Voorbij de randen van de wereld

Tijdens het lezen van Tolkiens The Lord of the Rings kwam ik onlangs een uitdrukking tegen waar ik niet overheen kon lezen. Voor wie de boeken kent: ik was Frodo net gevolgd tot de elvenstad Rivendell, alwaar hij betoverd wegdroomt bij de muziek en poëzie van de elven:

Almost it seemed that the words took shape, and visions of far lands and bright things opened out before him; and the firelit hall became like a golden mist above seas of foam that sighed upon the margins of the world.

Lees verder “Voorbij de randen van de wereld”

Over het wilde haf

Overvloedig in zeemansspraak is onze taal. Veel uitdrukkingen die men daags en onbewust gebruikt stammen uit de beste tijd van zeilen en masten en golven. Hoe kan het dan dat onze taal maar anderhalf woord voor ‘zee’ kent? Er is zee en er is meer, welk zijn oude deelbetekenis ‘zee’ thans nagenoeg heeft verloren. Er is uiteraard nog oceaan, maar dat is, hoe mooi een woord het ook mag zijn, niet eigen. En er zijn nog verbindingen als het ruime sop, die flink aan dichterlijkheid hebben ingeboet, voor zover ze die ooit bezaten. Soms wordt de zee nog wel het blauw genoemd, maar zo’n benaming zal altijd een afgeleide blijven.

Lees verder “Over het wilde haf”

Hunkerend naar de derde ster

De voetbalinterviews rond de apotheose van het kampioenschap waren scherpzinnig als altijd. Ditmaal viel vooral de grote creativiteit op waarmee spelers, trainers en journalisten het Amsterdamse verlangen naar de ‘derde ster’ typeerden. De supporters hadden er naar gesnakt (De Boer), zelfs gesmacht (De Jong), en spelers voelden de honger van de stad in hun hart (Vertonghen). Verslaggever Joep Schreuder deed er nog een schepje bovenop: de hele dag beweerde hij dat Amsterdam zeven jaar lang naar deze overwinning had gehunkerd. Zijn woordkeuze werd helaas door niemand overgenomen en viel daardoor enigszins uit de toon – al heeft dat wellicht ook met de geschiedenis van het woord te maken.

Lees verder “Hunkerend naar de derde ster”

Leuke gedichtjes

In een verloren ogenblik hoorde ik onlangs een mij onbekend persoon – vast een Bekende Nederlander – in een praatprogramma vertellen over de ‘leuke gedichtjes’ die hij geschreven had. In gedachten probeerde ik me, overigens zonder veel succes, voor te stellen hoe een Engelse gast dit gezegd zou hebben. ‘Nice little poems’ was mijn beste maar weinig bevredigende gooi: ik geloof niet dat ik dit daadwerkelijk ooit gehoord heb.

Lees verder “Leuke gedichtjes”

De harp en de camera

Ongetwijfeld het invloedrijkste zinnebeeld voor het Romantische in de literatuur is ontleend aan M.H. Abrams’ The Mirror and the Lamp (1953). Waar eerdere schrijvers zich zagen als een spiegel die zo getrouw mogelijk de werkelijkheid reflecteert, aldus Abrams, wilde de Romanticus juist zijn als een lamp, die een nieuw licht op de wereld schijnt. Veel minder bekend, maar minstens zo verhelderend, zijn de metaforen (of symbolen) die Owen Barfield introduceert in zijn essay “The Harp and the Camera” (1977).

Lees verder “De harp en de camera”

Verguisd en vergeten?

Zelfs binnen de grenzen van Academia is hij tegenwoordig zo goed als vergeten, maar eens gonsde zijn naam door de gangen van Oxford en Cambridge waar menig jonge student, ontsnappend aan de strenge blik van zijn hoogleraren, in zijn betoverende versen een glimp opving van een wereld die mijlenver van de preutse moraliteit van het victoriaanse Engeland verwijderd was. Áls Algernon Charles Swinburne (1837-1909) nu nog herinnerd wordt, dan is het vanwege het schokeffect dat zijn anti-christelijke sentimenten en sexuele perversiteiten teweegbrachten in het Engeland van de jaren 1860. Het verschijnen van Poems and Ballads (1866) leverde hem al gauw de bijnamen Swineborne, Swiftburn en Sinburn op, en beroemd is dat dichteres Christina Rossetti de regel ‘The supreme evil, God,’ schrapte uit haar editie van Atalanta in Calydon (1865). Helaas overschaduwt dit eenzijdige beeld van Swinburne de werkelijke en blijvende waarde van zijn poëzie – zijn uitzonderlijke meesterschap van de muziek van traditionele versvormen.

Lees verder “Verguisd en vergeten?”

Een orde dichterlijk

The increased precision of modern English, though it is a great gain for the purposes of matter-of-fact statement, is sometimes the reverse of an advantage for the language of emotion and contemplation.

Zo sprak de Engelse filoloog Henry Bradley, en zo herhaalt de Engelse wijsgeer Owen Barfield hem in zijn boek over dichterlijke spraak, Poetic Diction. Het Engels is te nauw bepaald, bedoelt Bradley. En wat geldt voor het Engels geldt evenwel voor het Nederlands. Het zijn sterk analytische talen, dat wil zeggen dat zij betrekkelijk weinig uitgangen en verbuigingen hebben, en een zeer vaste woordvolgorde. Al doen zij in dezen nog onder voor het Chinees. Vergelijk hiermee de synthetische talen zoals het Latijn en het Grieks en ook het Oudgermaans (waar het Nederlands een telg van is). Zulke talen hebben vaak wel een verkoren woordvolgorde, maar geenszins een vaste; door de verbuiging van de woorden is het duidelijk wie of wat het onderwerp is, en wie of wat het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp.

Lees verder “Een orde dichterlijk”

Een Nederlandse Inkling?

Op deze blog worden als inspiratiebronnen vaak leden van de zogenaamde Inklings genoemd, waaronder J.R.R. Tolkien, C.S. Lewis en Owen Barfield. In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw zetten zij zich gezamenlijk af tegen de toenmalige literaire, filosofische en religieuze opvattingen. Dat een Engelstalig schrijversgezelschap hier als inspiratie dient is vooral te wijten aan het feit dat er, naar mijn weten, in het Nederlandse taalgebied van een vergelijkbare stroming geen sprake is geweest. Toch is er één Nederlandse schrijver wiens leven en werk verrassend veel overeenkomsten vertoont met dat van verschillende Inklings, met name Tolkien en Lewis: Adriaan Roland Holst, de ‘Prins der Nederlandse Dichters’.

Lees verder “Een Nederlandse Inkling?”

Negatief vermogen

Enige tijd geleden ried ik u de film Bright Star (2009) aan, het rijkelijk uitgebeelde verhaal van de liefde tussen de jonge Engelse dichter John Keats en de sierlijke Fanny Brawne. We zien hoe zij hem kort na hun eerste ontmoeting zover krijgt om haar in de dichtkunst te onderwijzen:

Fanny Brawne: I still don’t know how to work out a poem.

John Keats: A poem needs understanding through the senses. The point of diving in a lake is not immediately to swim to the shore, but to be in the lake, to luxuriate in the sensation of water. You do not work the lake out. It is an experience beyond thought. Poetry soothes and emboldens the soul to accept mystery.

Fanny Brawne: I love mystery.

(Hieronder als geluidsfragment te horen, gevolgd door zeer heldere muziek uit de film.)

Lees verder “Negatief vermogen”

Dichterlijke woorden

Enige tijd geleden gaf ik te kennen hoe belangrijk ik het vind dat een taal rijk is aan evenwoorden, oftewel synoniemen. Uiteraard betekenen twee evenwoorden zelden helemaal hetzelfde, in de zin dat ieder woord in betekenis een eigen schakering heeft, hoe fijn ook. De klank van het woord –alsook diens aanblik– is daarbij nooit zonder invloed. Maar het is ook juist in die schakering van betekenis … Lees verder Dichterlijke woorden

Faam

Om mijn groeiende belangstelling voor de Friese taal te verluchten vervolg ik mijn reeks van Friese woorden die ik bijzonder vind. De vorige keer was het tsjoender ‘tovenaar’; deze keer is het faam ‘jonge vrouw, maagd’. Het woord heeft mij stil doen staan bij het dichterlijke genoegen dat taal kan geven. Maar daarover straks meer. Eerst vraag ik uw geduld voor enkele woorden over de … Lees verder Faam

Dichterlijke spraak

Jaren geleden kocht ik een boek dat ik bij mijn eerste leespoging iets te hoog gegrepen vond, namelijk Poetic Diction van de Engelse wijsgeer Owen Barfield. Door mijn gebrek aan leestucht heb ik het niet uitgelezen, waardoor de inhoud mij maar ten dele duidelijk werd. Sinds ik er deze zomer weer in ben gaan lezen begrijp ik het veel beter. En dat is goed, want … Lees verder Dichterlijke spraak