De Engelsman J. A. Russell schreef in 1939 een bijzonder lezenswaardige en geenszins gedateerde verhandeling over de Nederlandse dichtkunst, getiteld Dutch Poetry and English. Voor iemand die onze letteren met liefde en aandacht beziet, een zeldzaamheid onder Britse critici, maakt hij wel een aantal verbluffend verwoestend opmerkingen over het Nederlands. Op de eerste pagina is het meteen raak:
Dutch is definitely a literature of fluctuating inspirations and minor realizations, in no sense greater than the language (about the uncouthness and terrors of which people on this side of the North Sea seem to be altogether of one mind).
De Nederlandse literatuur kenmerkt zich bovenal door onbestendige inspiratie en beperkte prestaties. Zij stijgt nauwelijke uit boven een taal die ons, aan de overzijde van de Noord-Zee, voorkomt als een onbeschaafde, afschrikwekkende gruwel.
Lees verder “Aan de overkant”