Han

Kwiek zij de mens die in mei de mooie plekken kent, waar het wast en woekert met zalig jong groen, waar een volle vacht van mals gras, fluitenkruid en wat niet al de hellingen hult en heerlijke, koele lucht door het lover stroomt. Glimpen van de oude noorder-oerwouden, die misschien ooit herleven in verlaten steden – over eeuwen of eerder. Het is met zoveel groen in onze wereld wat karig dat wij alleen vormen van groen hebben en geen andere woorden. Geen behoorlijk woord voor net dit levenslustige, frisse groen dat zo anders is dan het moeë, matte groen van de nazomer. En dus bedacht ik het woord han.

Lees verder “Han”

Daam

Een daam is iedere hoedanigheid die de wereld voor een ervarende mens kan aannemen door een samenspel van beelden, klanken, geuren, smaken, gevoel, kennis, overtuigingen, herinneringen, verwachtingen, voorkeuren en gezelschap. Hij kan van tijd tot tijd en van ziel tot ziel verschillen en is vergelijkbaar met een sfeer of stemming, maar wordt des te inniger ervaren. Hoewel een daam niet hetzelfde is als een cultuur is hij wel cultuurgebonden, in de zin dat het ervaren van een beduidend andere cultuur vanzelf leidt tot het ervaren van een of meer andere damen.

Lees verder “Daam”

Een gedeelde levenswijze

Cultuur in de menskundige zin is een begrip dat niet in enkele zinnen te vangen is. Van Dale noemt het ‘het geheel van geestelijke verworvenheden van een land, volk enz.’ en ook ‘beschaving’. Het omvat onder meer omgangsvormen, uiterlijk, ambacht, kunst en kennis, allen grotendeels van voorouders overgenomen. Daar is uiteraard lang niet alles mee gezegd, en meer oorspronkelijk verwijst het naar de verbouw van gewassen. Juist omdat cultuur zo alomaanwezig en vanzelfsprekend is –zoals water voor vissen– verbaze het niet dat het Nederlands er ooit geen woord voor had en een van elders heeft geleend. Maar hoe zou een inheems woord eruit kunnen zien?

Lees verder “Een gedeelde levenswijze”

Eerste vichtel Taaldacht

Er is enige reden tot vreugde, want Taaldacht bestaat sinds kort vijf jaar en heeft inmiddels aardig wat op haar kerfstok. Op de 26e van de 5e maand van 2010 verschenen hier de eerste, bescheiden stukjes over allerhande spraakzaken. Sindsdien is het een afwisseling geweest van drukke en minder drukke tijden en is de aandacht –ja taaldacht– meer en meer verschoven naar het wroeten tussen … Lees verder Eerste vichtel Taaldacht

Hijmer

Hijmer is het diepe en deerlijke verlangen naar een thuis dat niet meer bestaat of misschien zelfs nooit heeft bestaan en de hoop dat het wacht in het hiernamaals. Het is het smachten naar gemeenschap en verworteling in een groene, voorouderlijke tijd die al dan niet verbeeld is. Het is het onafschudbare gevoel dat het huidige leven onvolkomen is, dat er iets wezenlijks ontbreekt en een belangrijk evenwicht is verstoord. Wie hijmer heeft vangt soms glimpen op van diens ware thuis – in aanzichten en klanken en geuren, en vaak in oude bossen en andere landschappen die niet ingrijpend of geheel niet door mensenhanden zijn gerept.

Lees verder “Hijmer”

De leer der levenden wezens

Het Nederlands is in de wetenschap tamelijk volwassen, in de zin dat het bij wetenschappelijke beschrijvingen vaak beschikt over een eigen woord waar andere talen steunen op een van oorsprong Grieks of Latijns woord. Opvallend zijn bijvoorbeeld de vele kundes in onze taal, zoals wiskunde, sterrenkunde, scheikunde en geneeskunde. Voor taallievende zielen die zich verheugen in samenklank en heelheid is het dan een domper te stuiten op gevallen als biologie. Is er in de eigen taal geen woord voor de edele leer der levenden wezens?

Lees verder “De leer der levenden wezens”

Raag

De aanblik van een gebergte waarvan de besneeuwde toppen zich hoog boven de wolken verheffen, de beschrijving van een razende storm, of de schildering van het rijk van de hel door Milton wekken behagen op, maar gepaard met huivering (…).

Uit:
Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene
(1763, vertaling door Ike Kamphof)

Aldus spreekt de Duitse wijsgeer Immanuel Kant in een van zijn vroegere werken. Hij onderscheidt hier het verhevene van het schone. Beide vervoeren ons tot hogere gevoelens, maar het verhevene grijpt ons aan, terwijl het schone ons bekoort. Het verhevene moet altijd groot en eenvormig zijn, het schone kan klein en druk en getooid zijn. In zijn latere werk zou hij hier nog veel verder over uitweiden.

Lees verder “Raag”

Motor

Het is de hoogste tijd om terug te keren naar die aloude, edele oefening die de geest vindingrijk houdt en de taal kwik: het smeden van woorden. Het doelwit is deze maal een diep ingegraven leenwoord.

Motor is langs het Engels ontleend aan Latijn mōtor ‘beweger’, een afleiding van movēre ‘bewegen, in beweging brengen’. De meeste Europese talen hebben hetzelfde woord en anders een dat beantwoordt aan Engels engine. Zelfs het doorgaans eigenzinnige Fins berust in moottori. Uitzonderingen zijn Litouws met variklis, Pools met silnik en –u raadt het al– IJslands met vél en hreyfill. Dit laatste woord wordt vooral voor vliegtuigmotoren gebruikt en is een afleiding bij het werkwoord hreyfa ‘bewegen’. Vél is algemener en betekent ook wel ‘machine’; het gaat terug op Oudnoords vél ‘kunstigheid, kunstgreep’.

Lees verder “Motor”