Wodan? Woen!

De tere ziel van Taaldacht wordt al jaren geteisterd door de wijdverbreide wanuitspraak van een wisse godennaam. Bij dezen de hoop dat herhaling heil brengt: de naam hoort niet Wodan te luiden, maar Woen. Wij zijn niet de eersten die hierover beginnen. “Het wordt eindelijk eens tijd, dat men de schooljeugd dien naam goed leert uitspreken,” zei de Leidse taalkundige Lammert Allard te Winkel erover in 1865. En ook heden zeggen de goede mensen van het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands: “De inheemse vorm is Oudnederlands wuodan (geschreven uuoden [791-800; CG II-1, 26]) en had in het Middelnederlands klankwettig tot *woeden > *woen moeten leiden (als in boedel > boel).”

Het woord waar de naam nog in schuilt, woensdag, geeft dit ook weer. Woensdag is letterlijk ‘Woens dag’, dat is de ‘dag van Woen’, oorspronkelijk een vertaling van Latijn diēs Mercuriī ‘dag van Mercurius’. De Romeinen en Germanen plachten immers elkaars goden te vereenzelvigen.

Woen gaat terug op Oudgermaans *wōdanaz (dan wel *wōdunaz), een afleiding bij ofwel het bijvoeglijke naamwoord *wōdaz ‘vervoerd, bezeten, razend’, dat met toevoeging van voorvoegsel is overgeleverd als Nederlands verwoed, ofwel het zelfstandige naamwoord *wōdaz ‘vervoering, bezetenheid, razernij’, dat is overgeleverd als Middelnederlands woet. Het hedendaagse (vrouwelijke) woord woede is een latere nevenvorm. De god Woen is dus genoemd naar de opperste vervoering die onze heidense voorouders zich bij hem voorstelden.

Daar wij niet wodansdag, verwood en wode zeggen, is het ons evenmin gelegen Wodan te zeggen. De Oudgermaanse *-ō- (indien beklemtoond) heeft zich in het Nederlands steevast tot een -oe– ontwikkeld, en de -d- verdwijnt doorgaans tussen klinkers. Vandaar: Woen. Voor wien de -d- te dierbaar is, zou Woedan ook nog kunnen.

Hoe is de vorm Wodan dan in omloop geraakt? Wel, een van de weinige eigentijdse overleveringen van deze naam hier te lande is te vinden in de zogeheten Oudsaksische doopgelofte uit eind 8e eeuw na Christus, bedoeld voor de afzwering van heidense goden. Daarin staat de naam vermeld als uuoden. Men leest dit nog wel eens als woden, doch in het Oudnederlands kan uuo- ook voor wuo- staan, zoals uuosti voor wuosti (Nederlands woest). Aangezien deze doopgelofte echter bedoeld was voor heidense Saksen, zou de naam hier ook wel in Oudsaksische vorm kunnen staan. In dat geval is woden inderdaad de juiste lezing, maar dan is hier dus ook sprake van een Oudsaksische en niet een Oudnederlandse vorm.

uuoden

Een andere eigentijdse overlevering van de naam is te vinden in een 9e of 10e eeuwse handschrift van de zogeheten Merseburger toverspreuken, uit het klooster te Fulda in wat nu Duitsland is. Daar staat geschreven uuodan (lees wodan). Dit is evenwel een Oudsaksische vorm; het betreffende klooster was een belangrijke plaats in de kerstening van de Saksen.

uuodan

Ten slotte, er is nog een andere godennaam die al jaren mishandeld wordt: men zegt Donar, maar dat is een Oudhoogduitse of Laat-Oudnederlandse vorm. De gewone, klankwettige vorm in het Nederlands is Donder. De naam is oorspronkelijk immers één en dezelfde als het woord donder, van Oudgermaans *þunraz. Hij schuilt bovendien nog in het woord donderdag (uit ouder donresdag), letterlijk ‘Donders dag’, dat is de ‘dag van Donder’. De invoeging van een -d- tussen -n- en -r- ter vergemakkelijking van de uitspraak is gewoon voor het Nederlands, zoals ook bij minder (uit ouder minre).

Zegt het voort, alstublieft.

Beeld
Gemaakt door Dauwvoeter. Alle rechten voorbehouden.

33 gedachtes over “Wodan? Woen!

  1. Heel goed! Laten we vooral niet doen alsof die goden in vergetelheid geraakt en hun namen dus versteend zijn. Er valt trouwens wel meer recht te zetten. De moeder van Jezus heet in hedendaags Nederlands Marije (klankwettige doorontwikkeling), zijn vader Joep en de eerste zijner apostelen Piet. Nog iets verder terug in de tijd: laten we Julius Caesar nu eindelijk eens Juul Keizer gaan noemen, en zijn opvolger Caesar Augustus: Keizer Oogst.

    1. Dat zijn redelijke overwegingen. Doch in woensdag vinden wij nu juist de vorm zoals we die zouden verwachten als deze god niet in vergetelheid was geraakt en zijn naam niet versteend. De naam leeft dus nog in diens klankwettige vorm. Hoe anders is het in Engels Wednesday waarin de naam de gevolgen van samenstelling niet echt heeft overleefd.

      Bovendien is het een inheemse naam, in tegenstelling tot Maria e.d., al hebben die inderdaad een Nederlandse geschiedenis lang genoeg om Nederlandse (neven)vormen te hebben. Nog een is overigens Kerst naast Christus.

    1. Van Freyr is geen West-Germaanse vorm overgeleverd. (Als die bijnaam hier wél had bestaan, dan zou de Nederlandse vorm Vrooi luiden.) Freyr is een Noord-Germaanse bijnaam voor de god die in het Oudgermaans bekend was onder de naam *Ingwaz (Nederlands Ing).

      Van verering van Freyja onder de West-Germanen is voor zover ik weet geen bewijs. Tenzij ze oorspronkelijk een en dezelfde is als Frigg, wier naam in het Nederlands Vrije zou luiden en nog schuilt in vrijdag. (De Nederlandse vorm van Freyja zou overigens Vrooie/Vrouwe luiden.)

      Verder verwijs ik u graag naar de Wichtnamen.

  2. Ik weet niet veel van de klankverschuivingen binnen het (oud)Nederlands maar naar mijn inziens hoeft “Wodan”, ooit “Uuoden”, niet “Woen” te hoeven zijn geworden in het standaard Algemeen Nederlands, echter doet het gebruik van WOENsdag natuurlijk wel vermoeden, als niet bevestigen, dat deze vorm naar waarschijnlijkheid bestaan moet hebben, in het (Laag)Frankisch waarschijnlijk.

    Op het Twents is Woensdag trouwens “Goonsdaag” (Godensdag), maar houden we ook wel een versaksischte vorm aan; “Woonsdaag”, “Woensdag” ((uitsp.) wo-ensdaag) of zelfs “Wendseldaag”.

    Met het oog nu weer op het Algemeen Nederlands, misschien gebruiken we “Wodan” in plaats van “Woen” omdat deze de langst (laatst) gebruikte (overleverde) vorm is binnen Nederland, in veel van de Saksische regio’s hield men langer vast aan het oude, de goden onder anderen.
    AN is ja ook versmolten met het Saksisch en zullen dus ook Saksische elementen gevonden worden, of dit de taalgeleerden uit Holland nu zint of niet, die “A” staat niet voor niets voor ALGEMEEN.

    1. Wel, laat me het zo stellen: Woen (gebeurlijk nog met een -d-) is zonder meer de klankwettige vorm in het standaard Nederlands, gezien diens algemene klankverschuiving van Oudgermaans -ō- (/ɔː/) naar -oe- (/uː/).

      Desalniettemin is het inderdaad altijd mogelijk dat een streektalige vorm de klankwettige standaard Nederlandse vorm verdringt en aldus de algemene wordt. Ik heb ooit eens dergelijke vormen verzameld.

      Maar zodra de keuze is tussen enerzijds het klankwettige standaard Nederlandse Woen, een vorm die bovendien al die tijd tot op de dag van vandaag bewaard is gebleven in woensdag, en anderzijds de Oudsaksische vorm Wodan, die niet uit onafgebroken overlevering maar uit (meer dan duizend jaar) oude handschriften komt, dan lijkt mij de eerste redelijker. Al haast ik me erbij te zeggen dat de vorm Wodan ook voor het Vroegoudnederlands te verwachten is.

      Dat gezegd hebbende: ik verkies voor iedere (streek)taal diens klankwettige vorm, dus bijvoorbeeld voor het Gronings: Woun (dan wel Wouden).

      1. Ik wil nog even terugkomen op de namen Freyr en Freya.
        Bij mijn weten is de West-Germaanse vorm voor Freyr: Fro, dat net als Freyr “Heer”‘ betekent. Ook kom je de naam Fro-Ing(waz) wel tegen. Ing is overigens verwant aan de Ingvaeonen, de West-Germanen. De betekenis van Fro-Ing kan dan Heer der West-Germanen zijn. Weliswaar zou Fro eerder Oud-Saksisch/Oud-Hoogduits dan Oud-Frankisch zijn, maar dan toch wel West-Germaans. Deze god van vruchtbaarheid en vrede werd door Saksen en Friezen vereerd. Op meerdere plaatsen heb ik gelezen dat de Friese plaats Fra-n-eker wil zeggen “Fra’s akker” (waarbij “akker” dan niet slechts de betekenis van bouwland heeft, maar wel in verband kan worden gebracht met vruchtbaarheid.

        Hoewel er weinig aanwijzingen zijn voor een verering van Freya in de Lage Landen, lijkt haar naam wel verwant of afgeleid van de naam van haar broer Freyr. Als die laatste naam in de Lage Landen Fro luidde, kan Freya dan worden herleid tot Frowa (Vrouwe)?

  3. Beste Erikjan,

    Het is wat ingewikkeld, omdat er van het mannelijke woord maar liefst drie verschillende Oudgermaanse vormen bestonden:

    1. *frawjaz ‘heer’ > Oudnoords Freyr
    2. *frawjō ‘heer’ > Oudsaksisch frôio, Oudengels frígea en Gotisch frauja
    3. *frawō ‘heer’ > Oudsaksisch frô(ho), Oudhoogduits frô, Oudengels fréa

    Nummer 3 is in het Nederlands overgeleverd, doch enkel versteend in de tweede naamval meervoud:

    *frawanōn ‘van heren’ > Oudnederlands frôno > Middelnederlands vrone ‘heerlijk, verrukkelijk, wonderschoon’ (bn.) en ‘domein, heerlijk goed, enz.’ (zn.).

    De drie vormen zouden in het Nederlands luiden:

    1. *frawjaz ‘heer’ > Oudnederlands *frouwe (verbogen naamvallen *frôi-) > Nederlands *vrouw (dan wel *vrooi, onder invloed van de verbogen naamvallen; vgl. de ontwikkeling van hooi)
    2. *frawjō ‘heer’ > Oudnederlands *frôio > Nederlands *vrooi
    3. *frawō ‘heer’ > Oudnederlands *frô > Nederlands *vro

    Strikt genomen is de Nederlandse tegenhanger van Oudnoords Freyr dus *Vrouw/*Vrooi (of dus alleen maar *Vrooi, omdat *Vrouw te verwarrend zou zijn). Maar we zouden inderdaad een oude nevenvorm kunnen gebruiken en aldus *Vro kunnen aanhouden.

  4. Ingvaeones is een latinisering van *Ingwijaniz ‘zij die bij *Ingwaz horen’, een volksnaam die in hedendaags Nederlands *Ingen zou luiden.

    Maar ik zou hen niet zonder meer West-Germanen noemen. Niet alle West-Germanen zijn Ingen, terwijl de Scandinaviërs evenwel tot de Ingen horen.

    De Scandinaviërs kenden *Ingwaz zoals gezegd als Freyr ‘heer’ en noemden hem ook wel Yngvi-Freyr ‘Ingen-Heer’. (Let op: Yngvi komt dus niet van *Ingwaz, maar van *Ingwijō, het enkelvoud van *Ingwijaniz.) Ook is de naam van het legendarische Zweedse(!) koningshuis der Ynglingar afgeleid van *Ingwaz. En in het Oudengelse heldendicht Béowulf wordt Hróðgár, de Deense(!) koning, ook wel de eodor Ingwina ‘beschermer der Ing-vrienden’ en fréa Ingwina ‘heer der Ing-vrienden’ genoemd.

    In Oudnoordse voornamen schuilt *Ingwijō (het enkelvoud van de volksnaam *Ingwijaniz), zoals Yngvildr (v.) en Ingibjörg (v.).

    Arminius, de leider der Cherusci, die in het Teutoburgerwoud de Romeinen zo genadeloos versloeg, had overigens een oom die volgens Romeinse geschiedschrijvers Inguiomerus heette, een latinisering van Oudgermaans *Ingwijamēraz ‘vermaard onder de *Ingwijaniz‘ of ‘vermaard als een *Ingwijō‘. De Cherusci (Oudgermaans *Heruskōz) zouden later ingelijfd worden door de Saksen.

    1. Heel veel dank voor de uitleg. Hedendaagse heidenen maken een potje van de godennamen, gebruiken alles uit verschillende tijden en talen maar door elkaar. Moet iedereen natuurlijk zelf weten, maar ik hecht er waarde aan om namen en begrippen te hanteren zoals ze zich in mooi hedendaags Nederlands zouden hebben ontwikkeld.
      Veel dank verder voor het bestaan van Taaldacht.

      1. Bedenk hierbij wel dat zij misschien gewoon geen toegang hebben tot historisch linguïstische bronnen die hen zouden toestaan om de namen van hun Goden te veranderen volgens de historische klankverschuivingen en dergelijke die tot een moderne vorm leiden.

      2. Beste Erikjan,

        Graag gedaan! Ik hecht veel waarde aan overeenstemming binnen taal en herken mijzelf in J.R.R. Tolkien, die zich bijvoorbeeld ergerde aan de meervoudsvormen elfs en dwarfs en liever de meer klankwettige vormen elves en dwarrows gebruikte. Hij wist dat die tweede wat moeilijk aan de man te brengen was, dus hij berustte in dwarves (doch vergelijk de naam Dwarrowdelf). In dezelfde trant gebruik ik in stede van de ontleende vormen azen en runen ook liever de waarlijk Nederlandse vormen anzen en ruinen – vergelijk namen als Ansbert en Ansgar en het werkwoord ruinen ‘fluisteren’.

        Overigens zal hier binnenkort nog een uitgebreid stuk over *Ingwaz verschijnen.

  5. Dank je wel voor je heldere en interessante artikel. Ik had nog wel een vraag, bij Wodan/Woen zeg je “en de -d- verdwijnt doorgaans tussen klinkers”, echter staat de d er bij Donar/Donder weer specifiek wel tussen. Is hier linguïstisch een reden voor?

    1. Beste Marjolijn,

      Het is mij een genoegen!

      In dat laatste geval komt de -d- niet tussen twee klinkers maar tussen -n- en -r-, oftewel twee medeklinkers:

      Oudnederlands thunar > Middelnederlands donre > dondre > Nederlands donder

      Oudnederlands minniro > Middelnederlands minre > mindre > Nederlands minder

      De reden hiervoor is enkel omdat de uitspraak van -nr- kennelijk moeilijk is. Probeer het maar eens en je merkt hoe gauw je er een -d- tussenstopt om de overgang tussen -n- en -r- te vergemakkelijken.

  6. Allereerst complimenten voor dit overzichtelijke blog. Mijn Nederlandse bron voor Indo Europese taal referenties. Zelf ben ik totaal niet taalkundig maar onderzoek connecties tussen architectonische decoraties in Azië en Europa.

    Daarbij kwam ik Woen ook tegen. Hij wordt verhult weergegeven in kerken als een wilde man (greenman) waarbij bladeren of wind uit zijn mond stromen. De goddelijke adem van Woen die ons leven brengt. Weon is tenslotte ook een van de aanvoerders van de mythische wilde jacht die met storm en wind gepaard gaat. “makkers staakt uw wild geraas”

    Deze associatie tussen wind en Woen bracht mij bij het woord woei. Zou dit verwant kunnen zijn aan Woen ?

    1. Bedankt voor je bericht, Hrodberht.

      Ik heb al een tijdje het voornemen om over Woen en de Wilde Jacht (af) te schrijven, dus hou ons in de gaten.

      Verder ben ik bang dat woei en Woen niet aan elkaar verwant zijn.

      Ten eerste is woei een latere vorm, onstaan naar voorbeeld van droeg bij dragen en voer bij varen. De oorspronkelijke verleden tijd was wieuw (Middelnederlands wieu).

      Ten tweede, het werkwoord waaien is de voortzetting van Oudgermaans *wēanan, van de Proto-Indo-Europese wortel *h2u̯eh1, terwijl Woen de voortzetting is van Oudgermaans *Wōdanaz, van de Proto-Indo-Europese wortel *u̯eh2. Deze twee wortels zijn niet met elkaar te verzoenen.

      Niettemin, het is mooi dat waaien en Woen met elkaar (begin)rijmen.

  7. Mooie overwegingen, maar als niet taalpurist of niet etymoloog kijk en luister ik ook naar de schoonheid van het woord. Woen klinkt niet mooi, net zoals ik de vernederlandste namen in de Edda ook voor geen meter vindt klinken. Die vertaalde namen klinken op zijn best als een slecht vertaalt kinderboek. Alle overwegingen ten spijt, woen gaat door mij niet gebruikt worden. Het woord woen klinkt niet eervol, het klinkt zoals de vertaalde namen in Edda vertalingen zoals hierboven genoemd als een kinderboek en het klink een beetje te simpel voor een god. Taal is ook emotie. De emotie die woen oproept past niet bij Wodan…. Overigens vind ik de website van Taaldacht erg interessant, waarvoor hulde.

    1. Hier kan ik inkomen, want het oor wil uiteraard ook wat. Niettemin denk ik dat het ook een kwestie van wennen is en hoe men Woen leest (of hoort in gedachten). Zo houd ik zelf de -oe- vrij lang aan, waardoor de naam vanzelf meer verheven en dieper klinkt. Daarnaast zie ik zoals gezegd Woedan als een goede nevenvorm. In elk geval is het voor mij belangrijk dat het klankverband met woensdag, woede en verwoed duidelijk blijft.

  8. Ik lees al enige tijd met veel plezier uw artikelen op Taaldacht, maar dit is mijn eerste post. Behalve dat de onderwerpen waar u over schrijft mij zeer aanspreken, kan ik ook echt genieten van het haast poëtische Nederlands dat u gebruikt. Nu heb ik twee vragen:

    In de moderne Scandinavische vertalingen van de Oudnoordse teksten wordt er geschreven over Odin (Noors en Deens) en Oden (Zweeds). Zou de moderne klankwettige naam dan niet On moeten zijn, aangezien ‘woensdag’ in het Noors, Deens en Zweeds ‘onsdag’ luidt?

    Ik zou graag meer willen leren over taalverandering in het Nederlands, zodat ik zelf kan herleiden hoe een bepaald woord zich ontwikkeld heeft. Kunt u mij enige ‘beginnersliteratuur’ aanbevelen?

    1. Beste Memphiso,

      Bedankt voor de vriendelijke woorden.

      We zouden in het Noors, Zweeds en Deens misschien eerder On verwachten, inderdaad. Hoe dan ook valt de /d/ in die talen vaak weg tussen medeklinkers, zoals in het Nederlands, en ook aan het einde van woorden.

      Het handhaven van de /d/ zal in het geval van Odin/Oden komen doordat deze naam al tijden voornamelijk tot de boekentaal beperkt is en er een neiging is om de fraaiste, volste vorm te gebruiken. Om dezelfde reden zal in het Nederlands de vorm Woeden of Woedan voor veel mensen mooier zijn dan Woen.

      Voor de ontwikkeling van het Nederlands uit het Oudgermaans is Schönfelds Historische grammatica van het Nederlands een klassieker, zij het duidelijk verouderd. In het Engels, maar vrij nieuw en misschien toegankelijker is de Historical Development of Dutch van dr. Michiel de Vaan. (Ik betwist wel enkele van de opmerkingen in de inleiding, over het Keltisch in de Lage Landen.)

      Misschien ook handig om bij de hand te hebben is het overzicht van klankverschuivingen dat ik enkele jaren geleden heb gemaakt.

      Verdere vragen zijn altijd welkom.

      Hartelijke groet,
      Olivier

      P.S. Zeg gerust jij.

      1. In het Zweeds en in het Noors klinkt “Ons” precies hetzelfde zo als “Oens” in het Nederlands.

        Oden in het Zweeds & Odin in het Noors zijn uitgesproken als “Oeden” & “Oedin”.

        Mvg,

        En Asatroende Svensk in Nederland

      2. Dag Hjalle,

        Ja, het is opmerkelijk hoe de oorspronkelijke Germaanse open /ɔ:/ (thans gespeld als ) in de meeste Germaanse talen is veranderd in een gesloten /u:/ en dergelijke.

  9. Hallo Olivier,
    Heb je wellicht al gehoord van de Vindelev ‘hoord’? Daar zou ondermeer een gouden bractaat zijn gevonden met de vroegste vermelding tot nu toe gevonden van Woen, vijfde eeuw. Echter in verschillende media wordt de runeninscriptie verklaard vanuit het noordgermaans. Zie oa op YouTube de bespreking door Jackson Crawford, https://youtu.be/hve41xtNOsE

    Ik vroeg me af of dit wel klopte aangezien Vindelev in/op Jutland ligt en het dus westgermaans kon zijn gezien de periode.

    Nog een fijn Oosteren gewenst!
    Jeroen

    1. Hai Jeroen,

      Hoop dat je een vrolijke Oosteren gehad hebt!

      In het Vindelev-hoord had ik me nog niet echt verdiept. Nu nader kijkende heb ik wel vragen bij de duiding. Gelezen wordt Wodnas (2e naamval), maar de ruinstaf die voor /n/ moet staan wijkt af van de gewone, te verwachten ᚾ. Jackson stipt dit ook aan. Ik ben geen toegewijd, volleerd ruinkundige, dus ik houd het voor mogelijk dat die afwijkende ruinstaf ook elders gevonden is en wacht daarom het te verschijnen stuk af. Ik besef ook dat een godennaam niet misstaan zou op een werk als deze gulden bracteaat.

      Over de wijze en tijd van vertakkingen van het Germaans in die eerste eeuwen na onze jaartelling zijn de meningen nog altijd verdeeld. Opvallend in dit geval is het gebruik van iz ‘hij’. Voortzettingen daarvan zien we immers alleen in de Westgermaanse talen. Het kan zijn, zoals Jackson stelt, dat het Noordgermaans dat voornaamwoord aanvankelijk nog had, zo vlak na zijn afsplitsing, maar daar zijn anderszins geen aanwijzingen voor.

      Hetzelfde geldt voor het voorkomen van Jaga op een van de werken. Dit wordt door de onderzoekers kennelijk geduid als afleiding van de voorloper van jagen, maar in het Noordgermaans is dat werkwoord niet als erfwoord overgeleverd. Er is wel Oudnoords jaga, maar dat is een ontlening van Middelnederduits jagen in de Hanzetijd.

      Die uitgang -a valt ook op, want die is kenmerkend voor het Oudengels en Oudfries in het geval van mannelijke woorden. Jackson geeft het woord als Jaga(z), alsof er een z afgesleten kan zijn, maar in het Deense stuk waar hij naar verwijst spreekt staat eenduidig Jaga. Ik heb zelf het woord nog niet teruggevonden op de beschikbare beelden, dus ook daar zal ik mijn oordeel moeten uitstellen.

      Hoe dan ook, ik denk nu dat er in vijfde-eeuws Jutland Noordwestgermaans gesproken werd, de voorloper van zowel het Noord- als Westgermaans. Maar dit Jutse Noordwestgermaans neigde wel naar ontwikkeling tot Westgermaans, of beter gezegd de vorm van Westgermaans die leidde tot Oudengels en Oudfries. De westwaartse uitbreiding der Denen veranderde dat.

      Groeten,
      Olivier

  10. Hoi Olivier,
    Ja, dankje.
    Jij ook, hoop ik?

    Denk je dus dat in de vijfde eeuw of rond het jaar 4oo het Protogermaans nog niet zover is om opgesplitst te worden in Noord- en Westgermaans? In plaats daarvan wel soort regiolect als Noordwestgermaans.

    Hoe zit het trouwens met het Gotisch, mag dat nog steeds Oostgermaans genoemd worden of bestaat dat niet meer? Ik herinner me dat een aantal jaren geleden beweerd werd dat Oostgermaans geen juiste benaming meer was en dat het eerder Noordgermaans zou zijn… Het kan verkeren…

    Er wordt trouwens ook een deel van de inscriptie als “hostiōz” gelezen. Dat zou dan “offerdier” betekenen en een Latijnse ontlening zijn. Is een dergelijke vroege ontlening mogelijk zover naar het noorden?

    Excuses voor de vele vragen maar je weet ook zoveel 🙂

    Wederom van harte dank,

    Jeroen

    1. Voor mij was de eerste oosterdag een genot onder de zon, in goed gezelschap!

      De gedachte, in navolging van o.a. Elmar Antonsen en Don Ringe, is ruwweg dat het Oudgermaans eerst splitste in enerzijds Noordwestgermaans en anderzijds Oostgermaans (vanwaar het Gotisch). Vervolgens splitste het Westgermaans zich door vernieuwingen (bijv. het afslijten van *-az) af van het Noordwestgermaans, dat nog even als zodanig bleef bestaan en zich later ontwikkelde tot het Oernoords en vandaar het Oudnoords.

      Het is moeilijk om hiervoor genauwe tijdsbepalingen te geven. Het ging uiteraard ook geleidelijk, niet overal tegelijk en wel met tussengebieden die later verdwenen. Maar ik denk grof gezegd dat Jutland in de vijfde eeuw behoorde tot de gebieden waar het Westgermaans aan het ontstaan was.

      Het woord dat gelezen wordt als hostiōz (met -ōz als mannelijke en vrouwelijke meervoudsuitgang) heb ik zelf nog niet gezien. Maar als het er inderdaad zo staat houd ik het voor mogelijk dat het een ontlening is van Latijn hostia ‘offer; offerdier’. Het is niet ondenkbaar dat dit woord in de vijfde eeuw Jutland bereikt had, gezien de betrekkingen met het zuiden, dat toen al eeuwen in aanraking met de Romeinse wereld was.

      In dezelfde tijd raakte bijv. ook Latijn strāta ‘steenweg’ in gebruik in grote delen van de Germaanse wereld. Dat weten we omdat de Romaanse verzachting van de /t/ tussen klinkers naar /d/ al in de zesde eeuw voltrokken was. M.a.w., vanaf de zesde eeuw zou het woord ontleend zijn als strāda, niet strāta.

Laat een reactie achter op Olivier van Renswoude Reactie annuleren

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.