O dennenboom

Wie een kerstboom in huis haalt kiest meestal voor een fijnspar. Deze kaarsrechte naaldboom wordt al meer dan een eeuw gekweekt in de Lage Landen, maar is van nature beperkt tot de koudere en hogere delen van het Avondland, waaronder Noorwegen, Zweden, Rusland en de Alpen. Het is enkel in de ruimste zin van het woord een den of dennenboom: wel lid van de famílie der dennen, niet van het kleinere geslácht der dennen, dat we vooral kennen van de inheemse, vaak kromme grove den.

Nu wil het dat de naam fijnspar vrij jong is en als samenstelling bovendien wat kleurloos. En dat terwijl onze oosterburen het duizenden jaren oude Fichte gebruiken. Gelukkig bestaat er vanouds een Nederlandse evenknie die wij zo weer op kunnen pikken: vucht. Dit woord duikt in de zestiende eeuw voor het eerst op in Nederlandse geschriften.

Lees verder “O dennenboom”

Eeuwen leven de uwen

Het zijn misschien wel de meest bijzondere bomen van het Avondland, met een belangrijke rol in het wereldbeeld van onze Germaanse voorouders. Ze kunnen duizend jaar oud worden, waarschijnlijk nog veel ouder, hebben het vermogen zich op geweldige wijze te hernieuwen, zijn zeer giftig en bieden het beste hout voor handbogen. Om die laatste reden werden ze in de Late Middeleeuwen op zo’n grote schaal gekapt dat ze nu nog steeds een zeldzame verschijning in het wild zijn. Zozeer verdwenen ze in de Lage Landen uit beeld en bewustzijn, dat ook hun inheemse naam verloren ging en wij hen nu vooral kennen onder de afstandelijke, Latijnse naam taxus, terwijl ze verlaagd zijn tot heggestruik. Het is de hoogste tijd om deze boom in ere te herstellen en de naam te gebruiken die onze voorouders ervoor hadden. Dat is uw. Lees verder “Eeuwen leven de uwen”

Toen men drakendoders en wrekken bezong

Het jaar is 608 na Christus. Op een groene heuvel ergens in het Saksenland staat een edele houten hal met een dak van gulden riet en een fraai getooide gevel. Binnen zijn verzameld mannen boud en bulderend bij een groot haardvuur. Rijkelijk vloeit de mede –die fijne honingdrank– onder de ogen van hun vrijgevige heer. En als de avond valt neemt een oude man met sneeuwwitte baard en lokken zijn harp op en begint te zingen. Over de daden van machtige koningen van weleer, over de hachelijke reizen van helden en over de monsters die zij versloegen, voor eer en schatten en de bescherming van mensen.

Lees verder “Toen men drakendoders en wrekken bezong”

Verborgen onder water, verborgen onder de grond

Toen Alarik, koning der Wisigoten, in 410 na Christus stierf tijdens zijn veldtocht, verlegden zijn mannen de loop van een stroom en lieten zij hun gevangenen in diens bedding een graf graven. Aldaar werd Alarik met veel eer en schatten te aarde besteld. Nadien werd de stroom hersteld en de delvers gedood, opdat het rustoord van hun heer geheim zou blijven. Zo werd anderhalve eeuw later verhaald door Jordanes, een Romein die zelf ook van Gotische afkomst was. Hij voegde toe dat een uitvaart als deze naar het gebruik van hun volk was. Wie weet wat er allemaal nog meer verstopt ligt onder de wateren van Middenaarde.

Lees verder “Verborgen onder water, verborgen onder de grond”

Staven

wulfaharijaz

Ruim tweeduizend jaar geleden werd er in de Germaanse wereld een schrift ontwikkeld naar voorbeeld van dat wat bezuiden de Alpen in gebruik was. Onder de Germanen, die een zeer godsdienstig doch heidens wereldbeeld hadden, beschikten slechts enkelen over kennis van dit wonderlijke schrift en was het vandaar omgeven met voorstellingen van macht en toverkracht. Het enige schrift was ook gelijk een geheimschrift.

Een teken in dit schrift noemde men een *stabaz, terwijl de geheime gedachte of toverspreuk die men vast wou leggen een *rūnō heette. Het kerven van zo’n boodschap in deze tekens was het *wrītaną. Dat wil zeggen: de ingewijde was in staat een ruin in de vorm van staven (soms één enkele staf) in hout, steen of metaal te wrijten. Om verwarring met de nerven in het hout te voorkomen bevatte geen van de staven een liggende lijn. Bovendien waren ze zelfs bij draaiing en spiegeling niet met elkaar te verwarren, in tegenstelling tot bijvoorbeeld p en d of d en b.

Lees verder “Staven”

Oostere kere weder

Als de dagen weer langer duren dan de nachten en Middenaarde weer tot bloei komt, dan is de lente begonnen. Deze eerste voorjaarsdagen van vruchtbaarheid waren hoogtijd voor onze Germaanse voorouders en zij noemden deze *Austrōn. Dit vrouwelijke woord is nog bewaard gebleven in Duits Ostern en Engels Easter, hoewel zij inmiddels verwijzen naar de Pasen, de Christelijke feestdagen om de opstanding van Jezus.

Lees verder “Oostere kere weder”

En de immen ijveren voor hun honing

In de vijfde eeuwse graftombe van de heidense Hilderik, koning der Franken, vond men in de zeventiende eeuw onder meer zo’n driehonderd gulden bijen. Als geschenk wisselden deze kleine kostbaarheden vervolgens van edele handen, tot ze allen werden gestolen en omgesmolten, op een luttele twee na, thans te bezichtigen in de Bibliothèque nationale de France. Het is niet meer te achterhalen waarom ze destijds aan Hilderik zijn meegegeven, maar dat het vanouds belangrijke beestjes zijn staat vast. De bij is sinds jaar en dag het zinnebeeld van vlijt en een vlijtige ziel heet een bezige bij.

Lees verder “En de immen ijveren voor hun honing”

De kobben en kangers spinnen hun draad

De spinnen onzer tuinen zijn onlangs weer geteld voor Vroege Vogels en net als vorig jaar waren het vooral de kruisspinnen die in het oog sprongen. Bij wijze van spreken! Hier hangt voor een raam een kruisspin van koninklijk aanschijn in haar welgeweven web, wachtend op een lekker maal. Deze diertjes danken hun naam aan de gewoonte draden te spinnen. Spin, in het Oudnederlands nog spinna, betekent letterlijk ‘spinster’. Maar zij waren vroeger ook anders geheten.

Lees verder “De kobben en kangers spinnen hun draad”

Het woeden des weders

Er is veel te lieven aan de blauwe hemel van zachte en warme zomerdagen, als er hooguit wat wolken als witte watten in alle rust overvaren. De deuren kunnen open en tot ver in de avond is er gelegenheid tot spel en ontspanning in de buitenlucht. Vader Hemel lacht en het licht straalt neer op het land. En toch, hoe woester de wolken worden, hoe schoner het schouwspel is. Zie het duistere zwerk dreigen en hoor het rommelen in de verte: oerkrachten komen over!

We hebben voor zulke tijden wat woorden gereed, zoals wind, regen, hagel, donder en bliksem, en ook vlaag, bui, onweer en storm. Maar kent u ook schuur, schie, bijze, rijde, unst, hare en beur? Bij dezen een kleine herinnering…

Lees verder “Het woeden des weders”

De lange slaap

De dood wordt al sinds mensenheugenis een slaap genoemd, een lange slaap. Sterven kan nog immer ontslapen of inslapen heten en de beminde overledene wordt gewenst zacht te rusten. Het is thans vaak niet meer dan een verbloemende uitdrukking, daar velen niet meer geloven in enig hiernamaals, doch voor wie goede hoop heeft op meer dan duisternis na dit licht is het een zinnige vergelijking. Naar de vermoedens van een wijsgeer als Owen Barfield ware het ooit niet minder dan een vereenzelviging en achtten onze verre voorouders de twee als onlosmakelijk verbonden: de dood is een slaap en de slaap is een dood; ze zijn twee vormen van hetzelfde.

Lees verder “De lange slaap”