De hedendaagse, nieuwerwetse dichtkunst, met haar nadruk op vrije vorm, is grotendeels een reactie op het als kunstmatig, dwingend en herhalend ervaren rijmdicht van vroeger. De nieuwerwetse dichtkunst is weliswaar buigzamer door haar gebrek aan regels, ritme en maat, maar is daardoor vaak niet meer van proza te onderscheiden. Bovendien daagt het rijmdicht de dichter juist uit tot zorgvuldiger gebruik van woorden. Volgens oudere begrippen is kunst niets anders dan schoonheid die gemaakt is binnen regels. Al is er in de nieuwerwetse dichtkunst uiteraard stiekem toch een reus van een regel: “Gij zult niet rijmen!” Ik ben geen liefhebber van nieuwerwetse dichtkunst.
Niettemin vind ik dat het rijmdicht inderdaad vrij herhalend kan overkomen. En dit is waar het oude stafrijm diens herintrede kan doen, want dat heeft een vrijere vorm dan het ‘gewone’ rijmdicht, maar is nog wel aan regels, ritme en maat gebonden. Het wordt ook wel Germaans rijm genoemd, omdat het ooit dé rijmwijze van de oude Germaanse talen was. Voorbeelden van grote werken die in stafrijm zijn gedicht zijn de Oudnoordse liederen van de Oude Edda, het Oudengelse heldendicht Beowulf en het Oudsaksische (evangelische) heldendicht de Heliand.
Bij stafrijm is er geen sprake van eindrijm (huis en muis), maar van beginrijm (man en muis), oftwel alliteratie, waardoor er veel meer mogelijkheden tot rijmen zijn. Iedere versregel wordt in twee halfverzen verdeeld, met in elk halfvers twee heffingen, oftewel zwaar beklemtoonde lettergrepen. De eerste heffing van het tweede halfvers rijmt altijd met de eerste of tweede heffing van het eerste halfvers, of met beide. De tweede heffing van het tweede halfvers, oftewel de laatste heffing van de versregel, behoort nooit te rijmen. Verder wordt geacht dat alle klinkers met elkaar rijmen (achter en over, inzicht en antwoord) en dat sk-(/sch-), sp- en st- niet met s- rijmen, noch met elkaar. Er zijn nog meer regels, maar voor nu laat ik het hierbij.
Als voorbeeld van stafrijm geef ik hieronder regels 5658-5664 van de Heliand, met daaronder de (letterkundige) vertaling van Jaap van Vredendaal. De onderstrepingen geven de heffingen aan, de dikdruk het beginrijm. Zoals u kan zien rijmt de laatste heffing nimmer. Ik raad u ook aan het hardop te lezen, alsof u voor het haardvuur een machtig verhaal vertelt.
liet fan themo lîkhamen. | Sô thuo thie landes ward
swalt an them sîmon, | sô uuarð sân after thiu
wundartêcan giwaraht, | that thar waldandes dôđ
unqueðandes sô filo | antkennian scolda,
thiadnes êndagon: | erða bivoda,
hrisidun thia hôhun bergos, | harda stênos cluvun,
felisos after them felde, | endi that fêha lacan tebrast~
zijn lichaam verlaten. | De landshoeder bezweek,
stierf in de strengen | en terstond voltrok zich
een wonderlijk teken, | want weldra verkondigde
al het stemloze | het sterven van de heerser,
zijn ene dag: | de aarde beefde,
het hooggebergte huiverde, | harde stenen,
keien kloofden. | Het kleurige laken
Een zeer leesbare, uitgebreide, doch Engelstalige handleiding voor stafrijm is overigens te vinden op de stek Forgotten Ground Regained.
3 gedachtes over “Stafrijm”