Toen de Romeinen rond het begin van onze jaartelling oprukten in de Lage Landen waren deze bewoond door verschillende Germaanse stammen. De namen van deze stammen zijn tot ons gekomen in gelatiniseerde vorm. Maar wat betekenen zij? In een reeks gewijd aan de duiding van deze namen, deze keer: de Batavi.
Kleine geschiedenis
Ten gevolge van onenigheid onder de Germaanse Chatti in wat nu Duitsland is, trekt nog voor onze jaartelling een deel van hen westwaarts naar de grote stromen om zich te vermengen met de Germaanse dan wel Keltische bevolking aldaar, en bekend te worden als de Batavi. Zij bewonen hoofdzakelijk een groot eiland tussen enerzijds de Rijn en de Lek in het noorden en anderzijds de Waal in het zuiden, alsmede de hoge, zuidelijke oever van de Waal.

(Foto genomen door Wolfgang Sauber)
Van meet af aan schikken zij zich naar de Romeinen, voor wie zij alom in het Rijk dienst doen als hulptroepen. Zo onder de indruk zijn de Romeinen van hun krijgskunsten als ruiters dat zij van hen geen schatting verlangen, enkel manschappen. De geschiedschrijver Lucius Cassius Dio vermeldt hoe de Batavi in 12 na Christus in een Romeinse slag tegen een Britse stam zowel vriend als vijand verbijsteren door in volle wapenrusting, met ros en al, de rivier over te zwemmen en aan te vallen. Zo waardevol en betrouwbaar worden de Batavi geacht dat zij geruime tijd de persoonlijke bereden lijfwacht van de Keizers vormen.
Doch in 69 na Christus komen zij in opstand, kennelijk voornamelijk omdat de Romeinen steeds meer manschappen eisen en zelfs de jeugd der Batavi onzedelijk uitbuiten. Hun leider hierin is Julius Civilis, een van vele Batavi met een Romeinse naam. Met hulp van buurstammen als de Cananefates en Frisii delen zij enkele fikse klappen uit: twee legioenen worden vernietigd en twee worden overgenomen. Hoewel de Romeinen de opstand hard neerslaan worden de betrekkelijk goede verhoudingen hersteld.
Na een laatste echte vermelding in de vierde eeuw gaan de Batavi uiteindelijk op in de Salii, een andere Germaanse stam die vanuit het noordoosten binnenkomt. Zij trekken vervolgens naar het zuiden, waar zij deel worden van het machtige Germaanse stammenverband der Franken, die het oude Gallië zullen veranderen in Frankrijk. In Nederland herinnert de streeknaam Betuwe ons nog aan de Batavi.
In latere eeuwen, vanaf de Spaanse overheersing van de Nederlanden, worden de Batavi ‘herontdekt’ als roemrijke voorouders der Nederlanders, in zoverre dat Nederlanders worden vereenzelvigd met “Bataven” en begrippen als Bataafse Republiek ingang vinden, alsook namen als Batavia (nu Jakarta) en Batavus, de welbekende rijwielenmaker. Het Nederlandse volk van de afgelopen 1700 jaar is echter beter te beschouwen als een samenstelling van Franken in het zuiden, Saksen in het noordoosten en Friezen in het noordwesten.
Duiding
Batavi is een Oudgermaanse naam met een Latijnse meervoudsuitgang. Het eerste lid *bat- wordt in bijna alle lezingen geduid als ‘goed’, met afleidingen als *batizō (> beter), *batistaz (> best) en *batō (> baat ‘verbetering, voordeel’). Over de rest van de naam bestaat minder enigheid. Veel de ronde doet de duiding dat Batavi een weergave is van Oudgermaans *Bat-aujō ‘goed eiland’, maar het is niet heel waarschijnlijk dat een streeknaam in enkelvoudsvorm zonder meer dienst doet als volksnaam in meervoudsvorm. Bovendien zou hun naam in het Latijn dan Batavia luiden en niet Batavi.
Vooraanstaand woordkundige Günter Neumann noemt deze duiding dan ook niet eens in zijn beschouwing van de naam. Hij stelt Oudgermaans *Batawiz vast als niets meer dan een oude meervoudsvorm van *batuz ‘goed’. De Batavi zijn dan de ‘goeden, uitstekenden’, enerhande benaming die wij wel gewend zijn van Germaanse stammen; vergelijk bijvoorbeeld Sugambri, een latinisering van *Sugambrōz ‘zeer sterken’. De woorden van Cassius Dio lijken Neumanns uitleg te ondersteunen; hij spreekt van “vreemde, uitgelezen ruiters, die de naam Batavi droegen, omdat zij de bekwaamste ruiters waren.”
Hoe het ook zij, de juiste hedendaagse vorm van deze volksnaam luidt eerder Batuwen (of Betuwen) dan het door het Latijn vervormde Bataven.
Lees verder over andere stamnamen in deze reeks.
Verwijzingen
Gysseling, M., Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226) (webuitgave)
Lendering, J., De randen van de aarde – De Romeinen tussen Eems en Schelde (Amsterdam, 2000)
Neumann, G., “Bataver”, in Namenstudien zum Altgermanischen (Berlijn, 2008)
Orel, V., A Handbook of Germanic Etymology (Leiden, 2003)
Philippa, M., e.a., Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (webuitgave)
Tacitus, P.C., Germania, vertaald en besproken door J.B. Rives (Oxford, 2002)
Interessant stukje maar wel weer enigszins gelimiteerd. Er zijn uitzonderingen, maar men komt heel vaak tegen dat etymologen, historici en archeologen over een bepaald onderwerp schrijven en door een soort van tunnelvisie het werk van de andere specialisten niet zien, om vervolgens heel vreemde conclusies te trekken. Zo stond in het stukje over Imerik (leuk trouwens dat die een vak had in overeenstemming was met zijn naam van ‘gewapende beschermer’) dat hij tot de ‘Betuwen’ behoorde, een variant die op mij wel erg vreemd over kwam, zodat ik de redenering erachter eens wilde nalezen. En dan moet ik niet alleen lezen dat de Bataven op eigen houtje naar de Betuwe trekken, maar ook dat de Romeinen onder de indruk van hun rijkunsten, van hen alleen manschappen verlangen. Leuk natuurlijk zo’n interpretatie, vaderlandslievend bijna, maar zo ging het natuurlijk niet. De Romeinen deden, zoals dat altijd ging, een grensstam een aanbod om binnen de grenzen van het rijk te komen wonen, onder een verdrag (foedus) dat militaire dienst gedaan werd. Niets meer en niets minder. De Bataven konden kiezen tussen vermalen worden tussen Chatten en Romeinen en kozen voor de beste optie.
En dan de naam. Met droge ogen is blijkbaar door taalgeleerden geopperd dat de Bataven hun naam kregen van het Oudgermaans *Bat-awjō ‘goed eiland’, of dat men Cassius Diio op zijn woord neemt , die stelde dat de naam gezocht moest worden in het feit dat,” zij de bekwaamste ruiters waren.” Beide redeneringen gaan er dus moeiteloos van uit dat de stam een heel andere naam had alvorens zij met de Romeinen in contact kwamen. En een bekend punt van excelleren wordt vervolgens tot stamnaam gebombardeerd 9waarbij zich niemand afvraagt waarom de Bataven, de beste ruiters als zij waren) toch voor die Chatten op de vlucht waren.
Ten laatste nog een fout, waarmee we weer op de ‘Betuwen’ terugkomen. De schrijven van het stuk stelt dat “de juiste hedendaagse vorm van deze volksnaam luidt eerder Batuwen (of Betuwen) dan het door het Latijn vervormde Bataven”. Maar dat is niet correct. De juiste uitspraak van het Latijnse ‘Batavi’ is ‘bataawi’, wat toch heel sterk lijkt op ‘Betuwe’, de streeknaam die aan ons is overgeleverd. De Latijnse ‘V’ werd van ook vaak als ‘W’ gebruikt, waarmee we kunnen stellen dat ‘Bataven’ niet door het Latijn vervormd werd, maar eerder door veel latere lezers die (zoals helaas de auteur hier) niet wisten hoe de oorspronkelijke uitspraak was. De moderne versie zou dan ook eerder ‘Batawen’ moeten zijn dan het modernistisch klinkende ‘Betuwen’. Althans, volgens mij natuurlijk.
Geachte heer Vermaat,
Dank u voor uw uitgebreide reactie.
Dat de Romeinen de Batavi specifiek hadden uitgenodigd om zich in het stromengebied te vestigen, dat ben ik niet tegengekomen in mijn doorname van de bronnen, maar het is op zichzelf uiteraard aannemelijk. Wel lees ik Tacitus’ melding dat de Batavi ooit onderdeel van de Chatti waren en dat er onderling onenigheid was. Dat de Batavi zoals u zegt op de vlucht(!) waren voor de Chatti, dat is nieuw voor mij. En of zij toen al een afzonderlijke groep binnen de Chatti waren en al de naam droegen die de Romeinen als Batavi opschreven, dat zullen wij nooit te weten komen; voor ons zijn ze in elk geval pas in het stromengebied bekend geworden als Batavi. Op beide punten is het voor de duiding van hun naam ook niet heel belangrijk.
De woorden van Cassius Dio (“omdat zij de bekwaamste ruiters waren”) zijn daarbij hooguit ter ondersteuning en vormen niet de kern van de redenering, namelijk dat de naam in het Oudgermaans *Batawiz luidde en ‘goeden, uitstekenden’ betekent. Zelfs als zij stumperds waren, en dat waren ze klaarblijkelijk niet, dan nog zou het niet vreemd zijn dat ze zichzelf zo’n trotse naam gaven.
Wat betreft de Latijnse en hedendaagse Nederlandse vorm van deze stamnaam: uiteraard werd de Latijnse v vroeger als [w] uitgesproken, en aldus is het inderdaad niet de schuld van het Klassieke Latijn dat men hier later deze v als een [v] ging uitspreken. Maar dat neemt niet weg dat de vorm Bataven niet zou zijn ontstaan zonder Latijnse ‘inmenging’. Ook omdat de klemtoon van het Oudgermaanse woord op de wortel lag: *Bátawiz, en niet *Batáwiz. De inheemse vorm Bétuwe, de uitkomst van onafgebroken mondelinge overlevering, geeft dit juist weer.
De -e- in Betuwe is overigens ofwel onstaan door associatie met de verwante woorden bet en beter, ofwel onder invloed van de -i- ([i]) in de oorspronkelijke uitgang, d.w.z. door i-umlaut. Meestal wordt i-umlaut echter voorkomen als er een [w] onmiddellijk aan de [i] (of [j]) vooraf gaat, maar voor zover ik weet is dat niet noodzakelijk. Verder, een onbeklemtoonde klinker vóór -w- ([w]) verandert doorgaans in een -u- ([y]), zoals de inheemse, hedendaagse vorm Betuwe ook keurig toont. Vergelijk verder bijvoorbeeld de ontwikkeling van *swalwō naar swalewe (met stomme e) tot zwaluw. De hedendaagse vorm is dus wel degelijk Batuwen dan wel Betuwen, waarbij -n de nieuwe meervoudsuitgang is.
Met vriendelijke groet,
Olivier van Renswoude
P.S. Het is de naam van zijn vader, Servofredus/*Sarwafriþuz, die ‘gewapende bescherming’ betekent, niet die van Imerix zelf.
Ik heb in verscheidene bronnen altijd gelezen dat voorafgaande aan het Bataven zijn, de Bataven deel uitmaakten van de Chatten. Niet zozeer voor hen op de vlucht maar, door een burgeroorlog/broedertwist zich afscheiden van de Chatten en zich, vanwege hun militaire overwicht, Bataven noemden (de Besten) alvorens zij zich in de rivierdelta vestigden.
Betuwe: de “goeden” ten opzichte van de Veluwe?
“Euvel-uwe” / “(E)vil-uwe” ?
Dag Olivier,
Ik zat me iets te bedenken wat eigenlijk aansluit op het verhaal van de Bataven en Chatten. Mijn vraag is eigenlijk hoe jij de naam van Katwijk (bij Nijmegen) en die van Katwijk aan Zee zou verklaren. De gangbare verklaring is namelijk dat dit van dezelfde Chatten komt. Zie jij dit ook zo?
Ik vraag me dit namelijk af vanwege de algemene stelling dat de Bataven van de Chatten afgescheiden zouden zijn. Maar dan is het toch op zijn minst merkwaardig te noemen dat in het Bataafse land, dus van de Betuwe tot aan Holland, er twee plaatsen zijn die verwijzen naar hetgeen waarvan de Bataven afgescheiden zijn (Katwijk en de Chatten dus).
Vriendelijke groeten
Hai Johannes,
In latiniseringen van Oudgermaanse namen gaf ch- een klank weer die zich later heeft ontwikkeld tot de Nederlandse h-. Dat wil zeggen dat Chatti (oftewel Oudgermaans *Hattōz) nu Hatten zou luiden. Daarmee is verband met Kat- in Katwijk en dergelijke uitgesloten. Overigens denk ik dat dit Kat- verwant is aan onder meer kade.
Groeten,
Olivier