Enige tijd geleden gaf ik te kennen hoe belangrijk ik het vind dat een taal rijk is aan evenwoorden, oftewel synoniemen. Uiteraard betekenen twee evenwoorden zelden helemaal hetzelfde, in de zin dat ieder woord in betekenis een eigen schakering heeft, hoe fijn ook. De klank van het woord –alsook diens aanblik– is daarbij nooit zonder invloed. Maar het is ook juist in die schakering van betekenis waar de kracht van het evenwoord schuilt.
“Poetry is the best words in the best order,” zei de Engelse dichter Samuel Taylor Coleridge. Wie werkelijk het beste woord zoekt op de beste plek zal ook ruime keuze willen hebben tussen woorden die in meer of mindere mate naar dezelfde betekenis dingen, maar vanzelfsprekend ieder een eigen ‘smaak’ hebben.
Het Oudengelse heldendicht Beowulf is een goed voorbeeld van hoe een schat aan dichterlijke woorden wordt aangewend, niet alleen om aan de eisen van het stafrijm te voldoen, maar ook om een verheven stemming te scheppen van een wereld die de vluchtigheid van het heden ontstijgt. In zijn stuk On Translating Beowulf toont J.R.R. Tolkien hoe voor een begrip als ‘man’ wel tien inwisselbare woorden veelvuldig in het heldendicht te vinden zijn: “beorn, ceorl, freca, guma, hæleð and hæle, leod, mann and manna, rinc, secg, and wer.” De lijst groeit tot zelfs vijfentwintig wanneer woorden ter aanduiding van een bepaald soort man (zoals een edelman) worden meegerekend.
Elders in het stuk schrijft Tolkien:
[T]he diction of Beowulf was poetical, archaic, artificial (if you will), in the day that the poem was made. Many words used by the ancient English poets had, even in the eighth century, already passed out of colloquial use for anything from a lifetime to hundreds of years. They were familiar to those who were taught to use and hear the language of verse, as familiar as thou or thy are to-day; but they were literary, elevated, recognized as old (and esteemed on that account). Some words had never, in the senses given to them by the poets, been used in ordinary language at all.
Tolkien verdedigt het gebruik van dergelijke dichterlijke woorden dan ook:
[T]he development of a form of language familiar in meaning and yet freed from trivial associations, and filled with the memory of good and evil, is an achievement, and its possessors are richer than those who have no such tradition. It is an achievement possible to people of relatively small material wealth and power (such as the ancient English as compared with their descendants); but it is not necessarily to be despised on that account.
Uiteraard kan het nooit de bedoeling zijn dat een dichter woorden of andere taaluitingen gebruikt die volkomen onbegrijpelijk zijn voor zijn willige toehoorders. Wie zich verliest in te oude wendingen spreekt uiteindelijk domweg een andere taal. Maar ik zou er aan willen toevoegen dat de mistigheid van een woord verhelderd kan worden door een slim gebruik van het zinsverband. Met andere woorden: het is mogelijk om een zin zó op te zetten dat een enkel onbekend woord begrepen zal worden. Dit hoeft niet eens bewust te zijn, want in veel gevallen is onduidelijkheid of dubbelzinnigheid juist gunstig voor het dichterlijke genoegen van de lezer.
Dat alles gezegd hebbende: ik streef naar een taal (een letterkundige traditie) die rijk is aan oude woorden die, door op het juiste ogenblik als evenwoorden te dienen, dichterlijke woorden worden.
Beste Olivier,
Fijn dat je zo opgaat in de dichtkunst.
Je bent van de omgeving van Groningen. Ik geloof dat Driek van Wissen
(in memoriam) die toch ook van Groningen was, vroeger was uitgeroepen tot dichter des vaderlands.
ik zou zeggen Olivier, waag je kans.
Van harte
Walter