Saai

De klanken van woorden passen vaak goed bij hun betekenis. Of dat lijkt zo, want de geest kan de twee uiteraard maar moeilijk los van elkaar bedenken en ze hebben vandaar vanzelf invloed op elkaar. Dat is ook de reden waarom liefde zo vaak tot ‘mooiste woord’ wordt uitgeroepen, hoewel het –laten we wel wezen– niet bijzonder welluidend is. Maar in saai hebben klank en betekenis toch wel een goed huwelijk. Dat komt vast ook doordat het zo gemakkelijk gerekt kan worden om de verveling en Langeweile nog eens goed te benadrukken: saaaaaai… Is het dan zoals dat heet een klankschilderend woord? Nee, waarschijnlijk niet. Maar de herkomst die de woordenboeken voorstellen is ook niet overtuigend.

Lees verder “Saai”

Òl nak

Also available in English.

Schapen worden al een tijdje gehouden in de Lage Landen. Het oudste ras van West-Europa, het ranke Drents heideschaap, kwam hier al zesduizend jaar geleden voor, genoegzaam grazend en blatend. Het is echter opmerkelijk dat ons woord voor dit wollebeest niet zo heel oud lijkt te zijn: schaap moet tamelijk laat zijn gevormd bij schaven dan wel scheppen. Het oorspronkelijke woord is ooi, maar dat verwijst sinds vele eeuwen enkel naar het wijfje. Ondertussen is er in het uiterste noorden van ons vasteland, het Hogeland van Groningen, nog een eigenaardig woord voor het schaap te vinden: nak. En dat zou wel eens heel oud kunnen zijn.

Lees verder “Òl nak”

Heibel!

Het is even na het jaar 1900 als heibel voor het eerst opduikt in de Nederlandse geschriften. Het woord behoort dan al een tijdje tot de spreektaal en in het bijzonder tot het Bargoens, de zogenaamde dieventaal die gebezigd werd door mensen aan de onderkant van de samenleving. Veel Bargoense woorden waren van Jiddische en uiteindelijk Hebreeuwse herkomst, en sommige daarvan zijn in het algemeen Nederlands terecht gekomen, zoals bajes, gokken, jatten, lef, pleite, smeris, smoes en stiekem. Met recht dan dat woordvorsers denken dat ook heibel in dit rijtje hoort. Toch is er reden tot twijfel, mede vanwege enkele Groningse woorden.

Lees verder “Heibel!”

Het nosse woud in

Ze liepen achter elkaar. De ingang naar het pad was als een boog die leidde tot een duistere tunnel, gemaakt door twee grootse bomen die samenleunden, te oud en gewurgd door veil en baardmos om meer dan een paar verzwarte bladeren te dragen. Het pad zelf was smal en wond zich in en uit tussen de stammen. Al gauw was het licht aan de poort als een klein, hel gat ver achter hen, en de stilte was zo diep dat hun voeten voort leken te bonzen terwijl alle bomen over hen leunden en luisterden.

Vertaald uit The Hobbit van J.R.R. Tolkien

De stilte in het woud of elders in het wild kan heerlijk zijn en geheel tot rust stemmen. Maar doodse stilte –als blad niet ruist noch vogel zingt– spelle onheil, als ware er kwaad in aantocht. Het is een opmerkelijke overgang die men wellicht niet even gauw in de gaten heeft. Dus toen ik alweer enige tijd geleden het eigenaardige Groningse woord nosk tegenkwam, met diens betekenis ‘(dood)stil in de natuur’, tuurde ik met zowel argwaan als verwondering en vroeg ik mij af: wat voor een stilte werd er oorspronkelijk bedoeld met dit woord? Was het wel een aangename?

Lees verder “Het nosse woud in”

Joe

De laatste maanden heb ik mij verwonderd over joe, dat wel gebruikt wordt naast het bekendere ja. Taaljournalist Gaston Dorren bracht dit tussenwerpsel laatst ter sprake als een van de gemeenzamere antwoorden die men op dankbetuigingen kan geven. Inderdaad, ik zeg vaak “joe” als iemand mij bedankt voor een bewezen dienst. Maar ik gebruik het ook om aan te geven dat ik iets gehoord heb of goed vind of zal doen: “Ik bel je later.” – “Joe.” “Kun je me hiermee helpen?” – “Joe.” Het is een zachtere, vriendelijkere vorm van ja en misschien ook wel te beschouwen als de Nederlandse weerga van het alomtegenwoordige Engelse okay.

Lees verder “Joe”

Op de schaats, op de scheuvel

Nederland is een beetje de bullebak van het wereldwijde wedstrijdschaatsen geworden. Dat hoeft geen verrassing te zijn, want onze schaatsers zijn gescherpt door geweldige wedijver in eigen land. Al eeuwen gaat men hier des winters in groten getale het ijs op, zoals mooi getoond door menig schilderij. Opmerkelijk is dan dat het woord schaats aan een Romaanse taal is ontleend, terwijl er aan eigen woorden geen gebrek was. Eén woord in het bijzonder, het noordoostelijke scheuvel, is vermoedelijk minstens 1500 jaar oud.

Lees verder “Op de schaats, op de scheuvel”

Boet

Onlangs zat ik hier in Groningen voor het witte doek. Elysium draaide, een knap gemaakte film met een overdreven verhaal over een akelige toekomst waarin de rijken vanuit een ringvormige ruimtestad genaamd Elysium de armzalige bewoners van een overbevolkte Aarde uitbuiten.

Kruger“Kom, boet!” zegt een van de slechteriken –een ruwe Zuid-Afrikaanse huurling genaamd Kruger– op een gegeven ogenblik vals-vriendelijk in het Afrikaans wanneer hij iemand zijn ruimteschip in wenkt. Ik denk: ha, boet, dat moet hetzelfde woord zijn als Gronings buit, een vriendelijk woord voor ‘jongen’. Tegelijkertijd hoor ik ook enkele rijen achter mij iemand zeggen: “haha, buit!” Niet veel later begint de huurling zachtjes Jan Pierewiet zingen.

Lees verder “Boet”

Afstammingsnamen in de Lage Landen

In IJsland is het nog de maatstaf: daar hebben de meeste mensen geen achternaam, maar een vadersnaam, ook wel bekend als patroniem. Een dergelijke naam geeft aan wiens zoon of dochter iemand is. Zo heet het huidige staatshoofd van IJsland Ólafur Ragnar Grímsson. Hij is dus de zoon van Grímur. Het vorige staatshoofd heet Vigdís Finnbogadóttir. Zij is dus de dochter van Finnbogi. In de Lage Landen was het vroeger niet anders, en veel achternamen alhier zijn dan ook versteende vadersnamen. Maar waar het huidige IJsland maar één slag vadersnaam heeft, hadden de Lage Landen er verscheidene.

Lees verder “Afstammingsnamen in de Lage Landen”

Tongel

Weinig dingen zijn ouder dan de sterren. Zo oud zijn zij, dat al het leven in Middenaarde letterlijk van sterrenstof is gemaakt: de meeste hoofdstoffen, zoals de voor levensvormen zo belangrijke koolstof, zijn ooit ontstaan in de kern van sterren die inmiddels allang zijn vergaan. Het is dan ook betamelijk dat ster een van de oudste woorden is die we kennen en hebben.

Lees verder “Tongel”

Mijn en dijn

Telkens wanneer ik iemand de uitdrukking mijn en dijn hoor zeggen of zie schrijven vuurt mijn gemoed. Dijn ‘jouw’ is mij namelijk een welbemind oud woord, stammend uit een tijd dat du/dou ‘jij’ in het algemeen Nederlands nog niet door gij/jij was vervangen. De Scandinavische talen, het Duits, het Fries en ook het Gronings en het Limburgs gebruiken allemaal nog een vorm van du/dou en dijn.

Lees verder “Mijn en dijn”

Bondig

Waarom geniet het Engels bij Nederlanders zo vaak de voorkeur, in zang en handel en wat niet al, boven de eigen taal? Afgezien van het aanzien en de klanken komt dit misschien doordat het Nederlands doorgaans meer lettergrepen vergt dan het Engels. Alleen al het voltooid deelwoord met zijn ge- maakt het Nederlands betrekkelijk lang: vergelijk geboren met born.

De bondigheid van het Engels komt ook door het alleraardigste achtervoegsel -ed, dat zoveel betekent als ‘beschikkend over, in het bezit van, behept met’, terwijl wij het moeten zien te redden met aanvoegsels als ge–(d/t), be–(d/t) en -ig om datzelfde uit te drukken. Zo zeggen de Engelsen bijvoorbeeld horned waar wij gehoornd zeggen. Zij zeggen bearded en blue-eyed, wij gebaard/bebaard en blauwogig.

Lees verder “Bondig”