Over hobbits en azalea’s

Op het vorige week gehouden poëziefestival in Rotterdam werd liefhebbers de kans geboden in het bijzijn van een dichter, een vertaler en andere belangstellenden, een aantal gedichten te vertalen. Nou ben ik niet erg vertrouwd met het onherbergzame landschap der moderne poëzie, maar de mogelijkheid om een aantal van deze  bijeenkomsten bij te wonen wilde ik niet mislopen. Vertalen, en in het bijzonder het vertalen van scheppend, dichterlijk taalgebruik, heb ik altijd de beste manier gevonden om mijn beheersing van bron- en doeltaal bij te schaven.

Lees verder “Over hobbits en azalea’s”

Mierzoet of smaakvol?

Veel van de zinnebeelden die we dagelijks gebruiken ontlenen we aan onze unieke geschiedenis. Talloze uitdrukkingen zijn gevormd tijdens het rijke scheepvaartverleden. Al bouwen we de duinen tot de wolken, ook de zee stroomt immer onze taal binnen. En een debat wordt bij ons in blessuretijd beslist, waar dit elders bijvoorbeeld in de ninth innings zou gebeuren.

Toch is het metaforische vlechtwerk van onze taal niet geheel cultuurgebonden. Zo zullen er weinig landen zijn waar niet met enige regelmaat een maaltijd genuttigd wordt; onlangs viel me op hoe we ook in het Nederlands onze eetgewoontes bij onze taal betrekken.  Woorden ontleend aan de smaak, maar ook aan het opdienen en nuttigen van eten, vormen een onuitputtelijke bron voor metaforen – veelal onbewust gebruikt.

Lees verder “Mierzoet of smaakvol?”

Verloren in vertaling

Poëzie is wat verloren gaat bij het vertalen. Dat was althans de mening van de Amerikaanse dichter Robert Frost (1874-1963). Het is een veelgehoorde opvatting, en niet zonder reden: meer nog dan prozaschrijvers, spelen dichters voortdurend met de ritmes en bijzondere beelden, gedachten, en subtiele associaties van woorden. Wie kan bijvoorbeeld zonder de dreunende, monotone klank van het woord ‘tomorrow’, Macbeths beroemde klacht ‘Tomorrow, and tomorrow, and tomorrow’ vertalen?

Lees verder “Verloren in vertaling”

Het oude hoge pad

Liefde maakt blind: wie heeft de woorden nooit toegeworpen gekregen door een vriend of familielid? Het is een van de grote leugens uit onze taal. Liefde maakt niet blind. Haat maakt blind. Angst maakt blind. Wanhoop maakt blind. Liefde opent juist de ogen. Wie denkt dat een verliefde verblind wordt door een rooskleurige blik op de werkelijkheid, zou de rake woorden van de Britse dichter Thomas Traherne (1637-1674) ter harte kunnen nemen: ‘When we dote upon the perfections and beauties of some one creature, we do not love that too much, but other things too little. Never was anything in this world loved too much.’

Lees verder “Het oude hoge pad”

Aan de overkant

De Engelsman J. A. Russell schreef in 1939 een bijzonder lezenswaardige en geenszins gedateerde verhandeling over de Nederlandse dichtkunst, getiteld Dutch Poetry and English. Voor iemand die onze letteren met liefde en aandacht beziet, een zeldzaamheid onder Britse critici, maakt hij wel een aantal verbluffend verwoestend opmerkingen over het Nederlands. Op de eerste pagina is het meteen raak:

Dutch is definitely a literature of fluctuating inspirations and minor realizations, in no sense greater than the language (about the uncouthness and terrors of which people on this side of the North Sea seem to be altogether of one mind).

De Nederlandse literatuur kenmerkt zich bovenal door onbestendige inspiratie en beperkte prestaties. Zij stijgt nauwelijke uit boven een taal die ons, aan de overzijde van de Noord-Zee, voorkomt als een onbeschaafde, afschrikwekkende gruwel.

Lees verder “Aan de overkant”

Weerlicht

The difference between the almost right word and the right word is like the difference between the lightning-bug and the lightning.

(Het verschil tussen een passend woord en het perfecte woord is als het verschil tussen een flitspaal en de bliksem.)

Zo schreef de geestelijk vader van Huckleberry Finn, Mark Twain (1835-1919), eens in een wegwijzer voor beginnende schrijvers. In Poetic Diction gebruikt de Britse filosoof Owen Bafield (1898-1997) een al even lumineus zinnebeeld voor de beleving van dichterlijke taal. Een esthetische schok, aldus Barfield, licht plotseling op wanneer we voelen dat ons bewustzijn een verandering ondergaat. Als een bliksemflits verlichten ‘perfecte woorden’ de wereld om ons heen, waarna onze belevenissen rijker zijn en minder gefragmenteerd dan voorheen. Barfield voert zijn betoog aan de hand van gedichten door Engelse schrijvers als Shelley en Wordsworth, maar zijn conclusies, mits juist, zouden evengoed voor Nederlandse dichtkunst op moeten gaan.

Lees verder “Weerlicht”

Gekleurd glas

In zijn strijd tegen taalverloedering zal de schrijver gekleurd glas niet aanzien voor een helder venster. Al spreekt rond hem heel de wereld onbedoeld in zinnebeelden, hijzelf houdt zijn ogen wijd geopend voor de stilzwijgende metaforen die onze blik verkleuren.

Zo schreef de Britse kunstcriticus Walter Pater in zijn Essay on Style (1889). Ook meer dan een eeuw later staan de kranten en  boeken nog vol met argeloos gebruikte beeldspraak, en niet alleen in literatuur, maar ook, of juist, in teksten die pretenderen een nuchtere weergave van de werkelijkheid te geven. Gedachteloos worden metaforen doorgegeven die niet alleen ons denken sturen, maar zelfs – zoals Lakoff en Johnson aantoonden in Metaphors We Live By (1980) – ons handelen kunnen bepalen.

Lees verder “Gekleurd glas”

Verdromen

…zo werd ik vanzelf onzichtbaar, een bleke vlek onder de populieren die daar de zomer verdroomde…

In een van de mooiste zinnen uit zijn Caesarion roept Tommy Wieringa een bijna vergeten woord in herinnering. Het dichterlijke verdromen is helaas geworden tot een zeldzame verschijning in het prozaïsche landschap onzer letteren. Toch hebben we sinds het woord in de zeventiende eeuw onze taal binnenzwierf vele dagen en nachten, maanden, jaargetijden, ja zelfs eeuwen verwijld in innige verdroming.

Lees verder “Verdromen”

Valse noot

Lang heb ik gedacht dat het eigenlijk vreemd is om een enkel woord ‘mooi’ of ‘lelijk’ te vinden. Zijn woorden immers niet als muzieknoten die pas betekenis krijgen wanneer ze samengeweven worden tot zinnen en verhalen als tot melodieën en akkoorden? Maar wellicht gaat dit niet altijd op. Alsof de duvel zelf ermee speelde, werd ik onlangs op één dag driemaal geconfronteerd met een woord waarvan ik dacht dat het reeds lang verbannen was naar een afgelegen, verlaten Elba van de Nederlandse taal. Kennelijk echter is deze kleine banneling even sluw en vindingrijk als ooit de Kleine Keizer was.

Lees verder “Valse noot”

Dan nu het nieuws

Om mijn vermoeden te toetsen dat de Nederlandse taal zich bij uitstek voegt naar de cadans van het stafrijm, heb ik vanmorgen eens een eenvoudig experiment gedaan. Naar het voorbeeld van W.H. Audens Age of Anxiety – in het bijzonder de passage die inzet met ‘Now the news. Night-raids on.’ – stelde ik me de opgave om de hoofdpunten uit de ochtendkranten in deze vorm te gieten. Haar dreunende ritme is namelijk, zoals Audens verzen laten zien, bijzonder geschikt voor de bondigheid van nieuwsberichten. Vooral de mogelijkheid om lidwoorden weg te laten en een ‘telegramstijl’ te hanteren, biedt veel handvatten om de krachtige cadans van Oudengelse of Oudnoorse gedichten te benaderen. In combinatie met het gebruik van enkel de tegenwoordige tijd kun je bovendien een verre nagalm opvangen van het soort apocalyptische en visionaire verzen dat in de Völuspá (onderdeel van de Edda) overgeleverd is. Of mijn experiment geslaagd is laat ik aan de lezer over, maar ikzelf zou ‘s morgens de krant graag openslaan ware zij in deze vorm gesteld – al wordt het wereldgebeuren er bepaald niet vrolijker op.

Lees verder “Dan nu het nieuws”

Land-van-de-rijzende-zon

Hoezeer ik ook de taal liefheb die gevormd is langs de weerbarstige Noordzee, soms voel ik toch een onweerstaanbare drang om even te ontsnappen aan deze omheinde uithoek van de Westerse Wereld. Dan denk ik mij graag temidden van neersneeuwende kersenbloesems en overhangende pagoda’s in het land waar – in de woorden van één inwoner – niet het helle licht wordt aanbeden van de vermeende vooruitgang, maar de lange, eerbiedwaardige schaduw van een rijk verleden. Zo kwam ik ertoe mijn eerste stappen te zetten in de wereld van een taal die wellicht niets met de onze van doen heeft – maar toch veel over onszelf kan vertellen.

Lees verder “Land-van-de-rijzende-zon”