Zeer interessante blog. Ik ben voor de eerste keer hier en ben zeer aangenaam verrast door de kwaliteit van de site.

    Ik wil nog een opmerking maken over de lijst van Germaanse namen. Ik heb destijds in de humaniora geleerd dat mijn voornaam Roger van Keltische origine zou zijn: Hrod-ger en dat de betekenis zou zijn: sterke speer. Ik word hier in Nederland vaak Rogier genoemd. Behalve in de zuidelijke provincies van NL, is de naam hier zeer schaars. In België is hij zeer courant.

    1. Dank voor uw bericht en verontschuldigingen voor mijn late antwoord.

      De Gaulle als verfransing van Van de Walle komt mij aannemelijk voor, maar ik begrijp dat dit vooralsnog een veronderstelling is.

      Over Roger kan ik stellig zeggen dat hij van oorsprong wel degelijk een Germaanse naam is, niet een Keltische. De (begin)klankreeks hr- is het Keltisch onbekend. De vorm Hrodger is een vroeg-Oudhoogduitse, tegenover vroeg-Oudnederlands Hróthgêr, Oudengels Hróþgár/Hróðgár en Oudnoords Hróðgeirr.

      De naam luidde in het Oudgermaans *Hrōþi-gaizaz, en die twee leden zijn ook afzonderlijk overgeleverd in de dochtertalen. Het tweede lid *gaizaz verwees inderdaad naar ‘speer’ en werd o.a. Middelnederlands geer, Oudengels gár en Oudnoords geirr.

      Het eerste lid *hrōþiz betekende ‘roem’ (niet ‘sterk’) en is te vinden in Gotisch hrōþeigs ‘beroemd, roemrucht’ en—langs een tussenvorm *hrœþ/*hrœð—als Oudengels hréþ/hréð ‘roem’. Van dezelfde wortel komen ook Oudgermaans *hrōþraz (Oudnoords hróðr ‘roem’) en *hrōmaz (o.a. Oudsaksisch hróm en Nederlands roem).

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.