In IJsland is het nog de maatstaf: daar hebben de meeste mensen geen achternaam, maar een vadersnaam, ook wel bekend als patroniem. Een dergelijke naam geeft aan wiens zoon of dochter iemand is. Zo heet het huidige staatshoofd van IJsland Ólafur Ragnar Grímsson. Hij is dus de zoon van Grímur. Het vorige staatshoofd heet Vigdís Finnbogadóttir. Zij is dus de dochter van Finnbogi. In de Lage Landen was het vroeger niet anders, en veel achternamen alhier zijn dan ook versteende vadersnamen. Maar waar het huidige IJsland maar één slag vadersnaam heeft, hadden de Lage Landen er verscheidene.
Vadersnaam
Had bijvoorbeeld ene Hendrik een zoon genaamd Willem, dan zou deze bekend kunnen staan als Willem Hendriks zoon. In latere tijden kon zulks ook aaneengeschreven worden als Willem Hendrikszoon en afgekort als Willem Hendriksz. In sommige (met name Saksische) streken was het gebruikelijker om zoon weg te laten, dus Willem Hendriks. Evenzeer zou zijn zus Machteld bekend kunnen staan als Machteld Hendriks dochter (Hendriksdochter/Hendriksdr.) of gewoon als Machteld Hendriks.
Als de naam van de vader op een klinker eindigde, dan werd deze doorgaans niet met een -s maar met een -n vervoegd. Dus Hendrik de zoon van Boele was Hendrik Boelen zoon –in latere tijden aaneengeschreven als Hendrik Boelenzoon en afgekort als Hendrik Boelenz.– of gewoon als Hendrik Boelen. Zijn zuster Hildegond heette dan Hildegond Boelen dochter (Boelendochter/Boelendr.) of gewoon Hildegond Boelen. Zoals gezegd zijn veel Nederlandse achternamen dus eigenlijk versteende oude vadersnamen, zij het verbasterd. Enkele bekende voorbeelden om dit te verluchten:
Arend – Arends zoon → Arendsen, Arendse, Arends, Arens
Berend – Berends zoon → Berendsen, Berendse, Berends, Berens
Boele – Boelen zoon → Boelens, Boelen
Bouwe – Bouwen zoon → Bouwens, Bouwen
Brand – Brands zoon → Brandsen, Brandse, Brands, Brans
Derk (= Diederik) – Derks zoon → Derksen, Derkse, Derks
Doede – Doeden zoon → Doedens, Doeden
Evert – Everts zoon → Evertsen, Evertse, Everts, Evers
Fokke – Fokken zoon → Fokkens, Fokken
Gerrit – Gerrits zoon → Gerritsen, Gerritse, Gerrits
Harm (= Herman) – Harms zoon → Harmsen, Harmse, Harms
Hendrik – Hendriks zoon → Hendriksen, Hendrikse, Hendriks
Huige – Huigen zoon → Huigens, Huigen
Lammert – Lammerts zoon → Lammertsen, Lammertse, Lammerts, Lammers
Robbert – Robberts zoon → Robbertsen, Robbertse, Robberts, Robbers
Roelof – Roelofs zoon → Roelofsen, Roelofse, Roelofs
Sikke – Sikken zoon → Sikkens, Sikken
Ubbe – Ubben zoon → Ubbens, Ubben
Willem – Willems zoon → Willemsen, Willemse, Willems
Wolf – Wolfs zoon → Wolfsen, Wolfse, Wolfs
Wouter – Wouters zoon → Woutersen, Wouterse, Wouters
Een andere wijze van het maken van een vadersnaam –vooral in Saksische streken– was door -ing achter de naam van de vader te voegen. Een nevenvorm hiervan is -ink. Enkele voorbeelden:
Abbe – Abbing ‘zoon van Abbe’
Hidde – Hidding ‘zoon van Hidde’
Mente – Menting ‘zoon van Mente’
Volker – Volkering ‘zoon van Volker’
Dit achtervoegsel -ing had oorspronkelijk de ruimere betekenis ‘behorende bij’ en kon daarom ook gevoegd worden aan iets anders dan de naam van een vader. Niet iedere achternaam die op -ing eindigt hoeft dus van oorsprong een vadersnaam te zijn. Vaak is het ook moeilijk te achterhalen. En vaak is de vadersnaam eerst versteend tot de naam van de hoeve waar het gezin in woonde en vervolgens tot een achternaam. Duidelijk is evenwel hoe een naam als Vening als eerste werd gedragen door iemand die bij of op het veen woonde en in wezen hetzelfde betekent als Van der Veen.
Het Noorden
In Friesland, Groningen (zelf grotendeels oorspronkelijk Fries gebied) en bij uitbreiding Drenthe lag het iets anders. Daar klinken meer nagalmen van de oude Germaanse ‘clan-structuur’. Gangbaar was de sibbenaam, die verwees naar de groep afstammelingen waartoe men behoorde. (Het woord sibbe is de Nederlandse tegenhanger van het leenwoord clan.) Sibbenamen kwamen voor in verscheidene vormen. Bij een daarvan werd eveneens het achtervoegsel -ing gebruikt, doch dan in meervoud. Zo konden de afstammelingen van ene Menna zich gezamenlijk onderscheiden als de Menningar. Voor iedere afzonderlijke van die afstammelingen verscheen deze toevoeging in de tweede naamval meervoud: Menninga betekent letterlijk ‘van de Menningar’ oftewel ‘van de lieden van Menna’. Men vergelijke hoe dat ging in het Oudengels, dat zeer nauw verwant was aan het Oudfries: hoe de krijger Béowulf in het gelijknamige heldendicht wordt voorgesteld als Béowulf Scyldinga. Hij is immers één der Scyldingas, de afstammelingen van Scyld.
Bekende Friese voorbeelden zijn:
Andhere (later Ander) – Andheringa ‘van de lieden van Andhere’ → Andringa
Eisa (later Eise) – Eisinga ‘van de lieden van Eisa’ → Eisinga, Eizinga
Eppa (later Eppe) – Eppinga ‘van de lieden van Eppa’ → Eppinga
Folkhere (later Folker) – Folkheringa ‘van de lieden van Folkhere’ → Folkeringa, Folkringa
Hidda (later Hidde) – Hiddinga van de lieden van Hidda’ → Hiddinga
Mensa (later Mense) – Mensinga ‘van de lieden van Mensa’ → Mensinga
Nanna (later Nanne) – Nanninga ‘van de lieden van Nanna’ → Nanninga
Offa (later Offe) – Offinga ‘van de lieden van Offa’ → Offinga
Penta (later Pente) – Pentinga ‘van de lieden van Penta’ → Pentinga
Poppa (later Poppe) – Poppinga ‘van de lieden van Poppa’ → Poppinga
Tamma (later Tamme) – Tamminga ‘van de lieden van Tamma’ → Tamminga
Wyba (later Wiebe) – Wybinga ‘van de lieden van Wyba’ → Wiebinga
In Groningen is de -a veelal verdoft tot een stomme e. Vandaar bekende Groningse sibbenamen als Ebbinge (‘van de lieden van Ebba’), Folkinge (‘van de lieden van Folka’) en Haddinge (‘van de lieden van Hadda’).
Maar ook hier, gezien de oorspronkelijk ruimere betekenis van het achtervoegsel -ing (‘behorende bij’), hoeft niet iedere tegenwoordige achternaam die op -inga (of -inge) eindigt noodzakelijkerwijs de naam van een vader of voorvader te bevatten. Een naam als Veninga bijvoorbeeld betekent letterlijk ‘van de lieden van het veen’ en is dus te vergelijken met Vening en Van der Veen hierboven.
Een ander slag sibbenaam werd gevormd met Oudfries man/mon ‘man’. De telgen van ene Aga zouden tezamen de Aga man zijn, de ‘mannen van Aga’. Een van deze telgen, bijvoorbeeld Poppa, zou dan heten Poppa Aga manna ‘Poppa van de mannen van Aga’. In de tegenwoordige achternamen die uit dergelijke sibbenamen zijn ontstaan is zonder uitzondering het einde afgesleten. Enkele voorbeelden ter verluchting:
Ada (later Ade) – Ada manna ‘van de mannen van Ada’ → Adama, Adema
Aga (later Age) – Aga manna ‘van de mannen van Aga’ → Agema
Brand – Brandes manna ‘van de mannen van Brand’ → Brandsma, Brandsema
Hrólf (later Roelf) – Hrólfes manna ‘van de mannen van Hrólf’ → Roelfsma, Roelfsema
Lyckla (later Lykle) – Lyckla manna ‘van de mannen van Lyckla’ → Lycklama
Sicka (later Sikke) – Sicka manna ‘van de mannen van Sicka’ → Sikkama, Sikkema
En ook hier hoeven niet alle tegenwoordige achternamen die op -ma eindigen noodzakelijkerwijs de naam van een vader of voorvader te bevatten. Om bij een inmiddels bekend voorbeeld te blijven: Venema betekent ‘van de mannen van het veen’, en is dus in wezen hetzelfde als Veninga hierboven, en te vergelijken met Vening en Van der Veen. En dan is er ook nog Veenstra. De uitgang -stra is ook kenmerkend Fries en vermoedelijk een verbastering van -sittera/-setera/-satera, oftewel ‘van de bewoners van’. Aangezien dergelijke namen nooit afgeleid zijn van een vader of voorvader worden die hier verder niet besproken.
Een derde slag Friese sibbenaam is wat eigenaardiger en ook veel zeldzamer, meer te vinden in Oost-Friesland. Het lijkt erop dat hier de naam van de vader of voorvader zelf in de tweede naamval meervoud werd gezet. Mogelijk betreft dit sibben waarvan de oudste zoon altijd vernoemd werd naar de vader. Maar in sommige gevallen is er wellicht eerder sprake van enerhande bijnaam voor de sibbe. Vier voorbeelden:
Falka (later Falke) – Falkena ‘van de Falka’s’ of ‘van de valken’ → Falkena
Fokka (later Fokke) – Fokkena ‘van de Fokka’s’ → Fokkena
Franka (later Frank) – Frankena ‘van de Franka’s’ of ‘van de vrijmoedigen’ → Frankena
Otta (later Otte) – Ottena ‘van de Otta’s’ → Ottena
Ten slotte, in de Friese gebieden gebruikte men weliswaar sibbenamen, maar iedere man of vrouw stond evengoed bij diens vadersnaam bekend. Zelfs toen sibbenamen en herkomstnamen versteend waren tot achternamen kon men alsnog een vadersnaam gebruiken. Een bekend voorbeeld is de naam Pieter Jelles Troelstra. Deze Pieter was namelijk de zoon van Jelle, van de familie Troelstra.
Herleving?
Vadersnamen zijn zoals gezegd de maatstaf in IJsland, al komen achternamen ook daar steeds vaker voor, met name door inwijking van vreemdelingen. In Denemarken, waar de meeste achternamen versteende vadersnamen zijn en op -sen eindigen, is het sinds 2006 volgens de vernieuwde Navnelov (‘Namenwet’) wettelijk toegestaan om een vadersnaam als achternaam te gebruiken – of eigenlijk: om een vadersnaam in stede van een achternaam te gebruiken.
Zou een terugkeer naar vadersnamen en misschien ook sibbenamen wenselijk dan wel denkbaar zijn in de Lage Landen? En zo ja, zouden er dan maatstaven zijn voor de vorm van dergelijke namen alhier? Als bijvoorbeeld ene Willem van Dijk, zoon van Gerard van Dijk, zijn achternaam zou willen inruilen voor een vadersnaam, zou hij dan Willem Gerards, Willem Gerardsen, Willem Gerardszoon, Willem Gerards zoon, of Willem Gerarding heten? Wettelijke vastlegging vereist immers de nodige afbakening.
Bremmer, Jr., Rolf H., An Introduction to Old Frisian (2009, Amsterdam)
Ebeling, R.A., Voor- en familienamen in Nederland (1993, Noordbroek)
Meertens Instituut, Nederlandse Familienamenbank (webuitgave)
Schaar, J. van der (bewerkt door D. Gerritzen), Prisma Voornamen (Utrecht, 2002)
Kleine aanvulling:
In Denemarken moeten nieuwe vadersnamen eindigen op -søn of -datter. Het is dus niet toegestaan om aan te sluiten bij bestaande (versteende) vadersnamen en het verbasterde -sen te gebruiken.
Een kennis van mij liet bovendien weten dat vooralsnog weinig mensen gebruik maken van deze mogelijkheid een vadersnaam te gebruiken.
Ik heb mij altijd al afgevraagd, waarom zoveel Friese namen eindigen op -a. Nu weet ik het!
Maar hoe zit het dan met -stra i bijvoorbeeld Troelstra of Terpstra ?
Ja, die -a is een en al tweede naamval meervoud. Vergelijk ook een voorbeeld uit IJsland, waar dezelfde uitgang bestaat: de Ynglinga saga is letterlijk het ‘verhaal van de Ynglingar’.
De uitgang -stra heb ik in het stuk hierboven besproken, zij het heel vluchtig:
“En dan is er ook nog Veenstra. De uitgang -stra is ook kenmerkend Fries en vermoedelijk een verbastering van -sittera/-setera/-satera, oftewel ‘van de bewoners van’. Aangezien dergelijke namen nooit afgeleid zijn van een vader of voorvader worden die hier verder niet besproken.”
Dus:
Bergstra ‘van de bergbewoners’
Dijkstra ‘van de dijkbewoners’
Hoekstra ‘van de hoekbewoners’
Terpstra ‘van de terpbewoners’
Troelstra ‘van de bewoners van Teroele’
Woudstra ‘van de woudbewoners’
Ook toen het verbasterde -stra niet meer werd begrepen werd het nog wel gebruikt om achternamen samen te voegen, vandaar namen als Smidstra.
Sorry, daar had ik overheen gelezen. Maar interessant! Ik heb begrepen dat de wortel ‘sate(n)’ ook in het Oud-Saksisch werd gebruikt en bijvoorbeeld ten grondslag ligt aan de landsnaam “Holstein”, oorspronkelijk: Holt-saten, ofwel “woud-bewoners”. Maar ik heb de details mogelijk verkeerd…
Och, ik noemde het zo terloops, dat is gauw gemist!
Wat die wortel betreft, voor zover ik weet:
Oudfries setere en satere hebben onder invloed van de latere vorming sittere de aan het Latijn ontleende uitgang -ere verworven, maar gaan anderszins terug op de Oudgermaanse mannelijke n-stam *setō/*sētō ‘zitter, gezetene, bewoner’, dat wij inderdaad ook vinden in Oudsaksisch Holtseton/Holtsáton ‘woudbewoners’ (verbasterd tot Holstein), maar in het Nederlands ook in:
nazaat (< mnl. nasate)
landzaat (< mnl. lantsate)
drost (< mnl. drutsate < ogm. *druhti-setō/*druhti-sētō ‘hij die in een gevolg zit’)
Een andere doch verwante afleiding uit het Oudgermaans is de vrouwelijke n- of ō-stam *sētō(n) ‘zitplaats, woonplaats’, vanwaar Middelnederlands sate, thans nog schuilend in Nederlands havezaat ‘ridderhofstede’.
In Friesland hebben we ook familienamen, waarvan de familie oorspronkelijk van buiten Friesland komen. Ze hebben achter hun familienaam ‘stra gezet bv. Zwier later Zwierstra. Niet een verbastering van de wel Friese familienaam Swierstra, bewoners van een boerderij behorende onder de Hokswier-sate bij Mantgum.
ben op zoek naar fam derksen en windhoud voor mijn stamboom als u wat weet laat dan een bericht achter op mijn mail trekeend125@live.nl dank u wel ik heet zelf eric derksen en ben een zoon van johan peter derken en maria Johanna windhoud
Heel veel persoonsnamen werden zwak verbogen, vandaar in het Oudfries en Oudengels de tweede naamval meervoudsuitgang -ena.
En over woorden met -sate. District Somerset in Engeland heette in het OudEngels dan ook Sumorsǣte, uit Sumortūnsǣte.