Dezelfde vlam brandt van India tot IJsland

Bij aankomst te India in de zestiende eeuw zagen zendelingen gelijkenissen tussen Europese talen en het Sanskriet, die plechtige oude spraak. Inderdaad, ze zijn verwant gebleken. En nader beschouwd heeft het Germaans misschien wel meer woorden met het Sanskriet gemeen dan met het Latijn.

Hoge vroomheid

Bijna 3500 jaar geleden werd in het noorden van India vanuit mondelinge overlevering de Ṛgvedá opgesteld, een onschatbare bundel van duizenden lofzangen op de goden door dichters die er rijkelijk voor beloond werden door vrome heren. Vereerd zijn vooral Soma, de geest van de gelijknamige heilige drank, en Agni ‘Vuur’, wiens naam verwant is aan Latijn ignis ‘vuur’ en wiens plechtigheden tot op heden bestaan, waaronder het agnicayana ‘vuurstapelen’ en het tweemaal daagse agnihotra ‘vuuroffer’.

De Ṛgvedá en andere belangrijke werken van die tijd zijn opgeschreven in het Vedisch Sanskriet, een plechtige en zorgvuldig onderhouden vorm van Oudindisch, in tegenstelling tot wat het gewone volk sprak. Later, met de uitgebreide spraakkunst die zo’n 2400 jaar geleden door de geleerde Pāṇini werd geschreven, onstond daaruit het Klassiek Sanskriet. Die taal wordt nog altijd gebruikt in geestelijke zeden en heeft daarmee een plek in India en omstreken zoals het Latijn in Europa.

Waarneming en bewondering

In de eerste helft van de zestiende eeuw kwamen de Jezuïeten naar India met de vanzelfsprekende bedoeling om dit grote, volkrijke schiereiland te kerstenen. Hun ontging niet de grote overeenkomsten in woordenschat en spraakleer tussen Europese talen en het Sanskriet, waarvan een staaltje reeds in 1544 door Francisco Xavier was gegeven in een brief aan zijn broeders in Spanje.

Het was echter pas in 1768 dat de Franse taalkundige Gaston-Laurent Coeurdoux, ook Jezuïet in India, aan zijn vakgenoten op de Académie française kon betogen dat het Sanskriet, Grieks, Latijn, Russisch en Duits dusdanig op elkaar lijken dat een gemeenschappelijke oorsprong zeer waarschijnlijk is. Een voorbeeld spreekt boekdelen: de woorden bhrā́tar-, phrā́tēr, frāter, brat en Bruder in die vijf talen hebben dezelfde betekenis.

Nog geen twintig jaar later in 1786 hield de geridderde Engelsman William Jones een rede voor zijn medegeleerden in Calcutta om te wijzen op de wonderbaarlijke opbouw van het Sanskriet, hoe het volmaakter is dan het Grieks, rijkelijker overgeleverd dan het Latijn en meer verfijnd dan beide, en hoe de gelijkenissen daarmee en met het Germaans, Keltisch en Perzisch bezwaarlijk toeval is doch door een gemeenschappelijke oorsprong komt, een taal die wellicht niet meer bestaat.

Het waren inmiddels de dagen van de Indomanie, een grote bewondering voor de oude beschaving van India, en sommige westerse geleerden meenden dat het Sanskriet zelf die Ursprache moest zijn. Tot dat gezelschap behoorde ook Friedrich Schlegel, de Duitse dichter, letterkundige, wijsgeer en een van de grondleggers van de vergelijkende taalkunde. In zijn boek uit 1808, Über die Sprache und Weisheit der Indier, had hij er vertrouwen in dat Europa zijn talen, wetenschap en wijsbegeerte te danken had aan een volk dat ooit uit India was gekomen.

Andersom

De Indomanie wisselde met de gedachte dat juist India haar spraak en beschaving van buiten had gekregen, en wel in het raamwerk van een roemrijke verovering. Dat was niet zonder reden, want de oude samenleving die blijkt in de Ṛgvedá en andere Vedische werken was krijgshaftig, weinig aan plek gebonden—zoals de bereden veehoeders van de Steppe in het noorden—en had bovendien haar zwaartepunt in het hoge noorden van India.

Het volk van die vroege overlevering noemde zichzelf Áryās en geleerden veronderstelden dat die naam geërfd was van voorouders: een noordelijk oervolk dat ook Europa veroverd zou hebben. En daarom werd dat volk en zijn taal Arisch genoemd. Die benaming raakte uit de gunst, om welbekende redenen, en werd vervangen door Indo-Germaans, omdat de vertakkingen van deze taal vanouds strekken van India tot de Germaanse wereld. Weer later is daar Indo-Europees van gemaakt.

De huidige kijk

Dat het Sanskriet en de meeste Europese talen van een enkele taal afstammen is dus al geruime tijd duidelijk. Alleen de oorsprong van haar sprekers is nog lang omstreden geweest. Met doorbraken in de oudheidkunde, de taalkunde en DNA-onderzoek lijkt daar nu eindelijk uitsluitsel over te zijn. Het volk in dezen woonde aanvankelijk in het oosten van Europa op het uiteinde van de Steppe, vermoedelijk de meer noordelijke bossteppe, klom als eerste op het paard, onderhield zich vooral met veehoeden, en had een samenleving die sterk op vaderlijk gezag was ingesteld.

Een oostelijke afsplitsing trok naar het zuiden, vermengde zich in de loop der eeuwen met de mensen aldaar, waarna hun nazaten niet lang voor de opstelling van de Ṛgvedá—bijna 3500 jaar geleden—de bovenloop van de Indus bereikten en vandaar hun invloed over India deden gelden. Deze Áryās met hun “steppebloed” waren niet in de meerderheid, doch hun taal werd overgenomen, getuige de verduring van het Sanskriet en nu het Hindi-Urdu. Onder de talrijke eerdere bewoners waren de erfgenamen van de stedelijke Indusbeschaving. Het latere India is stellig aan beide schatplichtig.

De gelijkenis

Maar wat zijn dan die overeenkomsten tussen het Sanskriet en andere Indo-Europese talen? Sommige zaken vallen onmiddellijk op, zoals het reeds genoemde woord voor ‘broeder’ in al die spraken. Van daaruit zijn vele stelselmatige verbanden aan te wijzen, zoals de onderlinge beantwoording van Sanskriet bh-, Grieks ph-, Latijn f- en Germaans b- aan het begin van woorden. Die is bijvoorbeeld ook te zien bij het oude woord voor ‘dragen’ in die vier spraken hieronder. (De Germaanse vorm leeft voort als onder meer Engels to bear, Westvlaams beren en Nederlands (ont)beren.)

SANSKRIETGRIEKSLATIJNGERMAANS
1e ev.bhárāmiphérōferō*berō
2e ev.bhárasiphéreisfers*berizi
3e ev.bháratiphéreifert*beridi
1e mv.bhárāmaḥphéromenferimus*beramaz
2e mv.bhárathaphéretefertis*berid
3e mv.bhárantiphérousiferunt*berandi

De vervoeging van dit werkwoord met uitgangen is ook opmerkelijk gelijk in de vier spraken en in de vele andere Indo-Europese spraken die hier buiten beschouwing gelaten worden. Kleine verschillen blijken, maar die zijn uiteraard te verwachten zoals iedere dochtertaal—iedere taal—stelselmatig klankverschuivingen ondergaat en vernieuwingen kent.

Er zijn nog veel meer woorden die het Sanskriet met zustertalen gemeen heeft. Sommige van die evenknieën bestaan alleen met het Germaans, zoals ātmán- en *ēþmō (Nederlands adem) en śrómata- en *hleumundą (Duits Leumund, Middelnederlands lumont ‘reputatie’). In het tweede stel lijken de verschillen misschien erg groot, maar ze zijn volgens vaste verbanden. Vergelijk de beginklank van het stel śatá- en *hundą ‘100’.

Tot slot

Om werkelijk te bevatten hoeveel woorden het Sanskriet en het Germaans woorden gemeen hebben is een lijst van Sanskriet-Germaanse evenknieën gemaakt voor deze gelegenheid. Deze is niet uitputtend maar wel uitvoerig. Let wel, dit zijn alleen die stellen waarin beide woorden een voortzetting van hetzelfde voorouderlijke woord zijn, dus geen woorden die van dezelfde wortel komen doch verschillend afgeleid zijn.

En als we dan gaan vergelijken valt het op dat deze lijst langer is dan die van de Latijns-Germaanse evenknieën. Het verschil is niet groot genoeg om toeval af te wijzen, maar het zou kunnen betekenen dat de oude Germanen en de Áryās beide net iets sterkere banden met hun voorouders op de uitgestrekte bossteppe hadden. Hoe dan ook, dezelfde vlam brandt van India tot IJsland.

Beeld
Indiaas vuuroffer door Rajesh R. Kunjumon. Enige rechten voorbehouden.

Verwijzingen

Anthony, D.W., The Horse, the Wheel and Language (Princeton, 2007)

Jamison, S.W. & J.P. Brereton, The Rigveda. The Earliest Religious Poetry of India, Vol. I-III (New York, 2014)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Mallory, J.P. & D.Q. Adams, The Oxford Introduction to Proto-Indo-European and the Proto-Indo-European World (Oxford, 2006)

Mayrhofer, M., Kurzgefaßtes etymologisches Wörterbuch des Altindischen, I-IV (Heidelberg, 1956–80)

Mayrhofer, M., Etymologisches Wörterbuch des Altindoarischen, I-III (Heidelberg, 1992-2001)

Monier-Williams, M., E. Leumann & C. Cappeller, A Sanskrit-English Dictionary (Oxford, 1963)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Ringe, D., From Proto-Indo-European to Proto-Germanic (Oxford, 2006)

Uhlenbeck, C.C., Kurzgefasstes etymologisches Wörterbuch der altindischen Sprache (Amsterdam, 1898–9)

7 gedachtes over “Dezelfde vlam brandt van India tot IJsland

  1. Radja (rajan) indisch vorst verwijst naar latijn ‘rex’ ons woord rechter
    pantha :pad verwijst naar ‘vinden’
    stoepa :boeddistisch heiligdom verwijst naar ‘stop’
    Ik weet niet of het allemaal klopt

    1. Nederlands rechter is een afleiding van rechten en dat van recht. Dat is een voortzetting van Oudgermaans *rehtaz, van Indo-Europees *h₃reǵtos.

      Sanskriet/Oudindisch rā́jā gaat terug op Indo-Europees *h₃rēǵōn.

      Ze komen dus weliswaar beide van de wortel *h₃reǵ- maar zijn niet volle evenknieën van elkaar.

    1. Sanskriet áśana- ‘aas’ (met ś, niet s!) op de lijst is van andere herkomst dan Sanskriet ā́sana- ‘het zitten’ (waarvan geen Germaanse evenknie te vinden is).

      Het ene komt van de Indo-Europese wortel *h₂eḱH- ‘eten’, het andere van de wortel *h₁eh₁s- ‘zitten’.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.