Wat maakt wie wij zijn en hoe wij ons onderscheiden van anderen? Wat telt? Wordt dat beslist? En door wie dan? Zou het anders moeten? Net als eerdere zielen in deze wereld—misschien wel meer—is de 21ste-eeuwse mens in de greep van vragen als deze, bewust of niet. Het is het tijdloze vraagstuk van identiteit oftewel zelfheid.
Beschrijving
Zoals zo vaak begint een scherper begrip ook hier in de taal. Het woord identiteit betekent eigenlijk ‘gelijkenis, het hetzelfde zijn’ en is net als het woord identiek uiteindelijk afgeleid van het Latijnse īdem ‘dezelfde, hetzelfde’. Vandaar is het ook mogelijk om vanuit de eigen taal het woord zelfheid voor dit begrip te gebruiken, zoals in het verleden dan ook gedaan is.
Zelfheid is dat waarin een ziel hetzelfde is als anderen—wat die gemeen heeft, de kenmerken en eigenschappen die gedeeld worden—en daarmee van weer anderen verschilt. Zulks kan aangeboren zijn, zoals geslacht en afkomst, of van jongs af aan overgenomen, zoals taal en gewoontes, maar ook meer bewust gekozen, zoals denkbeelden en levensstijl, al rijst terstond de vraag in hoeverre die niet eigenlijk gestuurd zijn. Daarover straks meer.
Ieder mens heeft meerdere zelfheden tegelijk en behoort aldus tot groepen. Om die reden zal er ook altijd een wij-zij-onderscheid zijn, een tribalisme of stamzin. Dit betekent dat zienswijzen die ontstijging of zelfs opheffing van zulk onderscheid beloven een innerlijke tegenstrijdigheid behelzen. Ook daarover straks meer.
Omgekeerd is zelfheid ook de zin waarin een ziel zich van alle anderen onderscheidt, hoe die enig is, een eigenheid heeft. Want iedere enkeling is bovenal—geheel zelfs—aan zichzelf gelijk, zodat we kunnen spreken van persoonlijke of individuele identiteit of enkelinge zelfheid. Hoewel velen in de geschiedenis hebben gepoogd om zulke zelfheid te benadrukken, zich te onderscheiden door naam te maken en roem te vergaren, is het in de nieuwste tijd dat men zich meer dan ooit is gaan bezighouden met ontwerp ervan.
Achtergrond
Het is te stellen dat enkelinge zelfheid in deze streken belangrijker werd met de komst van het christendom. Het begrip van de enkeling bestond weliswaar allang, ondanks gebrek aan een uitdrukkelijk woord ervoor, maar nu werd minder de nadruk op sibbe gelegd en meer op de eigen ziel door de vraag waar die na de dood heen zou gaan ten gevolge van niet alleen eigen daden maar ook eigen denken. Vandaar kon het zelfbewustzijn zich meer ontwikkelen.
Met de sterk toenemende welvaart in het westen des Avondlands—reeds in de Late Middeleeuwen en vooral in de landen aan de Noordzee—en de daarmee groter wordende macht en invloed van handelaars en kooplieden groeide een nieuw bestel, kapitalisme of gewinzin, en een nieuwe klasse van burgers die gaandeweg meer vrijheden begonnen na te streven, voor de enkeling en voor wetenschap en volk, tegenover kerk en koning.
Zo kwam het in de zeventiende en achttiende eeuw tot een stroming die later de Verlichting werd genoemd en waaraan ten eerste liberalisme of vrijzin ontsprong. Een onderdeel daarvan was nationalisme of volkzin, streng genomen staatsnationalisme of staatsvolkzin, want volk werd nu meer begrepen als een zelfheid op grond van burgerschap, niet afkomst zoals in de vele duizenden jaren voorheen en nog lang elders. De nieuwe inrichting van de samenleving naar deze denkbeelden werd op bloedige wijze voldongen met de Franse revolutie of Frankenwende in 1789.
Ondertussen leidden wetenschappelijke en tuigkundige ontwikkelingen tot een industriële revolutie of nijverwende. Een tijdperk van toestellen met aandrijving in een vrije markt brak aan en het leven werd zwaarder voor vele zielen, niet alleen door moeilijke werkomstandigheden en vervuiling maar ook door noodgedwongen verhuizingen voor werk en daarmee de vernietiging van oude gemeenschappen.
Er ontstond een nieuwe onderlaag, ten dele zeer bewust van hun bevonden onderlinge zelfheid als arbeiders in deze nieuwe wereld, ten dele nog verworteld in de oudere zelfheden van kerk, volk en vaderland. Het leidde tot verzet vanuit twee wedijverende stromingen van socialisme of maatschapzin, beide gekant tegen de vrije markt en het bankwezen.
De ‘linkse’ stroming van denkers als Karl Marx, zo marxisme of markszin geheten, ging uit van klassenstrijd en samenwerking van arbeiders wereldwijd, een maatschappelijk bezit van de middelen van vervaardiging, en het vooruitzicht op een toekomst met communisme of gemeenzin, waarin klassen, grenzen, staat en geld zouden verdwijnen en alles gemeengoed zou worden.
De ‘rechtse’ stroming daarentegen ging uit van samenwerking en gebeurlijke versmelting van klassen, algemene toegang tot voorzieningen, een sterk afgebakend en eendrachtig volk en een machtige, alomaanwezige staat. Of volk werd begrepen als een zelfheid op grond van burgerschap (zoals onder vrijzin) of een op grond van afkomst (zoals vroeger) was een van meerdere verschillen tussen twee vormen van deze stroming: enerzijds fascisme of bundelzin, anderzijds nationaalsocialisme of volksmaatschapzin.
Door de gruwelen van de twintigste eeuw en de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog raakte het raamwerk van aanvaarde stromingen in het Westen vernauwd tot vrijzin, markszin en vormen van christelijke behoudzin, hoewel gemeenzin alsnog min of meer gedoogd werd. Dit had grote gevolgen voor het verdere begrip van zelfheid en de ontwikkeling van de maatschappij.
Zelfbeschikking
Vrijzin gaat door. Werd daarin voorheen een volk als noodzakelijk geacht ter hoede van de enkeling, komt er nu meer en meer de nadruk te liggen op de enkeling en diens veronderstelde maatschappelijke afspraak met de staat. De enkeling dient zoveel mogelijk zelfbeschikking te krijgen, met inbegrip van de vrijheid tot eigen ontwikkeling en aldus het laatste woord over de eigen zelfheid. Dat wil zeggen, iedere ziel hoort zelf te kunnen besluiten wie of wat hij of zij is. Alle ongekozen kenmerken, ook geslacht, zijn ondergeschikt aan de eigen wil, wensen en gevoelens.
Deze vrijzinnige kijk op zelfbeschikking is evengoed omarmd door markszinnige denkers, zij het met de gedachte dat men daarmee als vrijvechters in opstand komt tegen de burgerlijke, maatschappelijke verbanden die het gewinzinnige bestel zouden stutten.
Het heeft echter tot het tegenovergestelde geleid, want in werkelijkheid ontlenen vrije enkelingen van de nieuwste tijd hun zelfheid voor een groot gedeelte aan hun levensstijl en dus ook de waren en diensten die zij afnemen. De losgemaakte mens is een goudmijn gebleken voor het bedrijfsleven, tot groot gewin van diens aandeelhouders. Zo stelde de wijsgeer Ad Verbrugge het in zijn opstelbundel Tijd van onbehagen (2004).
Een treurspel voltrekt zich dan. Ook de denkbeelden waarmee men zich een onafhankelijke geest acht worden uiteindelijk vervaardigd en gestuurd door de macht van het grote geld achter de schermen, onder meer om de aandacht van zichzelf af te leiden. Het is een tijd waarin vermogenaars en grote bedrijven, van frisdrankmakers tot nieuwsbeheerders, zich samen met overheden en instellingen opwerpen als aanjagers en steuners van bewegingen tegen maatschappelijk onrecht.
Hernieuwde strijd
Dat onrecht is de achterstelling of onderdrukking van minderheden op grond van zelfheden als geaardheid, geslacht en afkomst. Alle zeden, opvattingen en groepen in de wereld die daarvoor verantwoordelijk gehouden worden zullen ontmanteld moeten worden, in deze identiteitspolitiek of zelfheidstrijd. De voorvechters zijn ten dele die erfgenamen van Marx die gebroken hebben met zijn opvatting dat de geschiedenis wezenlijk een wisselwerking van stoffelijke oorzaken is, ten dele dus de geldmacht.
Het is te zeggen dat er een nieuwe, overheersende stroming is ontstaan uit de versmelting van vrijzin en markszin en dat dit ook tot een nieuwe zelfheid heeft geleid. De oude vrijzin had al de belofte het wij-zij-onderscheid tot een einde te brengen, de politiek zelve, voor een heerlijke nieuwe wereld, beheerd ten behoeve van de mensheid. Doch tegenstanders, om welke reden dan ook, zijn vandaar algauw te zien als heuse vijanden van de mensheid, waarmee het wij-zij-onderscheid alsnog woedt, in zijn uiterste vorm, en een buitengewoon krijgszuchtige stamzin tiert vanuit een zelfheid in zienswijze: vooruitgang.
Tot slot een uitstap in de verbeelding
Het meesterwerk Blade Runner (1982) van Ridley Scott beeldt een toekomst uit die weliswaar inmiddels achterhaald is—een 2019 dat in veel opzichten heel anders is dan het werkelijke, verleden 2019—maar niettemin waarachtig het onbehagen vangt van een wereld waarin de enkeling vrij en gelijk is en zelfheid niet gegeven maar gekozen.
Rick Deckard, een van enkele blade runners belast met het opsporen en buiten werking stellen van voortvluchtige kunstmatige mensen, belandt in een stille crisis of krijt wanneer dat kleine beetje zelfheid dat hij heeft in zijn leven zo goed als vervliegt door toegeslagen twijfel over zijn ware oorsprong. Hij vindt geen troost of houvast in de vergevorderde technologie of makenschap noch de bonte verlichting van het dicht bebouwde, immer bewolkte niemandsland waarin hij woont.
Ondertussen vragen de opgejaagde kunstmensen, hun leider Roy Batty bovenal, zich af hoezeer zij nu werkelijk verschillen van echte, geboren mensen. Zij verlangen gelijkheid, eisen meer dan de luttele vier levensjaren die hun toebedeeld zijn, en dezelfde vrijheid van zelfheid in stede van hun voorbestemde werkerschap. Doch in hun worsteling en beperkingen zijn zij wellicht menselijker dan de reeds ‘vrije’ zielen.
In het waardige vervolg Blade Runner 2049 (2017) van Denis Villeneuve is de blade runner een speurder met slechts de aanduiding “K”. Hij is kunstmatig en berust zich in zijn onderdanigheid tegenover menselijke werkgenoten terwijl hij hondstrouw “zijn eigen soort” beëindigt. Ook hij komt in een krijt terecht, een toestand van volledige vertwijfeling. Maar wanneer hij wordt benaderd door zelfheidstrijders voor de zijnen—het verzet—lonkt niettemin de keuze voor zijn eigen, enkelinge zelfheid, zoals echte mensen hebben in hun tijd van onbehagen.
Ryan Gosling als “K” in Blade Runner 2049 (2017).
Identiteit >> zelfheid. Graag meer van dit soort taalkundige oplossingen om de volkstaal te bevorderen. Is ‘eigenheid’ ook mogelijk?
Met zelfheid vangen we zowel het jezelf zijn (enkelinge zelfheid) als het hetzelfde zijn (gedeelde zelfheid), dus dat woord heeft mijn voorkeur. Je zou het in veel gevallen met eigenheid kunnen vervangen, maar het beeld van het gedeelde (de gelijkenis) raakt dan wel op de achtergrond.
Inderdaad, schitterend gevonden begrippen! Ik vond vooral bundelzin heel leuk 🙂 Heb je voor technologie zowel tuigkunde als makenschap?
Gegroet,
Jeroen
Goeie vraag, want tuigkundig kwam vanzelf tot me terwijl ik schreef, terwijl ik makenschap bewust heb bedacht naar het voorbeeld van wetenschap. Overigens staat er meer van zulks in de lijst die ik enige tijd geleden begonnen ben en blijf aanvullen.
In uw inleiding tot de Lijst verwijst u ook naar de Bond tegen Leenwoorden. Die Bond heeft een webstek die voor het laatst is aangepast in 2011. Bestaat die Bond nog wel?
De webstede is nog altijd in de lucht, dus er wordt nog voor betaald en in geloofd. Maar bond is hier niet te letterlijk te nemen, want er is nooit sprake geweest van leden.