De ware apen van het noorden

Also available in English.

Sinds de Middeleeuwen gebruiken wij het woord aap voor een zekere uitheemse vierhander. Maar dit woord werd tweeduizend jaar geleden al in de Germaanse wereld gebruikt en verwees toen waarschijnlijk naar een heel ander wezen, en wel een uit het inheemse volksgeloof: een bedrieglijke en afzichtelijke zwarte gruwel die in het water op de loer lag.

Lees verder “De ware apen van het noorden”

Zwarte Piet

De olijke, overdreven uitgebeelde ‘Moorse’ knechten van Sinterklaas zijn iets van de laatste twee eeuwen. Maar pikzwarte gedaanten die rond midwinter de gemeenschap tot goed gedrag verschrikken, al dan niet onder leiding van een gezwinde grijsaard, zijn een oudere en wijdverbreide voorstelling in de Germaanse wereld en daarbuiten. Oorspronkelijk waren het de schimmen der overledenen, daarna geknechte duivels en dergelijken. Zwarte Piet of gewoon Piet bestaat in de Lage Landen dan ook al minstens enkele eeuwen als een van vele volkse namen voor de duivel. Maar waar komt deze benaming vandaan?

Lees verder “Zwarte Piet”

De lange slaap

De dood wordt al sinds mensenheugenis een slaap genoemd, een lange slaap. Sterven kan nog immer ontslapen of inslapen heten en de beminde overledene wordt gewenst zacht te rusten. Het is thans vaak niet meer dan een verbloemende uitdrukking, daar velen niet meer geloven in enig hiernamaals, doch voor wie goede hoop heeft op meer dan duisternis na dit licht is het een zinnige vergelijking. Naar de vermoedens van een wijsgeer als Owen Barfield ware het ooit niet minder dan een vereenzelviging en achtten onze verre voorouders de twee als onlosmakelijk verbonden: de dood is een slaap en de slaap is een dood; ze zijn twee vormen van hetzelfde.

Lees verder “De lange slaap”

Van zwaardzijde en spilzijde

Het is niet boud om te stellen dat onze middeleeuwse en vroegere voorouders dichterlijker van taal waren dan wij hedenvolk zijn. Overdracht en zinnebeeld bezielden hun spraak te meer, al waren zij zich daar wellicht niet eens zo van bewust. Een mooi getuige hiervan is dat zij spraken van hun zwaardzijde en spilzijde wanneer zij de mannelijke en vrouwelijke lijn der verwantschap bedoelden, welke wij thans minder bekoorlijk vaderszijde en moederszijde noemen, en dat zij verwanten aan weerszijden ook wel zwaardmagen en spilmagen noemden.

Lees verder “Van zwaardzijde en spilzijde”

Met valen mennen

Er bestond in het Middelnederlands (1200-1500) een merkwaardige uitdrukking die gebruikt werd door onder meer de dichters Willem van Hildegaersberch en Jacob van Maerlant: met valen mennen. Hiermee werd zo veel bedoeld als ‘kwaad doen, onrecht doen, slinks bezig zijn, bedriegen’ maar ook ‘van de goede weg afdwalen’. Wie ment (rijdt) met valen is onbetrouwbaar, voor anderen en voor zichzelf. Maar wat is nu de letterlijke bedoeling?

Lees verder “Met valen mennen”

Wodan? Woen!

De tere ziel van Taaldacht wordt al jaren geteisterd door de wijdverbreide wanuitspraak van een wisse godennaam. Bij dezen de hoop dat herhaling heil brengt: de naam hoort niet Wodan te luiden, maar Woen. Wij zijn niet de eersten die hierover beginnen. “Het wordt eindelijk eens tijd, dat men de schooljeugd dien naam goed leert uitspreken,” zei de Leidse taalkundige Lammert Allard te Winkel erover in 1865. En ook heden zeggen de goede mensen van het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands: “De inheemse vorm is Oudnederlands wuodan (geschreven uuoden [791-800; CG II-1, 26]) en had in het Middelnederlands klankwettig tot *woeden > *woen moeten leiden (als in boedel > boel).”

Lees verder “Wodan? Woen!”

Sigelhearwan

Toen de Angelsaksen in Brittannië meer dan duizend jaar geleden vele verhalen uit de klassieke en bijbelse wereld opschreven in hun eigen taal, het Oudengels, vertaalden ze doorgaans niet de namen van mensen en volkeren en landen. Hooguit voegden ze ter verduidelijking eigen woorden toe. De Romeinen waren domweg Rómáne dan wel Rómwaran, de Grieken Grécas, de Israëlieten Israélas, de Egyptenaren Egipte, enzovoort. Maar merkwaardig genoeg gebruikten ze uitgerekend voor de Ethiopiërs steevast een volstrekt eigen benaming, namelijk het raadselachtige Sigelhearwan – alsmede latere nevenvormen als Sílhearwan en Sigelwaras.

Lees verder “Sigelhearwan”

Lind

De meeste Germaanse namen zijn van oudsher een samenstelling van twee naamstammen, oftewel woorden die uit gewoonte gebruikt worden voor het samenstellen van een naam.  Zo is de naam Herman niets anders dan een (licht verbasterde) samenstelling van heer ‘heerschare, leger’ en man, en betekent Herman zoveel als ‘krijger, soldaat’. Van de meeste naamstammen is de betekenis vrij duidelijk, maar in sommige gevallen tasten we ietwat in het duister.

Een van die geheimzinnige naamstammen is lind, die tegenwoordig jammer genoeg bijna uitsluitend nog voorkomt in Linde en Linda, vleivormen van namen die op -lind eindigen. Wat betekent lind nu eigenlijk als we het tegenkomen in een naam?

Lees verder “Lind”

De wedewees

In het jaar van Onze Heer 1393 maakt Karel VI van Frankrijk de blits op het bal. De koning, niet geheel onterecht bekend als Karel de Waanzinnige, voert met vijf edelen een bijzonder vermakelijke dans op, want de heren zijn verkleed als wilde bosmannen. Geheel gehuld in pakken van linnen, hars en vlas lijken ze van top tot teen behaard. Zelfs het gezicht is bedekt, en zo weten de toeschouwers niet dat de koning zelf daar huilend als een wolf opgaat in zijn rol. Omdat de pakken zeer brandbaar zijn worden toortsen op afstand gehouden. Doch één toorts komt toch te dichtbij en binnen enkele tellen vatten alle zes dansers vlam. De koning wordt gered door de vijftienjarige hertogin van Berry die schielijk haar grote rok over hem werpt. Een andere danser weet zich te doven in een ton met water, maar voor de overige vier is het gauw te laat: zij worden levend verbrand. Het toch al schamele vertrouwen van het volk in de koning wordt er niet groter op, na dit bal des ardents (‘bal der brandenden’).

Lees verder “De wedewees”

Nibelungenlied – een bespreking

Wee uw vrije uren in dit najaar, want het Nibelungenlied is opnieuw vertaald; ditmaal door Jaap van Vredendaal, die eerder voor zijn rekening nam de Heliand, het vermaarde Oudsaksische heldendicht over Jezus.

Het Nibelungenlied, voor wie zich nu achter de oren krabt, is een Duits heldendicht dat rond het jaar 1200 door een onbekende is opgeschreven in het Middelhoogduits, de voorloper van het hedendaags Hoogduits. Het bijna tienduizend regels tellende rijmwerk wordt gezien als een van de pronkstukken van het Duitse erfgoed; het is een zeer voornaam voorbeeld van de christelijk ingegeven hoofse letterkunde van de middeleeuwen. Doch evenwel is het een nagalm van de Germaans-heidense houding van genadeloze en volstrekte wraak binnen een reeks van lotswendingen die leiden tot de doem van menig ziel. Het Nibelungenlied eindigt niet met “en zij leefden nog lang en gelukkig.”

Lees verder “Nibelungenlied – een bespreking”

Land-van-de-rijzende-zon

Hoezeer ik ook de taal liefheb die gevormd is langs de weerbarstige Noordzee, soms voel ik toch een onweerstaanbare drang om even te ontsnappen aan deze omheinde uithoek van de Westerse Wereld. Dan denk ik mij graag temidden van neersneeuwende kersenbloesems en overhangende pagoda’s in het land waar – in de woorden van één inwoner – niet het helle licht wordt aanbeden van de vermeende vooruitgang, maar de lange, eerbiedwaardige schaduw van een rijk verleden. Zo kwam ik ertoe mijn eerste stappen te zetten in de wereld van een taal die wellicht niets met de onze van doen heeft – maar toch veel over onszelf kan vertellen.

Lees verder “Land-van-de-rijzende-zon”

De spinnende godin

De godinnennaam Tanfana blijft mijn gemoed beheersen. Ontevreden met de twee duidingen die ik in mijn vorige stuk gaf ben ik andere mogelijkheden gaan overwegen. En zo ben ik op een duiding gekomen die mij aannemelijker voorkomt. Waar ik de naam aanvankelijk voor een afleiding hield, gelijk velen voor mij, houd ik er nu rekening mee dat hij eerder een samenstelling is. Dat verandert de zaak.

Lees verder “De spinnende godin”