De schijnende god

M A R T I
H A L A M A R Ð […]
S A C R V M
T·DOMIT·VINDEX
C · LEG · XX · V · V
V[otum] · S[olvit] · L[ibens] · M[erito]

Aan Mars Halamarđus is (dit beeld) gewijd door Titus Domitius Vindex, centurio van de Legio XX Valeria Victrix die (hiermee) zijn gelofte heeft ingelost, gaarne (en) met reden.

Zo staat gebeiteld in het voetstuk van een beeld dat zelf verloren is gegaan. Het voetstuk is ingemetseld geweest in de kerk van Horn, Noord-Limburg. Laat de Romeinse naam van de oprichter u niet misleiden; hij was vermoedelijk een Germaanse soldaat in dienst van het Romeinse leger die na zijn stationering in dit gebied werd bevorderd tot centurio.

Deze inscriptie is een voorbeeld van hoe de Romeinen en de Germanen elkaars goden gelijkstelden, vereenzelvigden. Mars is een welbekende Romeinse god, terwijl Halamarđus een latinisering is van een Oudgermaanse naam. Vergelijk hoe in Noord-Engeland, bij de Muur van Hadrianus, twee gedenkstenen door Twentse soldaten van een Fries onderdeel van het Romeinse leger zijn gewijd aan ene Mars Thingsus. De naam Thingsus, een latinisering van Oudgermaans *Þingsō, is elders ook verbonden met Mars, want onze dagnaam dinsdag (Middelnederlands dinxendach, Gronings dingsdag) is een rechtstreekse vertaling van diēs Mārtis ‘dag van Mars’. Hoogstwaarschijnlijk was *Þingsō een andere naam van *Tīwaz, welke we nog vinden in Engels Tuesday, Fries tiisdei en Noors tirsdag.

Hoewel Romeinse goden niet altijd met dezelfde Germaanse god werden vereenzelvigd (en andersom), lijkt het toch redelijk om Halamarđus te vereenzelvigen met Thingsus en *Tīwaz. De vraag is dan meteen wat Halamarđus betekent. Een gangbare duiding is dat het eerste deel hala- beantwoordt aan de Oudgermaanse voorganger van ons woord held, en dat het tweede deel –marđus verwant is aan moord. De naam zou dan losjes op te vatten zijn als ‘mannendoder’.

Deze duiding is om meerdere redenen onbevredigend. Eén daarvan is dat de h- in Halamarđus niet noodzakelijk een Oudgermaanse *h- vertegenwoordigt. Deze laatste werd toentertijd namelijk meer uitgesproken als een ch-, en in Latijns schrift doorgaans ook vaak opgeschreven als ch- of c-. Vergelijk hoe een vorm van de Oudgermaanse naam *Harjawaldaz (de voorloper van Harald, Harold, Herout) door de Romeinse geschiedschrijver Tacitus werd opgeschreven als Chariovalda.

De h- duikt in Romeinse overleveringen van namen vaak op waar hij niet thuis hoort. Een bekend voorbeeld hiervan is hoe Tacitus in zijn Germania schrijft dat de Germanen heugden hoe Mannus, zoon van Tuisto, drie zonen kreeg, op hun beurt de stamvaders van de Ingaevones, Istaevones en de Hermiones. Deze drie namen hadden oorspronkelijk hoogstwaarschijnlijk beginrijm, waardoor de h- in Hermiones daar niets te zoeken heeft. Hermiones wordt in het vak dan ook meestal verbeterd tot Herminones en vervolgens verbonden met Oudgermaans *erminaz ‘groots, alomvattend’, een woord dat we bijvoorbeeld ook vinden in Irminsūl, de Oudsaksische naam voor een zeer heilige zuil.

We kunnen ons ook voorstellen dat de beitelaar die onze centurio Titus Domitius Vindex inhuurde voor zijn inscriptie per letter rekende en er graag een h- tussen stopte waar mogelijk. Ook zou het kunnen dat de h- diende als een verbindingsklank tussen twee klinkers, zoals dat waarschijnlijk ook het geval is in de godinnennaam Nehalennia. Vergelijk bijvoorbeeld ook Hoogduits drehen.

Voor een duiding van Halamarđus moeten we wellicht dus eerder uitgaan van een oorspronkelijke Oudgermaanse vorm als *Alamardaz (of *Alamarþaz). Het eerste deel *ala- moet dan wel hetzelfde zijn als in Oudgermaans *alamahtigaz (dat is almachtig), en is het beste op te vatten als ‘zeer, geheel’. Het tweede deel *-mardaz is moeilijker te duiden. Mogelijk is het een afleiding bij *mer-, een oude Proto-Indo-Europese wortel die ‘schijnen, schitteren, fonkelen’ betekende.

We vinden deze wortel bijvoorbeeld in IJslands merla ‘schitteren, glanzen’, Oudnoords mærr ‘schitterend, beroemd’, Oudindisch márīci- ‘lichtstraal’ en wellicht in Duits Marder ‘marter’, om zijn glanzende vacht. (Nederlands marter komt langs het Frans uit het Germaans.) We kunnen ook aanknopen bij de Oudfriese stroomnaam Mardunga en Germaanse namen als Oudhoogduits Mardhetin (met hetin als evenknie van Oudnoords heðinn ‘pelsjas’) en Oudfrankisch Ismard (‘ijs-schitterend’?) en Marthelm (‘schitterende helm’?).

Dan zou Halamarđus, oftewel *Alamardaz (Nederlands Almard), ‘alschijnend, alschitterend’ betekenen. Het zou een toepasselijke toenaam zijn voor *Tīwaz (Nederlands Tuw), die in een ver verleden nog als oppergod en hemelvader bekend stond. Ja, de naam *Tīwaz komt zelf van een oude wortel die ‘schijnen’ betekent.

6 gedachtes over “De schijnende god

  1. Geheimzinnige woorden weer uit een ver verleden. ‘Irminsul’ vind ik erg mooi klinken (als ik het juist uitspreek). Ik kan het toch niet laten nog even Barfield er bij te halen, over het verband tussen ‘dies’, ‘divine’ en ‘Zeus/Tiwaz’: “If we are to judge from language, we must assume that when our earliest ancestors looked up at the blue vault they felt that they saw not merely a place, whether earthly or heavenly, but the bodily vesture, as it were, of a living Being.”

  2. Irminsūl doet mij ook sterk denken aan wisse namen in Tolkiens letterwereld, zoals Isildur, Tar-Meneldur en Amon Sûl. Met het verschil dat bij Irminsūl de klemtoon op de eerste lettergreep ligt.

    En het boeiende aan *Tīwaz is dat het in de Oudgermaanse tijd niet alleen de naam van één god in het bijzonder was, maar ook een woord voor ‘god’ in het algemeen. Zie in het Oudnoords enerzijds het enkelvoud Týr, anderzijds het meervoud tívar ‘goden’, en hoe hetzelfde woord in andere, Indo-Europese talen ook gewoon ‘god’ betekende. Dat er een god was die domweg ‘God’ heette, in die oude heidense tijd, dat geeft te denken: waarlijk een oppergod. Maar goed, *Tīwaz wordt dan ook gezien als oorspronkelijk een en dezelfde als Zeus en Jupiter.

    1. As far as (supposed) Germanic inscriptions are concerned, I’m not sure. It seems way too early to be an eth. At first glance it looks like a Gaulish tau, which is believed to have represented something like /ts/ and developed from the Greek tau, as the name implies, but it might just be a different local development, closer to /þ/.

      1. Hmmm. Maybe some northwestern Gaulish dialect turned [ts] into [θ]…

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.