Le point-virgule

Inmiddels is de storm weer gaan liggen, maar enkele jaren geleden woedde er een hevig debat over de al dan niet tragische teloorgang van de puntkomma. Met name in Engels- en Franstalige media was een ieder die het woord semicolon of point-virgule in de mond nam zijn leven niet meer veilig. Het debat werd aangezwengeld door Fransen die hun onverbeterlijke taalpurisme nu eens op de leestekens wilden botvieren: de naderende ondergang van de puntkomma zou te wijten zijn aan de verderfelijke invloed van Angelsaksische taalvandalen. Les rosbifs zijn immers veel te ruw en onbehouwen – met hun slechte bier en barbaarse eetgewoontes – om zo’n elegante en subtiele uitvinding als de puntkomma op waarde te kunnen schatten.

Lees verder “Le point-virgule”

Tsunami(sch)

Hoewel de strijd met Vader Oceaan inmiddels in ons voordeel beslist lijkt, wordt ons land de laatste jaren geteisterd door een toenemend aantal tsunami’s. Na de grote watterrampen in het Verre Oosten volgden recentelijk behalve een tsunami van obesitas, ook tsunami’s van bananen en goedkoop buitenlands bier, alsmede van omvallende bedrijven, hangmatspinnen, meeuwen, en zelfs voorkeursstemmen. Gelukkig hadden onze politici zich goed voorbereid op al dit natuurgeweld. Zo las ik onlangs dat de toch weinig sportief ogende Rita Verdonk behendig meesurft op een tsunami van xenofoob gewauwel (daar kunnen onze aziatische lotgenoten nog wat van leren), en van een tweede politica schrijft men zelfs dat ze keihard (!) meesurft op een tsunami van Europese massahysterie. Het moge duidelijk zijn: aan massahysterie geen gebrek.

Lees verder “Tsunami(sch)”

Hunkerend naar de derde ster

De voetbalinterviews rond de apotheose van het kampioenschap waren scherpzinnig als altijd. Ditmaal viel vooral de grote creativiteit op waarmee spelers, trainers en journalisten het Amsterdamse verlangen naar de ‘derde ster’ typeerden. De supporters hadden er naar gesnakt (De Boer), zelfs gesmacht (De Jong), en spelers voelden de honger van de stad in hun hart (Vertonghen). Verslaggever Joep Schreuder deed er nog een schepje bovenop: de hele dag beweerde hij dat Amsterdam zeven jaar lang naar deze overwinning had gehunkerd. Zijn woordkeuze werd helaas door niemand overgenomen en viel daardoor enigszins uit de toon – al heeft dat wellicht ook met de geschiedenis van het woord te maken.

Lees verder “Hunkerend naar de derde ster”

Leuke gedichtjes

In een verloren ogenblik hoorde ik onlangs een mij onbekend persoon – vast een Bekende Nederlander – in een praatprogramma vertellen over de ‘leuke gedichtjes’ die hij geschreven had. In gedachten probeerde ik me, overigens zonder veel succes, voor te stellen hoe een Engelse gast dit gezegd zou hebben. ‘Nice little poems’ was mijn beste maar weinig bevredigende gooi: ik geloof niet dat ik dit daadwerkelijk ooit gehoord heb.

Lees verder “Leuke gedichtjes”

Kleurrijke boodschappers

Hoewel het begin van de lente nog ver weg lijkt, zijn de eerste krokussen en narcissen alweer verschenen. Behalve hun weelderige kleuren en geuren, brengen de lentebloemen ook de Griekse mythen in herinnering waar hun schone namen aan ontleend zijn: legenden van jongelingen als Narkissos, Krokos en Hyakinthos, die verstrikt raakten in goddelijke aangelegenheden en, eer nog de zomer van hun leven aanbrak, stierven in de schoonheid der jeugd – net als de bloemen waarin ze voortleven. Een heel ander verhaal vertelt de iris, de kleurrijke boodschapper der goden op wier komst we nog enkele maanden moeten wachten.

Lees verder “Kleurrijke boodschappers”

De harp en de camera

Ongetwijfeld het invloedrijkste zinnebeeld voor het Romantische in de literatuur is ontleend aan M.H. Abrams’ The Mirror and the Lamp (1953). Waar eerdere schrijvers zich zagen als een spiegel die zo getrouw mogelijk de werkelijkheid reflecteert, aldus Abrams, wilde de Romanticus juist zijn als een lamp, die een nieuw licht op de wereld schijnt. Veel minder bekend, maar minstens zo verhelderend, zijn de metaforen (of symbolen) die Owen Barfield introduceert in zijn essay “The Harp and the Camera” (1977).

Lees verder “De harp en de camera”

Verguisd en vergeten?

Zelfs binnen de grenzen van Academia is hij tegenwoordig zo goed als vergeten, maar eens gonsde zijn naam door de gangen van Oxford en Cambridge waar menig jonge student, ontsnappend aan de strenge blik van zijn hoogleraren, in zijn betoverende versen een glimp opving van een wereld die mijlenver van de preutse moraliteit van het victoriaanse Engeland verwijderd was. Áls Algernon Charles Swinburne (1837-1909) nu nog herinnerd wordt, dan is het vanwege het schokeffect dat zijn anti-christelijke sentimenten en sexuele perversiteiten teweegbrachten in het Engeland van de jaren 1860. Het verschijnen van Poems and Ballads (1866) leverde hem al gauw de bijnamen Swineborne, Swiftburn en Sinburn op, en beroemd is dat dichteres Christina Rossetti de regel ‘The supreme evil, God,’ schrapte uit haar editie van Atalanta in Calydon (1865). Helaas overschaduwt dit eenzijdige beeld van Swinburne de werkelijke en blijvende waarde van zijn poëzie – zijn uitzonderlijke meesterschap van de muziek van traditionele versvormen.

Lees verder “Verguisd en vergeten?”

Een Nederlandse Inkling?

Op deze blog worden als inspiratiebronnen vaak leden van de zogenaamde Inklings genoemd, waaronder J.R.R. Tolkien, C.S. Lewis en Owen Barfield. In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw zetten zij zich gezamenlijk af tegen de toenmalige literaire, filosofische en religieuze opvattingen. Dat een Engelstalig schrijversgezelschap hier als inspiratie dient is vooral te wijten aan het feit dat er, naar mijn weten, in het Nederlandse taalgebied van een vergelijkbare stroming geen sprake is geweest. Toch is er één Nederlandse schrijver wiens leven en werk verrassend veel overeenkomsten vertoont met dat van verschillende Inklings, met name Tolkien en Lewis: Adriaan Roland Holst, de ‘Prins der Nederlandse Dichters’.

Lees verder “Een Nederlandse Inkling?”

Werkwoordstijl

In een eerdere bijdrage kwam ter sprake dat volgens de filosoof Owen Barfield de taal van vroegere eeuwen getuigt van een minder gefragmenteerd wereldbeeld dan het huidige. Zo waren in het antieke Griekenland nu gescheiden concepten als ‘wind,’ ‘adem,’ en ‘geest’ nog verenigd in het ene woord pneuma. De oude Grieken leefden, in Barfields woorden, nog met ‘original participation:’ ze voelden zich minder afgescheiden van hun omgeving en zagen een onderliggende eenheid waar wij slechts verscheidenheid zien.

Lees verder “Werkwoordstijl”

Muzikaal proza

“Alle kunst streeft ernaar muziek te worden,” volgens het beroemde motto van Walter Pater. Binnen de letterkunde is vooral de dichtkunst veelvuldig met muziek in verband gebracht: zij wordt een zelfde oorsprong toegedicht, en legt net als muziek grote nadruk op ritme en melodie. In de nadagen van de traditionele poëzie is zelfs getracht haar ritme in muziekschrift te noteren (zie bijvoorbeeld Sidney Laniers The Science of English Verse (1880)). Minder bekend is dat ook proza een eigen muzikaliteit heeft, waarover vooral in het begin van de vorige eeuw in het Engels veel geschreven is, bijvoorbeeld in History of English Prose Rhythm door A.C. Clark (1912) en George Saintsbury’s Prose Rhythm in English (1913).

Lees verder “Muzikaal proza”

VOC-mentaliteit

Hoongelach viel onze voormalige minister-president uiteraard ten deel, toen hij het woord VOC-mentaliteit in de mond nam. En met recht, want wie wil onze buitenlandpolitiek nu in verband brengen met een van de duisterste episoden uit de vaderlandse geschiedenis? Toch heeft de Gouden Eeuw onze taal en daarmee ons denken in vele opzichten mede gevormd. Eerder schreef ik hier over de Britse filosoof Owen Barfield, die van mening is dat de geschiedenis van een volk in haar taal besloten ligt. In het Nederlands blijkt dit wel het duidelijkst uit de overvloed aan woorden die teruggrijpen op het roemruchte verleden van onze zeevaart.

Lees verder “VOC-mentaliteit”