Het god

God is voor velen een woord dat onlosmakelijk verbonden is met het christendom, maar het stamt uit de voorchristelijke, Germaanse wereld, toen het nog de vorm *gudą had. Tijdens de kerstening was het een van meerdere mogelijkheden die geestelijken hadden ter vertaling van Grieks theós. Van alle was het kennelijk het minst beladen met ongewenste heidense voorstellingen en opmerkelijk genoeg was het eerst een onzijdig woord. Zo wekt het bij terugblik gemakkelijk de indruk van een Germaanse tegenhanger van Latijn numen ‘het goddelijke’ en Japans kami ‘iets ontzagwekkends, goddelijks’.

Van god oftewel *gudą (de ą staat voor een nasale a) lijken geen evenknieën buiten het Germaans te hebben bestaan. Dat wil zeggen, in de andere Indo-Europese talen ware geen woord dat zowel in vorm als betekenis eraan beantwoordt. Dat zou erop kunnen wijzen dat het betrekkelijk jong is, gevormd in de Indo-Europese streektaal die zich tot het Germaans zou ontwikkelen, of anders misschien ontleend aan een niet-Indo-Europese taal die vroeger in Noord-Europa werd gesproken, zo’n vijfduizend jaar geleden.

Aanroeping
Lang is vermoed dat *gudą teruggaat op ouder, Indo-Europees hu-tó-, een voltooid deelwoord bij de onbeklemtoonde vorm van de wortel heu- ‘roepen, aanroepen’. Dat houdt in dat het god eigenlijk ‘het aangeroepene’ betekent. Andere woorden die hierbij horen zijn onder meer Oudkerkslavisch zŭvati ‘roepen’, Litouws žavėti ‘betoveren’ en Oudindisch havate ‘hij roept (ritueel) aan’. Ook Oudindisch hótar- en Avestisch zaotar-, beide ‘offerpriester’, lijken erbij te horen, zodat we al met al te maken hebben met een vrij godsdienstige lading.

Later is echter vastgesteld dat de wortel eigenlijk heuH- (dan wel hu̯eH-) was, met H als een nader te bepalen keelklank. In de meeste dochtertalen zijn dergelijke keelklanken verdwenen, waarop de voorgaande korte klinker werd gerekt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Oudindisch hūta- ‘aangeroepen’, afkomstig van huH-tó-. In het Germaans zou dit voltooid deelwoord dus de vorm krijgen van *gūdą met lange klinker, niet *gudą met korte klinker zoals we het woord kennen. Het ziet er dus naar uit dat we elders moeten kijken voor zijn herkomst.

Plenging
Erop lijkend, maar wel zonder keelklank achteraan, is de wortel heu-, waarvan een verlengde vorm heud- zich ontwikkelde tot Oudgermaans *geutaną en vandaar Nederlands gieten. De onverlengde vorm is te herkennen in bijvoorbeeld Drents guien, geuien ‘gulpen, stromen’, Grieks khéō ‘gieten, storten’, Tochaars B ku- ‘gieten, een plengoffer brengen’ en (vanuit de zogenaamd geredupliceerde vorm hi-ǵheu-) Oudindisch juhóti ‘gieten, offeren’.

Opvallend is dat ook hier sommige woorden een godsdienstige lading hebben, namelijk met betrekking tot het plengoffer, ook wel bekend als de libatie. Deze plechtigheid is vanouds een wijdverbreid belangrijk godsdienstig gebruik, waarbij een drank wordt gegoten ten gunste van een godheid of een voorouder. Zo bekeken zouden de bovengenoemde woorden voor ‘offerpriester’, Oudindisch hótar- en Avestisch zaotar-, net zo goed van deze wortel afkomstig kunnen zijn. Met het oog op bijvoorbeeld Oudindisch hóman- ‘offergoed, plengoffer’ is dat zelfs waarschijnlijker.

De Amerikaanse wortelkundige Calvert Watkins heeft vervolgens betoogd dat ook *gudą tot deze wortel behoort en wel als voltooid deelwoord met de betekenis ‘het gegotene, geplengde’. Op het eerste gezicht is dat wat merkwaardig, als ware de godheid zelf de vloeistof. Hij kon echter wijzen op een Oudindische godsaanheffing als Agna āhuta ‘o uitgegotene Agni’. Met de Estse wortelkundige Jaan Puhvel vernemen we bovendien van eigenaardige uitdrukkingen in het Hettitisch, de vroegst overgeleverde Indo-Europese taal die 3500 jaar geleden in Anatolië werd gesproken. Men kon daar zeggen een god te drinken (eku-) en plengen (išpānt-).

Ook in het Germaans bestond zo’n ontwikkeling in uitdrukking. Het oude werkwoord *blōtaną werd verschillend gebruikt in de dochtertalen: bij Oudengels blótan ‘offeren’ was de godheid het meewerkend voorwerp (iets blótan aan de goden), bij Oudnoords blóta ‘offeren, beofferen’ kon de godheid behalve meewerkend voorwerp ook lijdend voorwerp zijn (de goden blóta met iets). Overigens is dit werkwoord mogelijk oerverwant aan Latijn flāmen ‘priester’.

Achting
Niet tevreden met deze duidingen heeft de Nederlandse wortelkundige Guus Kroonen een paar jaar geleden voorgesteld het woord te verbinden met weer een andere wortel *gu̯heu-, die ten grondslag ligge aan Oudkerkslavisch gověti ‘vereren’, Russisch govét ‘vasten’, Tsjechisch hověti ‘tevredenstellen’ en Servo-Kroatisch gòvjeti ‘aandacht schenken, eerbiedigen, behagen’. Ook Latijn faveō ‘begunstigen’ zou hierbij horen, maar volgens de Nederlandse wortelkundige Michiel de Vaan ligt de herkomst van dat woord elders. Zo los van het Latijnse woord kan de wortel evengoed *gheu- zijn, maar dus wel met andere beginklank dan heu- ‘gieten’.

De betekenis van *gudą ware daarmee ‘het geachte, het vereerde’. Niet slecht, maar is er anderszins bewijs dat deze wortel in het Germaans bestond? Een mogelijkheid is *gaumaz als voorloper van Oudnoords gaumr en Middelnederlands goom, beide ‘acht, aandacht, oplettendheid’. Nochtans, deze wortel zou dan dus wel beperkt zijn tot het Slavisch en het Germaans.

Of toch…
Met al deze onzekerheid is het goed om terug te keren naar de eerste duiding, omdat die bij nader inzien niet zomaar af te schrijven is. Een van de wijzen waarop de tegenwoordige tijd van het Indo-Europese werkwoord werd uitgedrukt was met het achtervoegsel *-i̯e- (spreek uit als j). In het geval van heuH- ‘aanroepen’ zou dat eruit zien als huH-i̯é-, want de klemtoon lag niet op de wortel, maar op het achtervoegsel. Met het verdwijnen van de keelklank H, zoals in de meeste dochtertalen het geval was, zou de voorgaande klinker rekken, met hū-i̯é- als gevolg.

Gewoonlijk zou een lange klinker gehandhaafd blijven, maar volgens de wet van Dybo raakte die in de voorgeschiedenis van het Germaans verkort als hij vóór een beklemtoonde lettergreep kwam én onmiddellijk gevolgd werd door een zogenaamde sonorant (een m, n, l, r, i̯ of ). Vandaar ook dat bij de wortel *seuH- ‘baren’ de afleiding *suH-nú- ‘boreling, kind’ zich ontwikkelde tot *sū-nú- en vervolgens Oudgermaans *sunuz en Nederlands zoon.

En zo zou hū-i̯é- veranderen in hu-i̯é-. Aangezien dat achtervoegsel *-i̯e- nog als de vormer van de tegenwoordige tijd aangevoeld zou worden, zou men hu- (dus met korte klinker) gebruiken als basis van de afleiding van nieuwe naamwoorden. In dit geval dan alsnog hu-tó- ‘het aangeroepene’, vanwaar *gudą en ons god. Een betrekkelijk laat gevormd woord dus, in overeenstemming met de afwezigheid van evenknieën buiten het Germaans.

Zoiets is ook gebeurd bij de wortel *preiH- ‘vertrouwd zijn’, ons bekend van vrij, vrijen en vriend. Diens tegenwoordige tijd *priH-i̯é ontwikkelde zich tot *prī-i̯é en na verkorting van de klinker tot *pri-i̯é-, waarvan werd afgeleid *prí-tu-, de voorloper van *friþuz en uiteindelijk ons vrede.

Nu zou het werkwoord zelf, althans in de tegenwoordige tijd hu-i̯é-, zich in het Germaans hebben ontwikkeld tot *gujaną ‘roepen, aanroepen’. Zulks lijkt niet overgeleverd in de dochtertalen, behalve misschien in de hoedanigheid van Zaans guien ‘huilen, gieren, van de wind’ en in verlengingen als Middelnederlands goyten, guyten, guten ‘smadelijke woorden toeroepen, schimpen, spotten’ (denk aan guit ‘deugniet’). De betekenis is dan wel wat verschoven, maar dat is niet ongewoon binnen een tijdsbestek van ruim tweeduizend jaar. Het is in elk geval verleidelijk te denken dat het aanroepen van goden soms enigszins als het huilen van de wind kon klinken.

Drie duidingen dus voor god: ‘het aangeroepene’, ‘het geplengde’ of ‘het geachte’. Er kan maar één kloppen, al valt er wat voor te zeggen dat de wortel heuH- ‘aanroepen’ is ontstaan als verlenging van heu- ‘gieten’, aangezien aanroepen en plengen opzichten van hetzelfde ritueel konden zijn. Dat terzijde.

Ter afsluiting
Maar waarom, ten slotte, was *gudą onzijdig? Waarom oorspronkelijk het god? Gebruikten onze Germaanse voorouders het woord aanvankelijk voor een onbepaalde goddelijke macht, zoals de oude Romeinen zich bij het numen moeten hebben voorgesteld? Wellicht. Maar talige onzijdigheid hoeft niet te betekenen dat het genoemde zelf geen of onbekend geslacht wordt geacht te hebben, getuige een ooit betamelijk woord als wijf.

Opmerkelijk is in elk geval dat bij alledrie de duidingen het uitgangspunt een lijdend voorwerp is. Het woord verwijst naar de bejegende binnen het kader van een plechtigheid: het aangeroepene, geplengde of geachte. En dat verband tussen (betrekkelijke) lijdzaamheid en talige onzijdigheid is geen toeval. In het Germaans werd bij de meeste onzijdige woorden dan ook geen vormelijk onderscheid gemaakt tussen de nominatief en accusatief (de naamvallen die doorgaans overeenkomen met onderwerp en lijdend voorwerp): *gudą was beide, net als het meervoud *gudō. En omdat *-ą ook de uitgang van de accusatief van veel mannelijke woorden was is het ook niet uit te sluiten dat het woord oorspronkelijk mannelijk was en allengs als onzijdig werd gezien omdat het steevast in de rol van lijdend voorwerp werd gebruikt.

Niet dat lijdzaamheid als wézenlijk kenmerk van een godheid werd gezien. Diens gunst werd immers niet voor niets gezocht: een slechte verhouding zou wel eens tot diens toorn en uithalen kunnen leiden. En juist de goden, bij de Indo-Europeanen en menig ander, werden beschouwd als de machtigste en werkzaamste der wezens. Vader Hemel bovenal.

Verwijzingen

Bjorvand, H. & F.O. Lindeman, Våre Arveord, revidert og utvidet utgave (Oslo, 2007)

Boekenoogen, G.J., De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon – Aanvullingen (Zaandijk, 1971)

Green, D.H., Language and History in the Early Germanic World (Cambridge, 2002)

Kocks, G.H., Woordenboek van de Drentse dialecten, 1e deel A–L (Assen, 1996)

Kroonen, G., Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden, 2013)

Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)

Puhvel, J., Hittite Etymological Dictionary, Vol. 2, Words beginning with E and I (Berlijn, 1984)

Rix, H. e.a., Lexikon der indogermanischen Verben, 2. Auflage (Wiesbaden, 2001)

Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the other Italic Languages (Leiden, 2008)

8 gedachtes over “Het god

  1. Interessant stuk weerom, Olivier.

    Wat de stelling van Jaan Puhvel omtrent “het geplengde” en de godheid als vloeistof betreft. Zó raar is dat kennelijk ook weer niet en je hoeft er ook niet voor terug naar 3500 jaar geleden in Anatolië. Katholieke priesters drinken bij iedere misviering het bloed van hun god en ze eten – samen met de kerkgangers – ook zijn lichaam. Maar misschien gaat dát dan weer wel terug naar 3500 jaar geleden in Anatolië 🙂

    1. Ha ja, die gedachte had ik ook, maar ze was me weer ontglipt.

      Overigens moet ik mezelf verbeteren: Watkins was de bedenker van de duiding ‘het gegotene’, mogelijk zelfs m.b.t. een grafheuvel; Puhvel beschreef de Hettitische eigenaardigheden. Ik had (wat haastig) gebruik gemaakt van de samenvatting die Bjorvand en Lindeman ervan geven in Våre Arveord. Zij spreken zich overigens uit voor ‘het geplengde’ .

      Sindsdien heb ik Puhvel zelf er nog even op nageslagen. Hettitisch eku- ‘drinken’ en išpānd- ‘plengen’ m.b.t. goden werden meestal gebruikt met een datief (meewerkend voorwerp) en slechts enkele keren met een accusatief (lijdend voorwerp). In die laatste gevallen kunnen we de werkwoorden wellicht beter begrijpen als ‘toosten’ (< ‘drinken’) en ‘eren met een plengoffer’ (< ‘plengen’).

      Hoe dan ook blijft de duiding van *gudą als ‘het geplengde’ een mogelijkheid, al spreekt ze me het minst van de drie aan.

    2. Bedankt voor uw werk.
      Ik ben een Koerdische Belg.
      Sommige Koerden zijn (j)ezidi’s.
      Ze noemen de schepper “Xweda”( uitspraak = gweada)
      En zichzelf noemen ze “Ezda”
      Volgende woorden wil ik voor jullie van Koerdisch vertalen naar Nederlands.
      Xwe= zich
      Da= gegeven
      Ez= ik
      Da= gegeven
      Xweda= zichzelf gegeven
      Ezda= mij gegeven

      Groeten

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.