Van goden en dagen

Een van de dingen die de oude, heidense Germanen van de Romeinen overnamen was de zevendaagse week. De dagen in de week kregen weliswaar Germaanse namen, maar naar voorbeeld van de Romeinse namen. Zo hebben diēs Sōlis ‘dag van Zon’ en diēs Lūnae ‘dag van Maan’ begrijpelijkerwijs geleid tot zondag en maandag. In het geval van diēs Sāturnī ‘dag van Saturnus’ is de Romeinse godennaam overgenomen, met zaterdag als uitkomst. (In het Duits, Fries en Scandinavisch is een andere benaming voor deze dag, maar dat terzijde.) In de overige dagnamen vinden we Germaanse godennamen terug.

De Germanen en Romeinen hadden namelijk de gewoonte om –waar mogelijk– elkaars goden te vereenzelvigen. Romeinse schrijvers alsook Germaanse soldaten in het Romeinse leger noemden Germaanse goden bij Latijnse namen. Deze vereenzelviging maakt duidelijk waarom diēs Mercuriī ‘dag van Mercurius’ heeft geleid tot woensdag ‘dag van Woedan’, diēs Iovis ‘dag van Jupiter’ tot donderdag ‘dag van Donder’ en diēs Veneris ‘dag van Venus’ tot vrijdag ‘dag van Vrije’. Kennelijk meende men in Mercurius, Jupiter en Venus de eigen goden te herkennen. Vrije betekent overigens niet ‘zij die vrij is’, maar ‘zij die liefheeft’. Woedan en Donder zijn weliswaar beter bekend als Wodan en Donar, maar Wodan is echter ofwel een Oudsaksische vorm (en dus niet een Nederlandse) ofwel een mislezing van uuodan (lees: wuodan), terwijl Donar een wel héél verouderde vorm is.

Dan blijft over diēs Mārtis ‘dag van Mars’. Mars werd wel vereenzelvigd met de god die in het Oudgermaans *Tīwaz moet hebben geheten. Vandaar zijn gekomen Engels Tuesday, Fries tiisdei, Zweeds tisdag, Deens tirsdag en Noors tysdag. Maar in het Nederlands (en het Duits) is iets anders gebeurd. Dinsdag gaat namelijk niet terug op *Tīwaz, maar op een van de bijnamen van deze god, te weten *Þingsō. Dat wil zeggen, dinsdag gaat langs Middelnederlandse vormen als dingsdag, dinsendach en dinxendach terug op Oudgermaans *Þingsenaz dagaz ‘dag van *Þingsō’. We vinden deze bijnaam ook in een inscriptie die in de derde eeuw na Christus is achtergelaten door Germaanse soldaten in het Romeinse leger: deo Marti, Thingso.

*Þingsō betekent zoveel als ‘rechter’ en is afgeleid van *þingaz, de benaming voor de Germaanse volksvergadering waar recht werd gesproken, vaak op een heuvel of in een bos. De Nederlandse voortzetting van dat woord is ding en is behoorlijk van betekenis veranderd: langs ‘rechtszaak’ en ‘zaak’ tot ‘voorwerp’. Maar in diens oude betekenis herkennen we het nog in termen als kort geding, rechtsgeding en dingen naar. Het verband tussen het ding en de god *Tīwaz ligt voor de hand, daar hij de god van de rechtspraak was.

Wel, hadden wij in het Nederlandse taalgebied gewoon de naam *Tīwaz gebruikt en niet de bijnaam van deze god, dan was het nu niet dinsdag maar tuwsdag. Dat is ‘Tuws dag’, oftewel de ‘dag van Tuw’.

17 gedachtes over “Van goden en dagen

  1. Wat ik mij altijd afvraag bij de namen van de weekdagen, is wanneer de noordelijke versies van de Romeinse dagen in gebruik zijn genomen. De bewondering voor de Romeinse gebruiken onder de uitzwermende Germaanse stammen/bendes is opvallend. Al voor hun bekering tot de diverse vroege vormen van het Christendom of is het van later datum? Maar dat is moeilijk na te gaan.

    1. Het lijkt mij vóór de bekering tot het Christendom, anders zouden ze nooit de namen van heidense goden hebben gebruikt. 😉

      1. Precies!
        Toch is er het spannende schemergebied waarin heidendom en christendom naast mekaar beoefend (beleden?) werden. En waarom zou men de heidense dagnamen in ere hebben gehouden?
        Wie zal het zeggen… 🙂

      2. Nou, men heeft in de Germaanse streken nog wel geprobeerd de heidense dagnamen te vervangen, maar men bleek er domweg te gewend aan te zijn.

        Dat schemergebied vind ik ook zeer belangwekkend. The Lord of the Rings is wat mij betreft ook een goeie weergave daarvan.

      3. Ik vind het opvallend (en spijtig) hoe het anders zo taalzuivere IJslands de weekdagen niet naar de goden vernoemd hebben. In het Oudnoords werden deze wel gebruikt, maar zijn door de komst van het christendom op IJsland verdwenen. Grappig dat deze namen in het Faeröers nog wel gebruikt worden, terwijl deze taal sterk op het IJslands lijkt. Dat zal wel met de aardrijkskundige afstand te maken hebben.

  2. Kleine verbetering:

    Ik had eerst een (laat) Oudgermaanse reconstructie: *þingsena dagaz.

    Later besefte ik echter dat de naam waarschijnlijk tot stand is gekomen in een latere periode, ongeveer die van het Oudwestgermaans. Ik houd de reconstructie daarom op *þingsen dag.

    1. Ja, ik ben daar best gebrand op! Maar Wodan is niet echt Duits. Althans, niet Hoogduits. Dat zou Wutan zijn. Wodan zou in het Twents de juiste vorm zijn. In het Gronings zou het dan Woud’n zijn. 😉

      1. Joa, doar zeggi-j wat. Ik denk dat je gelijk hebt. Maar zou het in het Tweants niet “Wood’n” zijn? Dat lijkt me meer. Woen is inderdaad Nederlands.

      2. Ja klopt, jullie Twentenaren slikken ook klanken in waar mogelijk. Maar die -o-, die vind je in elk geval met name in het Twents.

  3. Pingback: Taven « Taaldacht

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.